HET LELIJKE EENDJE VAN BELGIË
Brussel is zoals de Rode Duivels: er zit veel in, maar het komt er niet uit. Het stadsgewest kan een hefboom zijn voor onze economie en cultuur, maar dat besef is er nog onvoldoende. Er zullen heilige huisjes moeten sneuvelen. “We hebben een Brusselse minister van Onderwijs nodig.”
Het probleem van Brussel is niet zozeer de hoge werkloosheid, de schoolachterstand of de armoede. Het probleem zijn de vastgeroeste frames, betoogt een groep sociologen, geografen en andere wetenschappers in het boek Wat met Brussel? Een frame is een interpretatiekader, een manier van kijken naar een feit of een situatie. Brussel zit gevangen in frames die haaks op elkaar staan en die conflicten tussen voorvechters en critici in stand houden, aldus de auteurs. Volgens de ene groep wordt Brussel in een Vlaamse wurggreep gehouden, volgens de andere is de stad een uitdijende Franstalige olievlek. De ene vindt dat Brussel ondergefinancierd is, de andere zegt dat het geld toch maar verdwijnt in een bodemloze put van vreemdelingen, steuntrekkers en slecht bestuur.
Er ontbreekt een positief frame dat die groepen verenigt, over hun verschillen heen. Brussel moet weer een stad worden om trots op te zijn. De wereldtentoonstelling Expo 58 moet zowat de laatste huldiging van de Belgische identiteit zijn geweest met Brussel als natuurlijke vlagvoerder. De huidige sociaalpolitieke actoren zijn hopeloos verdeeld en slagen er niet in een nieuw, breed gedragen frame te formuleren, aldus de auteurs van Wat met Brussel? De verbrokkeling verhindert de stad om haar problemen op te lossen en in te spelen op kansen.
Brussel buiten Brussel
Naast de verdeelde politici zijn er de onaangepaste politieke structuren. Het ingewikkelde kluwen van de Brusselse gewestregering, de Vlaamse en Franstalige Gemeenschapscommissies en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie komt voort uit een oud communautair compromis. Het systeem beantwoordt niet meer aan de realiteit — noch maatschappelijk, noch economisch. Brussel is een meertalige samenleving, die voor meer dan de helft bestaat uit mensen van buitenlandse afkomst of die zijn geboren uit ouders met een buitenlandse achtergrond. De Brusselse economische ruimte, goed voor 30 procent van het Belgisch bruto binnenlands product, overvleugelt de formele grenzen van het Brussels Gewest.
Er is dus een Brussel buiten Brussel, aldus de auteurs. De instroom van zowel rijke als arme migranten heeft Brussel getransformeerd tot een kosmopolitische stad. Maar de politieke structuur weerspiegelt die sociale diversiteit niet. Het Brussels Gewest kan ook geen geïntegreerd cultuurbeleid voeren. Cultuur zit versnipperd bij de Vlaamse Gemeenschap, de Franstalige Gemeenschap en de federale overheid, die bijvoorbeeld bevoegd is voor Bozar. Zo kunnen nieuwe culturele initiatieven zich niet bestendigen en ontplooien.
Economisch is er een mismatch. Een groot deel van de economische infrastructuur — bedrijventerreinen, snelwegen en de luchthaven — is verbonden met het stadsgewest, maar ligt buiten de Brusselse bevoegdheidsgrenzen. Gebrek aan samenwerking tussen de overheden in de regio breekt de samenhang. Denk bijvoorbeeld aan de afwijkende geluidsnormen en aan de concurrentie tussen commerciële vastgoedprojecten als Uplace en Neo.
Desindustralisering
Nochtans kan Brussel best wat slagkracht gebruiken. De stad kampt met grote werkloosheid, vooral bij laaggeschoolden (zie kader Zuid-Europa aan de Zenne). Door de desindustrialisering verloren de Brusselse migranten de aansluiting bij de middenklasse, die wegtrok naar de verkavelingen in de Rand. De migranten bleven achter in verpauperende wijken in de binnenstad, de zogenoemde arme sikkel in het noorden en het westen van de stad.
De desindustrialisering ging in Brussel vlugger dan in de rest van het land, blijkt uit een studie van het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse (BISA). In het midden van de jaren tachtig was de verwerkende nijverheid in Brussel nog goed voor ongeveer 65.000 banen, tegenover 22.700 in 2011, of amper 3,3 procent van de totale werkgelegenheid in het gewest. Elk jaar verdween 4,1 procent van de banen in de Brusselse fabrieken, tegenover 1,5 procent in de hele Belgische industrie.
Vandaag drijft de Brusselse economie vooral op diensten, maar vaak gaat het om sectoren die geen laaggeschoolde werknemers kunnen gebruiken. Financiële diensten zorgen voor 18 procent van de toegevoegde waarde in het Brussels Gewest, 12 procentpunt meer dan in heel België, aldus het BISA. Overheidsdiensten en onderwijs nemen 17,2 procent van de toegevoegde waarde voor hun rekening, tegenover 13,5 procent in België. De sterke aanwezigheid van internationale instellingen en hun afgeleiden — zoals diplomatieke vertegenwoordigingen en de talloze lobby’s — vergen een gamma aan gespecialiseerde diensten, zoals vertaalbureaus, juridische en fiscale analyse, informatica en dergelijke meer.
Tweetaligheid versterken
Dat leidt tot een paradox, volgens Christian Vandermotten, Brusselaar en hoogleraar economische geografie aan de Brusselse universiteit ULB. Hij legt de laatste hand aan zijn boek Bruxelles, une lecture de la ville. “De Brusselse economie gedijt goed, beter dan twintig jaar geleden, en met groeivoeten die hoger liggen dan in de rest van België”, zegt Vandermotten. “Maar in België is er geen enkele stad waar de band tussen de economische groei en de stijgende werkgelegenheid zwakker is.”
De stad moet inzetten op sectoren die veel laaggeschoolden aan het werk kunnen zetten, zoals distributie en huishouddiensten, volgens Vandermotten. Beter onderwijs is cruciaal. “Door de dualisering van de Brusselse samenleving is de kwaliteit van de scholen zeer uiteenlopend”, zegt Vandermotten. “Brussel slaat laagterecords.”
Het onderwijs moet ook de tweetaligheid versterken. “Gebrek aan talenkennis is een belangrijke oorzaak van de werkloosheid”, zegt Vandermotten. “We hebben een Brusselse minister van Onderwijs nodig, die de problemen onder handen neemt. En zo kom je uit bij de kwestie van de politieke structuren, die de link met de realiteit hebben verloren.”
De bevoegdheid over het Brusselse onderwijs is opgedeeld tussen de Vlaamse en Franse Gemeenschap. De auteurs van Wat met Brussel? willen het onderwijs omvormen tot een volwaardig bicommunautair project, met drastisch beter taalonderwijs, maar ook met respect voor de taalgrenzen. “In en rond Brussel kan de taalgrens een tweevoudige leverancier van talenkennis worden, een unieke kans waar andere Europese grootsteden niet over beschikken”, schrijven ze.
Territoriumnijd
De Brusselaars moeten op zoek naar samenwerkingsprojecten waar elke partij beter van wordt. Dat herstelt het vertrouwen en doorbreekt de negatieve frames, aldus de auteurs van Wat met Brussel? Het onderwijs is daar een voorbeeld van. Een ander is de Grote Ring rond Brussel. Vandaag is dat een oord van territoriumnijd, waar de stad Brussel, de Vlaamse regering en de federale overheid bikkelen over de inplanting van winkelcentra, een nationaal stadion en andere superprojecten. Maar wie over de bevoegheidshokjes heen kijkt, ziet de Grote Ring als een coherente verbinding van een rist grootstedelijke voorzieningen: drie ziekenhuizen, een luchthaven, een nationaal stadion, tentoonstellingshallen, winkelcentra, een koninklijk domein en een stadsbos. Een toekomstgericht ringproject, met een oplossing voor het fileleed en de inbedding in het openbaar vervoer, lukt maar als alle betrokken besturen de handen in elkaar slaan.
Een samenwerking kan het pad effenen voor aangepaste politieke structuren, stelt Guy Vanhengel (Open Vld), Brussels minister van Begroting en Financiën in de oude en in de nieuwe Brusselse gewestregering, die de komende dagen de eed aflegt. In zijn Brussel Handboek pleit Vanhengel bijvoorbeeld voor de oprichting van een Brussels-Brabant Metropolitan Board of Transport. Daarin zouden de openbarevervoersmaatschappijen — de federale NMBS, het Vlaamse De Lijn, het Brusselse MIVB en het Waalse TEC — hun plannen op elkaar afstemmen en één groot regionaal transportnet uitbouwen, met een uniek tariefsysteem.
Soortgelijke samenwerkingsvormen zijn mogelijk in sociale huisvesting of het aantrekken van buitenlandse investeerders. Vanhengel wijst erop dat de zesde staatshervorming van 2011 voorziet in de oprichting van een Hoofdstedelijke Gemeenschap, precies om overkoepelende projecten mogelijk te maken.
Waterloo
De politiek kan de realiteit van de Brusselse metropool niet langer ontlopen, volgens Vandermotten, al moet er een hartig woordje worden gepraat over de centen. “De armere Brusselse bevolking betaalt belastingen voor de voorzieningen die mee worden gebruikt door de bewoners uit de rijkere Rand. Maar dat aspect is nog niet in de politieke hoofden geraakt. Zeg maar eens aan de burgemeester van Waterloo dat hij moet betalen voor de infrastructuur in Brussel stad.”
Lees ook blz. 90: ‘Ik ben geen slachtoffer’
JOZEF VANGELDER
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier