HET JURIDISCH KADER

Het Belgisch recht

is vastbesloten gelijke tred te houden met de technologische ontwikkeling. Een regelrechte oorlog rond de goedkeuring van programma’s en systemen voor cryptocodering en -beveiliging, zoals die in de Verenigde Staten en in mindere mate in Frankrijk woedt, is ons gelukkig vreemd. De uitvoer en het gebruik van dergelijke systemen is hier onderhevig aan een strenge reglementering. “Op dit ogenblik ligt een wetsvoorstel ter studie dat cryptocodering zou toelaten,” vertelt Mirelle Antoine, onderzoekster bij het Centre de Recherche Informatique et Droit (CRID), het onderzoekscentrum rond informatica en recht van de Facultés Universitaires Notre Dame de la Paix in Namen.

In feite wordt cryptocodering in de praktijk reeds gedoogd. De bestaande wetgeving verplicht de netwerk operators er weliswaar toe erop toe te zien dat hun netwerken “beluisterbaar” blijven (zo stelt het de wet van 21 maart 1991), zodat gerechtelijk toezicht en onderzoek mogelijk blijven. Dezelfde wetgeving machtigt ook het BIPT, dat instaat voor de goedkeuring van post- en telecommunicatie-apparatuur, om terminals van de markt te halen die de gegevens in een geheime cijfercode inpakken. Toch blijkt het in de praktijk onmogelijk om deze bepalingen hard te maken : de publieke opinie lijkt eerder bereid om cryptocodering gewoon vrij te laten.

Voor wat de elektronische handtekening betreft, heeft de regering op 31 maart jongstleden haar voornemen bekendgemaakt om een wet in te dienen die de bewijskracht van de elektronische handtekening zou moeten erkennen. Op dit ogenblik moet voor contracten en transacties van meer dan 15.000 frank een schriftelijk stuk voorhanden zijn. Een overeenkomst kan echter ook de bepaling bevatten dat een elektronisch bewijs door beide partijen erkend wordt. Men lijkt het erover eens dat een algemene juridische erkenning van de elektronische handtekening handiger en praktischer zou zijn. De moeilijkheid zit hem echter in de juiste definitie van de handtekening. De wetgeving die op dit moment in voorbereiding is, lijkt de voorkeur te willen geven aan het behoud van de handtekenfunctie in de elektronische formule. “Dat houdt in dat niet alleen de auteur geïdentificeerd moet kunnen worden, maar ook het feit dat de handtekening op een welbepaald (elektronisch) document geplaatst werd en dat de integriteit van de inhoud van het document gewaarborgd wordt,” legt Etienne Davio uit, de onderzoeker die bij CRID dit dossier volgt.

Voor de grensoverschrijdende elektronische handel liggen de zaken iets gevoeliger. “Er zijn tal van sites die niet beantwoorden aan de Belgische wetgeving ter zake,” merkt Yves Poullet, voorzitter van het CRID, op. “Al was het maar omdat de prijzen niet eens in Belgische frank zijn vermeld.” Binnenkort zou echter een behoorlijke juridische basis beschikbaar worden, naar aanleiding van een recente richtlijn over televerkoop, die op dit ogenblik wordt aangepast aan de verschillende nationale wetgevingen. “De richtlijn voorziet onder andere de mogelijkheid om eventuele geschillen langs een andere dan gerechtelijke weg te regelen.” Waarom niet meteen een elektronische arbitrage, nu we toch bezig zijn ?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content