Een portie tweespalt
Nu de dioxinecommissie haar eindrapport heeft voorgesteld, kan eindelijk werk worden gemaakt van de uitwerking van het Federale Agentschap voor Voedselveiligheid. Is de Amerikaanse Food & Drug Administration een goed rolmodel?
Washington DC (VS).
In de hoofden van Amerikaanse officials is er geen twijfel mogelijk: het Europese model voor de controle van voedselveiligheid kan niet tippen aan het Amerikaanse systeem. Ze verwijten hun Europese collega’s een gebrek aan wetenschappelijkheid. In hun visie zijn Europese autoriteiten zoals het Europees Veterinair Comité politieke instrumenten om de import van bijvoorbeeld Amerikaans hormonenvlees op basis van bedenkelijke argumenten tegen te houden.
Toen Romano Prodi, voorzitter van de Europese Commissie, in september 1999 voorstelde een Europees Agentschap voor de Voedselveiligheid op te richten verwees hij daarom expliciet naar de Amerikaanse Food and Drug Administration als rolmodel. Ook voormaligdioxinecrisimanager Fred Chaffart noemde onlangs de FDA als het te volgen voorbeeld.
Op het kabinet van minister voor Volksgezondheid Magda Aelvoet (Agalev) daarentegen ziet men dat anders. “Wij willen vermijden dat op het terrein verschillende controlediensten naast elkaar opereren. In de VS is niet altijd duidelijk wie wat moet controleren,” aldus kabinetsmedewerker Paul Coosemans. De FDA blijft inderdaad ver verwijderd van de bijna mythische perfectie die er vaak aan wordt toegeschreven. Sterker nog: in de VS is er vandaag geen centraal voedselagentschap. De FDA en de Food Safety and Inspection Service ( FSIS) verdelen de bevoegdheden.
Dat deze aanpak niet waterdicht is, blijkt uit een recente studie van het Center for Disease Control. Die schat in de VS het aantal jaarlijkse sterfgevallen als gevolg van een foodborne illness op 5000. Daarnaast liepen nog eens 76 miljoen Amerikanen een voedselvergiftiging op met minder dramatische afloop.
De FDA, opgericht in 1930, hangt af van het ministerie van Volksgezondheid, maar profileert zich als een onafhankelijk agentschap. Met kritische blik – jaarlijks bestempelt de FDA 3000 producten als ongeschikt voor de consumptie – houdt het agentschap de veiligheid van de Amerikaanse consument in de gaten wat betreft medicijnen en voedingswaren.
Toch valt niet elk voedselproduct onder haar bevoegdheid. Om onder het toezicht van FDA te vallen, moeten de producten eerst van de ene naar de andere Amerikaanse staat worden getransporteerd of als internationaal exportproduct door het leven gaan. Zolang producten binnen één Amerikaanse staat vallen, blijven ze ook afhangen van de autoriteiten in die ene staat.
Bovendien trekt
inzake voedselveiligheid ook het US Department of Agriculture ( USDA) een deel van het laken naar zich toe. Dat gebeurt via zijn eigen inspectiedienst FSIS. Die concentreert zich op de controle van vlees en gevogelte. FSIS heeft in 1998 de principes van het Hazard Analysis and Critical Control Point ( HACCP) ingevoerd in de voedselketen. Deze aanpak legt meer verantwoordelijkheid bij de producent, die moet werken conform de USDA-bijbel. Op basis daarvan krijgt het bedrijf een vergunning om zijn producten te verhandelen. Deze aanpak is volgens FSIS efficiënter omdat het huidige personeelsbestand van 9000 medewerkers niet toelaat om met steekproeven voedselveiligheid te garanderen. FSIS kan de vergunning om te produceren opschorten, producten terugroepen en juridische actie ondernemen.
Zolang een ei in zijn schelp zit, valt het onder de controle van de FDA. Wanneer het wordt verwerkt, is het ministerie van Landbouw verantwoordelijk. Een onverpakt belegd broodje controleert Landbouw, als het in een gesloten verpakking zit, komt de FDA kijken. Verwarrend en incoherent? Daarom stelde de Amerikaanse senaat voor om de competenties van beide departementen samen te voegen in één centraal agentschap voor voedselcontrole. Maar het verzet is groot.
“De huidige verdeling tussen FDA en FSIS is historisch gegroeid,” reageert John Prucha, verantwoordelijk voor het internationale beleid van USDA. “Maar het werkt. Ik geloof niet dat het daarom raadzaam is deze verdeling op te breken.”
Officieel bestaat er een naadloze samenwerking tussen beide administraties, die overigens volgens de officiële versie regelmatig samenkomen om de coherentie te bevorderen. Carol Tucker Foreman, van de consumentenorganisatie Consumer Federation of America ( CFA) en voormalig topambtenaar bij FSIS, ziet dat anders. “De competitie tussen beide agentschappen veroorzaakt reële problemen. FDA beschuldigt het ministerie van Landbouw zijn acties niet te baseren op wetenschappelijke onderzoeksmethoden. Volgens FSIS evenwel is het personeel van FDA bang en nerveus om uitsluitend als ‘medisch’ agentschap te worden bestempeld.”
Een recent rapport
van de Amerikaanse senaat bevestigt deze ongezonde concurrentie en ziet inconsistenties in de aanpak. “Deze verschillen zouden de inspanningen die worden geleverd om de veiligheid van de voedselketen te verzekeren, kunnen ondermijnen,” zo stelt het rapport.
Aanleiding voor het rapport was een bactieriële besmetting van hamburgers. Enkele jaren geleden stierven daardoor vier kinderen, terwijl 300 andere er blijvende letsels aan overhielden. De FSIS zette ondertussen een modernisering van zijn structuur op poten die minder oog heeft voor de belangen van de industrie en meer voor de voedselveiligheid. Ook de FDA – die zich meer op de medische sector had geconcentreerd – schreef voedselveiligheid opnieuw in haar programma als prioriteit.
Toch is er nog steeds geen centraal agentschap in de VS. “Ik ben voorstander van een dergelijke formule,” zegt Carol Tucker Foreman. “Maar het project lijkt ondertussen al begraven. Alleen een nieuwe voedselcrisis zou het dossier opnieuw kunnen openbreken.”
Patrick Wilson van de FDA reageert: “USDA en FDA werken goed samen. Op papier is een centraal agentschap misschien te verkiezen, maar in werkelijkheid is het geen goede formule. Het personeel zou minder beschikbaar zijn en we dreigen onze constructieve relatie met de industrie op het spel te zetten. Bovendien hebben beide agentschappen in hun respectieve domeinen een rijke expertise opgebouwd. Eén centraal agentschap brengt deze opgebouwde knowhow in gevaar.”
Een Amerikaans rolmodel is volgens waarnemers overigens niet letterlijk te vertalen naar Europa. Amerikaanse consumenten hebben vertrouwen in de FDA en FSIS. Europese consumenten staan blijkbaar negatiever tegenover hun autoriteiten. Daaraan zijn recente voedselschandalen niet vreemd.
Fundamenteel verschillen de Europese en Amerikaanse aanpak van elkaar. “Amerikanen concentreren zich in hoofdzaak op de kwaliteit van het finale product. In Europa beschouwen we juist de productiemethode als achilleshiel,” aldus een Europese waarnemer in Washington. “De controles van de FSIS bijvoorbeeld beginnen pas in het slachthuis, omdat FSIS niet de bevoegdheid heeft om te kijken hoe de dieren in de boerderij worden vetgemest. En wanneer er een besmetting wordt vastgesteld, gebeurt de decontaminatie later in de voedselketen. Zo garanderen de Amerikaanse autoriteiten de veiligheid van het eindproduct door bijvoorbeeld kippen in een chloorbad te stoppen. In Europa slaat voedselveiligheid meer op de garantie van het hele productieproces.”
roeland byl nathalie van ypersele
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier