‘WE MOETEN AF VAN DIE VERKAVELINGSCULTUUR’

“Het Vlaamse innovatielandschap steunt te sterk op stakeholdermanagement”, wijst minister Ingrid Lieten meteen op de achilleshiel van het Vlaams wetenschapsbeleid. “We kunnen wel herhalen dat we keuzes moeten maken, maar in de praktijk is er een gevaar voor versnippering omdat iedere universiteit, elke sectorfederatie of iedere belangengroep zijn prioriteiten gerealiseerd wil zien.”

INGRID LIETEN. “Ik ben volledig akkoord om te maken dat er geen structuren om de structuren blijven bestaan. Als meer evaluatie en die 20 procentregel daarbij helpen, des te beter. We moeten af van die verkavelingscultuur.

“Het eerste rapport-Soete in 2007 stelde dat Vlaanderen te weinig strategische keuzes maakte. En daar hebben we tijdens deze legislatuur proberen aan te verhelpen. In ons langetermijnplan Vlaanderen in Actie (ViA) hebben we met de regering geprobeerd om doorbraken te formuleren. De conceptnota over het Innovatiecentrum Vlaanderen is er daar een van. We zijn vertrokken van de speerpuntclusters die tijdens de vorige legislatuur waren gedefinieerd door de Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie (VRWI). Dat was een eerste verdienstelijke poging om in Vlaanderen over innovatie strategische keuzes te maken. We hebben dat verfijnd door een dimensie toe te voegen die de grote maatschappelijke uitdagingen meeneemt. Denk bijvoorbeeld aan de ouderenzorg. Zo zijn de zes innovatieknooppunten er gekomen. Dat paste ook in de challenge driven innovation die Europa probeert te stimuleren.

“Door ons beleid rond competentiepolen wil in Vlaanderen iedere sectororganisatie zijn competentiepool. We hebben dat beleid vorig jaar geëvalueerd en net als in het rapport aangehaald, bleek dat we te veel de structuren en te weinig de projecten subsidiëren. Structuren hebben dan de neiging om zichzelf te herbevestigen en dat is niet altijd bevorderlijk voor de innovatie zelf. Daarom hebben we het systeem van de lichte structuren ingevoerd. Dat wil zeggen een competentiepool kan nu na een evaluatie opnieuw erkend worden voor een beperkte periode. Ze krijgen daarbij een beperkt werkingsbudget dat we voor iedereen op dezelfde manier aftoppen. De middelen voor onderzoeksprojecten hebben we geparkeerd bij het IWT, zodat die langs de strenge IWT-criteria moeten passeren. Op die manier krijgen we ook een scheiding tussen wie de onderzoeksprojecten bedenkt en wie ze goedkeurt.”

Ondanks alle innovatieprogramma’s vinden kmo’s de weg naar innovatie niet.

LIETEN. “De weg vinden in de talrijke financieringsprogramma’s is niet gemakkelijk. Een kmo hoeft al die kanalen niet te kennen. Je merkt dat kmo’s niet allemaal hetzelfde instrumentarium nodig hebben. Bedrijven die vertrouwd zijn met innovatie, zouden we beter kunnen helpen met accountmanagement bij het IWT. Een tweede groep kmo’s vindt de weg wel, maar gaat nog gebukt onder de administratieve lasten. Daar kan een betere scheiding van front- en backoffice helpen. Maar er is een derde en belangrijke groep kmo’s die we nog moeten overtuigen dat innovatie belangrijk is. Bij hen is er gewoon een cultuurwijziging nodig.”

De kmo’s klagen wel, maar tonen te weinig echte interesse?

LIETEN. “Dat is een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid. Met een verhoging van productiviteit redden we het niet meer. We moeten het geweer van schouder veranderen. En dat is een collectieve verantwoordelijkheid, ook van de werkgeversorganisaties. Het loonkostendebat wordt te vaak gebruikt als excuus om niet te moeten toegeven dat veel kmo’s niet openstaan voor innovatie. Dat is struisvogelpolitiek.”

Het rapport-Soete stelt ook voor om economie en innovatie opnieuw onder te brengen bij één minister. Een goed idee?

LIETEN. “Dat is een interessante suggestie voor de volgende Vlaamse regering. Het organisatiemodel van de Vlaamse overheid loopt volgens beleidsdomeinen. Het is gemakkelijker als er een minister per beleidsdomein is.”

Wat vindt u van de aanbeveling om bij de toekenning van innovatiesteun systematisch samen te werken met Nederlandse instanties?

LIETEN. “Ik vind dat heel positief. De economie is geglobaliseerd, het wetenschappelijk onderzoek is mondiaal. Ook financieringskanalen worden internationaler. Zo is Europa heel sterk bezig met het concentreren van onderzoek. Dat vertaalt zich in specifieke financieringsvormen waar groepen alleen kunnen participeren samen met groepen uit andere regio’s. Vlaanderen moet daar nog een hele stap doen.”

Nederland en Vlaanderen zijn in innovatiebeleid bijna spiegelbeelden. Nederland vertrekt vanuit bedrijven, en Vlaanderen wortelt veel sterker in het fundamenteel onderzoek. Moeten wij veranderen?

LIETEN. “Er zijn inderdaad verschillen. Om te beginnen een ander industrieel landschap in Nederland met enkele grote bedrijven die de innovatie trekken. Maar ik betwijfel of de Nederlandse weg om innovatie veel meer via kortingen op belastingen te stimuleren en minder via subsidie, de goede weg is. Ik denk dat we kmo’s beter met subsidies proberen te overtuigen. Op die manier hoeven ze niet eerst twee jaar voor te financieren alvorens de belastingvoordelen beginnen te spelen.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content