Wereldhandel: het wordt weer ieder voor zich

De auteur is sinds 1990 European Affairs Officer bij een multinational en was voordien actief in de pers en de financiële wereld.

De katoenprijzen hebben de conferentie over de wereldhandel de das omgedaan. Ze vormden in ieder geval de katalysator van het protest tegen de grote industriële blokken die in een verdere afbouw van de invoerrechten en de aanpak van een aantal praktische handelsbelemmeringen heil en voorspoed zagen voor alle landen – en dan vooral voor de ontwikkelingslanden.

Dat was toch de bedoeling toen, na de mislukking van de besprekingen in Seattle eind 1999, de handelsronde werd omgedoopt tot een ontwikkelingsronde. Net omdat er zo veel vragen waren over het voordeel dat de ontwikkelingslanden al dan niet hebben gedaan bij de vorige wereldwijde liberalisering van de handel, zouden Europa, de VS en landen zoals Japan en Australië hun best doen om aan te tonen dat iedereen kan winnen bij meer en betere handelsstromen.

Het grote struikelblok. En daar zijn ze dus niet in geslaagd. Zoals te verwachten was? Misschien wel, maar op sommige gevoelige punten, zoals het goedkoop ter beschikking stellen van geneesmiddelen, was er net voor de start toch een akkoord bereikt. Dit en andere succesjes hadden het pessimisme dat eind juli nog volop de boventoon voerde, omgebogen tot voorzichtig optimisme. Het leek dan toch nog mogelijk om met de meer dan 140 leden van de Wereldhandelsorganisatie bindende afspraken te maken.

Nu blijkt dat het níét kan, vindt Pascal Lamy, de Europese commissaris voor Handel, dat er wat moet worden gedaan aan het beslissingsproces, want het is inderdaad een hopeloze taak om iedereen op dezelfde lijn te krijgen. Dat wist men vooraf en juist nu een aantal minder ontwikkelde landen weten dat ze de onderhandelingen echt kunnen beïnvloeden, zullen ze zeker niet geneigd zijn die positie te laten verwateren.

Zoals door iedereen gevreesd, is landbouw het grote struikelblok geworden. Er werd gezegd dat als Europa, de VS en Australië het eens konden worden over de afbouw van de steun aan hun boeren, het probleem grotendeels opgelost zou zijn. Europa had immers al een opening gemaakt voor de landbouwproducten uit de minst ontwikkelde landen en de grote vooruitgang voor die landen moest eigenlijk komen van regionale handel. Onze markten worden te gesofistikeerd, onze consumenten te veeleisend, onze reglementeringen te ingewikkeld voor de ‘eenvoudige’ producten uit Afrika of Zuid-Amerika.

Hoewel er veel te zeggen valt voor de regionale aanpak, blijkt dat de EU/VS-steun aan de ham, de kaas, het graan en het rund onverteerbaar blijven. Dit keer zorgde de katoenprijs ervoor dat de vooropgestelde toegevingen als totaal onvoldoende van tafel werden geveegd.

Het is ook een vergissing gebleken dat als Europa en Amerika het eens konden worden over de agenda van de besprekingen, de andere landen wel zouden volgen. Het gebrek aan gecoördineerd leiderschap zou immers de oorzaak zijn geweest van de mislukking van de Seattle-ronde. Sindsdien zijn landen zoals Brazilië en India erin geslaagd een aantal minder ontwikkelde landen op hun kant te krijgen en vormen ze blok tegen de vroegere natuurlijke leiders, die een zekere arrogantie wordt verweten.

Dat bleek duidelijk toen de voorstellen werden besproken met betrekking tot investeringen, concurrentiewetgeving, overheidsbestellingen en import- en exportreglementering, de zogenaamde Singapore issues. Het is natuurlijk belangrijk voor buitenlandse ondernemingen dat ze zonder specifieke (en discriminerende) belemmeringen kunnen investeren, dat nationale bedrijven ook onderworpen zijn aan dezelfde regels van mededinging, dat de overheden niet alleen aankopen bij vestigingen van lokale bedrijven en dat goederen en diensten zonder al te veel administratieve procedures kunnen worden ingevoerd of uitgevoerd. Bovendien moet je ook oog hebben voor de vraag naar ruimte voor specifieke maatregelen voor de ontwikkeling van een eigen industrieel weefsel of voor de bezorgdheid dat de eigen bedrijven door de lokale vestigingen van ondernemingen uit de industrielanden, uit de markt zullen worden gedrukt. Het zijn tegelijkertijd – en dat weten we uit eigen ervaring – evenveel drogredenen die alleen maar tot doel hebben om ongezonde bedrijven in leven te houden, de concurrentie te vervalsen en favoritisme te institutionaliseren.

Een maat voor niets. Het resultaat van dit alles is dat de handelsronde in Cancún een maat voor niets is geweest. Hoewel er in december nog een poging zal worden gedaan om de brokken te lijmen, lijkt niemand echt te geloven dat een nieuwe wereldwijde stap in verdere vrijmaking van de wereldhandel nog aan de orde is.

Amerika heeft al laten verstaan de aandacht opnieuw te richten op bilaterale akkoorden. Vooral het Free Trade Agreement of the Americas (FTAA) staat vooraan op de agenda. Europa wil het nog niet meteen opgeven, maar heeft ondertussen toch al duidelijk gemaakt dat de beslissingen van de geschillencommissie van de Wereldhandelsorganisatie ten voordele van Europa nu maar eens snel uitgevoerd moeten worden. Dat is op zich terecht, maar niet meteen van aard om de gesprekken te vergemakkelijken.

En dus wordt het weer ieder voor zich, bescherming zoekend achter hoge invoertarieven, discriminerende en handelsbeperkende maatregelen en subsidieregelingen. De verdere ontwikkeling van de wereldhandel zal dan beperkt blijven tot bilaterale akkoorden, die het voordeel hebben dat beide partijen er hun voordeel in zien.

In Cancun werd gezegd dat de Doha-ronde niet handelde over ‘aid’ maar over ‘trade’. Na Cancún ziet het er meer naar uit dat ‘aid’ zal worden gekoppeld aan ‘trade’. Dat is maatwerk en dus niet voor iedereen gelijk.

Huib Crauwels

Niemand gelooft nog dat er een nieuwe, wereldwijde stap komt in de vrijmaking van de wereldhandel.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content