Het Land van Belofte

Israël is vruchtbare grond voor investeerders op zoek naar briljante ideeën. Silicon Desert, het woestijnequivalent van Silicon Valley, groeide op enkele jaren tijd uit tot een van de belangrijkste hightechcentra in de wereld. Wat maakt een gebied, qua oppervlakte en bevolking de evenknie van Vlaanderen, tot een pionier in hightech?

Tel Aviv, Jeruzalem (Israël).

Achter een deur met een reusachtige Kuifje-poster werken sinds 1995 veertig jonge leeuwen onder leiding van CEO Eyal Gever aan gizmo’s, gadgets die een webpagina moeten opfleuren. Pas enkele dagen geleden heeft Zapa Technologies www.zapa.com gelanceerd, de website waarvan gebruikers de gizmo’s gratis kunnen downloaden.

De gabbers van Zapa Technologies kunnen model staan voor tientallen jonge hightechbedrijfjes in de omgeving van Tel Aviv. Hun zorg is het ontwikkelen van een technologie, denken aan inkomsten komt later. Ze hopen op een Mirabilis-scenario. Vier jonge snaken legden hun spaarcentjes samen en startten Mirabilis, ontwikkelaar van ICQ (I seek you – een module die uitvlooit of je virtuele vrienden ingelogd zijn op het Internet). Ze verpatsten het bedrijfje achttien maanden na zijn oprichting voor 400 miljoen dollar aan America OnLine.

Mirabilis is vandaag niet meer de duurst verkochte Israëlische hightechonderneming aller tijden, maar het blijft de halve Israëlische economie aan het dromen zetten. Sinds enkele jaren schieten de kleine hightechbedrijfjes als paddestoelen uit de grond. Het ministerie van Industrie en Handel telde in 1998 1300 nieuwe starters, bovenop de tweeduizend bestaande hightechbedrijven. Tachtig procent is minder dan tien jaar oud. Alleen de VS, met vijftig keer meer inwoners, doet beter. De helft van Israëls totale export en ruim een kwart van zijn tewerkstelling was, volgens cijfers uit 1997, hightech-gerelateerd.

Ook multinationals geloven in de technologieboom in het Midden-Oosten. Onder andere Motorola, Siemens, Hewlett Packard, IBM, Intel en Microsoft hebben belangrijke bedrijfseenheden in Israël. Maar het indrukwekkendst is het succes van jonge, Israëlische ondernemingen. Enkel Silicon Valley en Boston trekken meer risicokapitaal aan, alleen de VS en Canada halen meer geld op via Nasdaq, de Amerikaanse groeibeurs. “Het succes van Israëls hightech,” zegt voorzitter Eliezer Manor van de Israel Venture Association, “is het gevolg van de ideale combinatie van kennis en ondernemerschap, gekoppeld aan kiem- en durfkapitaal. Dat duwt de deur naar de publieke kapitaalmarkten open.”

Met dank aan de vijanden

Israël, tot in de jaren zeventig een landbouwersnatie met acuut watertekort, blijkt vruchtbare grond voor vooruitstrevende technologie. Paradoxaal genoeg strijkt Israël daarmee de dividenden op van jarenlange vijandigheid tegenover het land. Die leidde in de jaren zeventig tot de uitbouw van een leger, uitgerust met de nieuwste technologische snufjes, geleverd door staatsbedrijven als Elron en Tadiran. Tot de Israëlische overheid in vrede begon te geloven en de defensiebedrijven aanraadde om zich te herpositioneren naar hightech. Een route die ook San Francisco’s Silicon Valley bewandelde in de jaren zeventig.

Afgestudeerden van gereputeerde Is raëlische universiteiten als het Weizmann Institute of Technion University, gewapend met ontwikkelingservaring uit een legerdienst van drie jaar, stroomden door naar het bedrijfsleven. “Het leger verloste ons van de angst om ons eigen bedrijf op te starten,” vertelde Eli Mintz, stichter van CompuGen, een succesvol Israëlisch ontwerper van software voor DNA-analyses, aan Newsweek. Martin Becker, voorzitter en CEO van XTL, een jong biotechbedrijf, vult aan: “Multinationals bleven hier weg om politieke redenen. Om te overleven in dit land zonder natuurlijke rijkdommen moesten mensen wel hun eigen bedrijfjes opstarten.”

In Vlaanderen

is de keuze minder eenduidig. Zegt directeur Roger De Keersmaeker van Flanders Foreign Investment Office: “Vlaanderen moet het belang van hightech afwegen tegen de voordelen van de traditionele industrie. Israël kan een veel agressiever beleid pro-hightech voeren.” Bovendien heeft het land, in tegenstelling tot Vlaanderen, een overvloed aan goed opgeleide mensen: per tienduizend werknemers heeft Israël volgens zijn ministerie van Handel en Industrie 135 ingenieurs of wetenschappers, bijna twee keer zoveel als in de Verenigde Staten of Japan, zeven keer zoveel als in Singapore of Zuid-Korea. Voor Vlaanderen bestaan deze cijfers (natuurlijk) niet. Maar Vlaanderen worstelt al jaren met een tekort aan technici en ingenieurs. De werkgeversorganisatie Fabrimetal heeft voor zijn sectoren (metaalverwerking en elektronica) vierduizend nieuwe ingenieurs per jaar nodig, terwijl er maar drieduizend afstuderen.

Een massale volksverhuizing naar Israël van naar schatting een miljoen Russische joden, vaak academici – 55% heeft meer dan dertien jaar opleiding achter de rug, minstens 60.000 zijn ingenieur, 25.000 dokter of verpleegster en 9000 wetenschapper – maakte de overvloed in Israël nog groter.

De kracht van geld

“Israëls geïsoleerde positie in het Midden-Oosten maakte elke export van industriële productie peperduur,” zegt Dani Wassner van het Investment Promotion Center. “Groeien kon alleen in een sector die zijn producten zonder extra kost over het Internet de wereld rond kon sturen.” Reinhilde Veugelers, hoogleraar aan het departement toegepaste economie van de KU Leuven, beaamt: “Israël boekt successen in sectoren die geen zware productie-investeringen vergen en die een grote flexibiliteit verzekeren. Door de politieke instabiliteit van de regio is dat van levensbelang.”

De Israëlische overheid investeert daarom fors in onderzoek en ontwikkeling (O&O). Het budget van het Office of the Chief Scientist (OCS), het orgaan dat zich over jonge groeibedrijven ontfermt, steeg in 1998 naar een half miljard dollar – bijna 19 miljard frank. Vlaanderen benadert dat bedrag – totale investering in O&O: 1,8% van het BRP (bruto regionaal product) of 17 miljard frank – maar de Vlaamse overheid verrekent in dat bedrag ook de privé-investeringen, de kredieten aan de universiteiten en de federale gelden die naar Vlaanderen vloeien. Vlaanderen hinkt trouwens achter op Duitsland, Frankrijk en Nederland, die 2,25% van hun BNP in innovatiebeleid investeren. “Om op hun niveau te geraken, is er een jaarlijkse stijging van het budget nodig met minstens 2,8 miljard frank,” zegt Wilson De Pril, directeur-generaal van Fabrimetal Vlaanderen. Minister-president Luc Vandenbrande (CVP) heeft twee miljard per jaar beloofd.

Toch liggen de pijnpunten voor innovatie in Vlaanderen niet zozeer in een tekort aan directe overheidssteun. “We missen vooral de ondernemersgeest, we hebben ook een tekort aan langetermijnvorming van technisch hooggeschoolden en een dringende nood aan spraakmakende clusters. Flanders Language Valley en Leuven Inc. zijn daarvoor nog te pril,” zegt Reinhilde Veugelers.

Daarom is de kloof

met Israël behoorlijk groot. Bedrijven kunnen daar voor innoverende projecten tot de helft van hun O&O-kosten terugvorderen. Bovendien staan privé-investeerders, vooral uit de VS, in de rij om in beginnende bedrijfjes te investeren. Gelokt door de successen van het verleden. De overheid heeft ook flink geholpen om de initiële angst van investeerders te overwinnen. Tot 1991 was Israël braakland voor investeerders. Toen creëerde de overheid Yozma, een koepel van tien durfkapitaalfondsen waarin Israël acht miljoen dollar stortte voor elke twaalf miljoen die de privé-sector erin pompte. Na zes jaar kochten privé-investeerders de overheid uit bij het Israëlische equivalent van de Investeringsmaatschappij Vlaanderen (GIMV). Yozma was een katalysator voor Israëls hightechsuccessen en deed een levendige kapitaalmarkt ontkiemen.

Ook de circa veertig Belgische durfkapitaalfondsen worden groter en beter gefocust (zie ook blz. 38). Volgens cijfers van de European Venture Capital Association zijn de investeringen in Belgische hightech gestegen naar 7,7 miljard – een cijfer dat alle investeringen in communicatie, computer, elektronica, biotech en de medische sector omvat. ” Telenet en Mobistar liggen aan de basis van die forse stijging,” relativeert Sophie Manigart, hoofddocent aan de Vlerick School en de afdeling bedrijfsfinanciering van de Universiteit Gent. “Het blijft opvallend hoe driekwart van dat geld in expansie geïnvesteerd wordt. Financiële steun aan prototypes of ontluikende ideeën is nog niet aan Vlamingen besteed,” voegt Geert Veldeman, economist op de KBC-studiedienst, eraan toe. Bovendien wordt durfkapitaal in Vlaanderen gefnuikt, nu een KB van 20 maart de pensioenfondsen – de wereldwijd beproefde kapitaalverstrekkers van risico-ondernemingen – verbiedt meer dan 10% van hun kapitaal in niet-beursgenoteerde ondernemingen te injecteren. Voorheen was dat 30%.

Honderd durfkapitaalfondsen,

geheel geschoeid op Amerikaanse leest, kleuren het Israëlische ondernemingsleven. Het zijn gesloten fondsen die na acht tot tien jaar een rendement beloven van 1000%. In 1998 pompten die fondsen volgens PricewaterhouseCoopers 567 miljoen dollar in Israëlische bedrijven, 70% méér dan in 1997. Dan Kaufmann van de Industry Development Policy Group aan het Jerusalem Institute, schat dat er in totaal twee miljard dollar formeel en evenveel informeel durfkapitaal in zijn land ronddoolt. Israel Venture Association (IVA) raamt het totale bedrag op drie miljard dollar. “En hoe meer geld er is, hoe meer ondernemingen er slagen, naar de beurs trekken of verkocht worden en hoe groter het rendement voor de investeerder, die weer nieuw geld binnenbrengt,” zegt Eliezer Manor van IVA. Hij voorspelt nog schitterende tijden voor de Israëlische wereld van het durfkapitaal.

Intussen zijn ook de beurzen de hype gevolgd. De beurskapitalisatie van de honderd Israëlische hightechbedrijven op Nasdaq – 5,4 miljard dollar op 31 december 1998 – overstijgt nu al de totale waarde in openbare aandelen van de 700 bedrijven op de Beurs van Tel Aviv. “Vlaanderen heeft de afwezigheid van een lokale kapitaalmarkt altijd afgeschilderd als een belangrijk nadeel in zijn economische ontwikkeling. Maar Israël heeft dat probleem in een handomdraai overwonnen,” merkt Sophie Manigart van Vlerick School op. Vandaag zijn er 130 Israëlische bedrijven genoteerd op Europese ( Euro.NM) en vooral Amerikaanse beurzen ( Nasdaq). In 1997 en 1998 haalden twintig Israëlische bedrijven 900 miljoen dollar op via Nasdaq. En stilaan lonkt Israëls hightechsector ook naar de lokale Europese kapitaalmarkt. SuperCom, een Israëlische producent van beveiligde pasjes (zie kader Kruisbestuiving), kondigde vorige donderdag aan dat het via Easdaq 30 miljoen dollar wil ophalen bij Belgische beleggers en Europese institutionelen. De verschillende nieuwe markten zouden een viertal dossiers van Israëlische bedrijven in de schuif hebben liggen.

De kracht van een idee

Opvallend in zijn hightechbeleid zijn de inspanningen die Israël levert om van een briljant idee een succesvol product te maken. Daarvoor richtte het OCS de incubators op, een soort onafhankelijke bedrijvencentra voor maximaal een dozijn beginnende ondernemers die een innoverend, exportgericht en in potentie commercieel product kunnen voorstellen in een pril stadium van zijn ontwikkeling (zie kader Een huis vol ideeën). Er bestaan momenteel 28 incubators.

Van ver lijken ze op Vlaanderens researchparken en incubatorprojecten (zie ook blz. 42), maar Israël beperkt zich niet tot het ter beschikking stellen van goedkope grond, gebouwen en een secretariaat. Incubatorbedrijven krijgen een beurs voor twee jaar – maximaal 300.000 dollar, terug te betalen in royalty’s van 3 tot 5% als de investeerders toestromen. “We zijn dus geen filantropen, maar ontwikkelen een nieuwe generatie zakenmensen,” bezweert directeur Schmuel Yerushalmi, directeur van de Incubator for Technological Enterpreneurship (ITEK), die naast de administratieve ook commerciële en managementtaken voor de startende bedrijfjes vervult. “Oorspronkelijk moesten de incubatoren de geïmmigreerde Russische academici opvangen,” bekent Rina Pridor, verantwoordelijk voor het programma binnen het OCS. Vandaag heeft één op twee incubator-ondernemers de Israëlische nationaliteit.

De verplichtingen die bij het programma horen, hebben velen afgeschrikt. Incubatorbedrijven moeten de unieke onderdelen van hun technologie in Israël produceren en mogen de technologie niet verkopen. Bovendien krijgt de Israëlische overheid – via de incubator – één vijfde van de aandelen in het jonge bedrijf. Ook is niet iedereen even overtuigd van het succes van het programma. De Israëlische zakenkrant Globes becijferde vorig jaar dat “van de 610 starters waarin Israël inmiddels vijf miljard frank investeerde, 40% nog altijd geen externe investeerder gevonden heeft en dat zeven van de tien bedrijven er nog niet in slaagde om de overheid terug te betalen.” Volodia Voronel, ex-stafmedewerker van de minister van Handel en Industrie, noemt het verspilling: “De regering gooit geld over de balk. Trouwens, alle absolute hightechtoppers zijn gegroeid uit privé-kapitaal.”

Het OCS predikt geduld. “Voor een succesvolle lancering op de kapitaalmarkten zijn de meeste bedrijven nog te jong,” vindt Rina Pridor. “280 miljoen dollar privé-kapitaal hebben de incubators inmiddels gegenereerd, waarvan 215 uit durfkapitaalfondsen en 65 uit verkoop.” Maar Yerushalmi waarschuwt: “We moeten de ambities temperen. Er kan niet uit elk incubatorbedrijfje een Microsoft groeien.”

FRANK DEMETS

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content