GRIJZE EMINENTIE

Macht en machteloosheid

Op het eerste gezicht heeft Manu Ruys de operatie Maurits Coppieters slechts terloops “op de korrel” genomen in de aldus genoemde rubriek van De Standaard. Hij had het wel over de Volksunie, de partij waarvan Coppieters nog steeds de grijze eminentie genoemd wordt maar veeleer met een lange historische terugblik op wat zij twintig jaar geleden was, voor ze “vervluchtigde tot de schim van de oude partij” doordat zij “ten slotte toegaf aan de verleiding van de macht.” Dit verhaal van het Egmontpact is volgens Ruys “een ander verhaal”, dat men echter van hem nog verwacht omdat hij het van dichtbij heeft gevolgd.

Van de drie dozijn “kamerleden en senatoren” (zo luidde vroeger zijn wekelijkse kroniek) die de VU op haar hoogtepunt telde, noemt Manu Ruys dertien namen. Daaronder uiteraard de stichter Frans van der Elst (ongetwijfeld ook een grijze eminentie, maar dan een stilzwijgende), Hugo Schiltz (wiens naam gewoonlijk voorzien wordt van de titel “boegbeeld” van de VU of meer algemeen van het Vlaams nationalisme) en ook, nog steeds volop in de actualiteit, Maurits Coppieters. Het aantreffen van mijn eigen naam op het lijstje brengt mij tot een eenvoudige vaststelling : van de dertien was ik, samen met Wim Jorissen, de enige die zich tegen het Egmontpact verzette (Jorissen bleef in de Volksunie en overleed niet zoveel later).

TOEKOMSTGERICHT.

Het gaat echter over veel meer dan over het weerstaan aan de verleiding van de macht, wat een moraliserende benadering is. Politiek is vooral publieke omgang met macht of met machteloosheid, en die blijkt dus uit het verleden zelf. Een veteraan uit de politiek (zij het intermittent) zoals ikzelf of zoals Maurits Coppieters, die amper vijf jaar jonger is dan ik, kan zijn beschouwingen laten beginnen in het verleden.

Zo niet echter Coppieters. Hij is niet alleen ethisch, maar vooral toekomstgericht. Hij poogt, en ik citeer nogmaals Manu Ruys, “een politiek debat aan te zwengelen over de Vlaamse maatschappij van morgen.” Ik heb hem overigens nooit anders weten doen, maar het verbaast mij dat hij het blijft doen, en wel met dezelfde ideeën en zelfs met dezelfde woordenschat.

Bij hem geen confrontatie maar wel een dialoog, geen combinaties maar wel bundelingen, uiteraard geen veranderingen die geen vernieuwingen zijn. Nog algemener worden de macht en de machten kracht en krachten genoemd (althans wanneer ze aan de goede kant staan) ; zij nemen hun posities in als “krachtlijnen” en voor wie dit reeds te duidelijk of te krachtig zou vinden, zijn dat niet eens meer dan “krijtlijnen”.

Men wordt alleen uitgenodigd om kennis te nemen van deze bescheiden blauwdruk van een gedachtengoed. Er is wel een wegwijzer, juist reeds in het woordgebruik. Wie zou niet kiezen voor “radicaal schoon progressief”, en tegen “extremistisch rechts” ? Coppieters loopt geen gevaar, volgens de pittige uitdrukking die ik onlangs op een Amerikaans politicus hoorde toepassen, om zich “rechts van zichzelf” op te stellen veeleer links van zichzelf, of meer Coppieters dan Coppieters.

VERGELIJKINGEN.

Grijze eminenties opereren achter de schermen van de macht, maar men heeft ongelijk nu de vraag te stellen welke macht achter de schermen van deze grijze eminentie opereert. Misschien is het doodgewone antwoord : niemand. En nog algemener is de doodgewone vaststelling : er gebeurt niets. De operatie leidt tot niets, tenzij ze nuttige vergelijkingspunten oplevert met het gekende publieke politieke verleden waarin wél iets gebeurde.

Ik zie er drie.

De eerste vergelijking vindt men ook bij Manu Ruys terug. Meer dan ooit ben ik onder de indruk van de merkwaardige politieke prestatie die de stichters van de Volksunie dertig jaar geleden hebben geleverd in het moeizaam en vasthoudend (soms ook knoeiend, tot daar toe) overwinnen van inertiekrachten en van demoralisatie. Tot aan het Egmontpact waren zij goed op weg om het Belgische politieke landschap te veranderen.

Dit eerste voorbeeld zullen mijn lezers wel van mij verwacht hebben, maar het tweede minder. Ik heb nooit ook maar de minste affiniteit gehad met de Groenen. Wat ik met hen gemeen heb, ligt zo diep dat slechts een uitzonderlijke Groene het ooit heeft vastgesteld. Hun wijze van doen ligt mij niet maar toch ben ik ook onder de indruk van hun prestatie, een echte politieke, dit wil zeggen het tegengaan van tegenkrachten.

De derde en meest recente prestatie heb ik althans van in de aanvang bemerkt en overigens publiek erkend. Guy Verhofstadt schreef ook boeken, maar als politicus moest hij in de eerste plaats greep krijgen op de werkelijkheid, en namelijk de meest nabijgelegen : die van de partij waarvan hij voorzitter was. Hij deed dit niet achter de schermen, maar publiek en openbaar ; de openbaarheid is immers de voornaamste eigenschap (misschien de enige) van het politieke gedoe.

Er bestaan dus voorbeelden van politieke ernst. Evenmin als de groeiende politieke corruptie, mag de luidruchtige woordenkramerij iemand ervan weerhouden deel te nemen aan de publieke omgang met macht of met machteloosheid. Dit is namelijk een ernstige bezigheid, die toch iemand moet doen en waaraan liefst velen zich moeten begeven.

LODE CLAES

Lode Claes is voorzitter van de redactie-adviesraad.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content