VELE EUROPESE SNELHEDEN ?
De EMU komt er, met problemen
De voorbije weken is duidelijk geworden dat de Economische en Monetaire Unie ( EMU) er komt, en wel op het voorziene tijdstip. De economische prognoses die de Europese Commissie publiceerde vooraleer werd beslist om de eindfase van de EMU in mei 1998 te laten ingaan, hadden veel weg van zegebulletins. Op Griekenland en Frankrijk na, halen alle EU-lidstaten in 1997 de 3 %-begrotingsnorm (de verhouding tussen het begrotingstekort en het bruto binnenlands product bedraagt niet meer dan 3 %). De inflatie is onder controle en de langetermijnrentes zijn naar elkaar toegegroeid. Ook de muntstabiliteit is een feit. Alleen de niet-deelname van het Verenigd Koninkrijk aan het Europees Monetair Stelsel (EMS) II lijkt een probleem te vormen voor een eventuele toetreding tot de EMU. De overheidsschuld blijft. Maar van de landen die nog steeds een buitensporige overheidsschuld hebben (de verhouding tussen schuld en bruto binnenlands product bedraagt meer dan 60 %), kunnen alleen Italië, Oostenrijk en Spanje geen bevredigende evolutie in de richting van de norm voorleggen. De minimus non curat praetor. Reden genoeg voor de Commissie om de Europese convergentie tot een feit uit te roepen.
Toch moet één en ander genuanceerd worden, zowel inzake de economische als politieke convergentie.
1. Economische convergentie houdt meer in dan de drie Maastricht-normen. Andere indicatoren voor de economische fundamentals tonen niet altijd een even rooskleurig plaatje :
De economie zou, volgens de Commissie, in 1998 in Ierland een groei kennen van 8,1 %, tegen 2,5 % in Italië en 2,1 % in Groot-Brittannië. De gemiddelde economische groei in de EU bedraagt evenwel 3 %.
De werkloosheid loopt in 1988 terug tot 3,8 % in Luxemburg, 4,2 % in Oostenrijk, 4,8 % in Nederland en 5,4 % in Denemarken tegen 19,8 % in Spanje en 12,6 % in Finland. De gemiddelde werkloosheid komt daarmee op 10,3 %.
Het bruto-uurloon bedraagt gemiddeld 480 frank : 230 frank in Portugal, 300 frank in Griekenland, tegen 500 frank in Nederland, 550 frank in Duitsland en 580 frank in België.
De belastingdruk in procent van het bruto binnenlands product (BBP) varieert van 51,9 % in Denemarken en Zweden, over 38,2 % in Duitsland tot 27,9 % in Griekenland. Gemiddeld is er een belastingdruk van 41,3 %.
2. In de EMU dragen de lidstaten hun monetaire instrumenten (rentepeil en wisselkoers) over aan de Europese Centrale Bank ( ECB), die een gemeenschappelijk monetair beleid voert voor de hele Unie. Nochtans zijn rentepeil en wisselkoers twee instrumenten waarmee men de economie een bijkomende impuls kan geven (bij laagconjunctuur) of afremmen (als de prijsstabiliteit in gevaar komt). De hogervermelde cijfers tonen aan dat er nog steeds structurele divergenties bestaan tussen de Europese lidstaten. Die zullen zich onvermijdelijk vertalen in verschillende economische prestaties.
3. De politieke convergentie is nog verder af. De meningsverschillen over de uitbreiding van de Unie met daaraan gekoppeld de hervorming van de besluitvorming tonen aan dat de etatistische belangen nog steeds de bovenhand krijgen. De tenoren hebben totaal verschillende drijfveren en economische culturen :
Frankrijk wil geenszins zijn soevereiniteit afstaan aan een federaal Europa, en hoopt via Europa de Duitse economische hegemonie in toom te houden. Duitsland daarentegen tracht via de Unie zijn economische macht politiek te kunnen vertalen. Het Franse model van interventionisme staat daarenboven lijnrecht tegenover het Duitse “Rijnlandmodel”.
4. Op welke basis zal het monetair beleid van de Unie worden gevoerd ? Wordt het afgestemd op de slechtst presterende landen zodat deze economische ademruimte krijgen ? Of zal het gebaseerd zijn op gemiddelde prestaties ? Maandenlang getouwtrek heeft geleid tot een merkwaardig compromis : de Europese Centrale Bank wordt weliswaar onafhankelijk zoals de Duitsers eisen , maar daarnaast komt er een nieuw orgaan dat het economisch beleid zal bespreken vooraleer het op de Ecofin-agenda komt. Een stokpaardje van de Fransen.
Dat Duitsers en Fransen er een tegengestelde Europese politiek op nahouden, heeft alles te maken met de achterliggende bedoelingen van de respectieve landen : Duitsland wil vooral het sterkemuntbeleid veiligstellen, terwijl Frankrijk wil voorkomen opnieuw te worden meegesleept in een deflatoir beleid waaronder zijn economie bezwijkt zonder dat corrigerende instrumenten zijn ingebouwd. De “Frans-Duitse as” lijkt de jongste maanden dan ook veeleer de splijtzwam dan de motor te zijn van de Europese integratie. De kandidatuur van Jean-Claude Trichet voor het voorzitterschap van de Europese Centrale Bank maakt dit op een pijnlijke wijze duidelijk. Terwijl Duitsland, Nederland en de Britse pers nauwelijks hun afkeer van de Franse “zet” kunnen verbergen, bejubelt Le Monde de voordracht, stellend dat “eindelijk duidelijk is gemaakt dat het voorzitterschap in de eerste plaats een politieke beslissing is”. Deze fundamentele tegengestelde visie zal de Unie blijven achtervolgen.
5. De enige veiligheidsklep voor een monetair beleid dat niet is aangepast aan de economische toestand van bepaalde regio’s is de Europese solidariteit, een eufemisme voor budgettaire transfers. Duitsland en Nederland waarschuwden al dat zij niet langer de grootste netto-betalers willen blijven. Toch zal het kiezen worden. De structurele verschillen in de onderliggende economische realiteiten zoals die vandaag bestaan tussen de lidstaten, maken dat elk monetair beleid de facto niet is aangepast aan bepaalde Europese regio’s. Europa zal maar geloofwaardig zijn als het ook voor deze gevallen oplossingen aanreikt. Zelfs met de EMU in zicht blijkt dit meer een verstandshuwelijk te zijn dan een marriage de coeur. Elk huwelijk vergt geven en nemen. Het is best om vooraf alles nuchter af te wegen. Reserveer de vreugdekreten voor op het feest.
PETER MEEUS
Peter Meeus is directeur van de Beurs voor de Diamanthandel, Antwerpen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier