De fiscale troeven van Luxemburg

Fiscale paradijzen zoals Zwitserland en Luxemburg staan onder zware internationale druk om hun financiële achterpoortjes te sluiten. Maar dat betekent niet dat ze hun aantrekkingskracht volledig verliezen. Een overzicht van de bekende én minder bekende fiscale troeven van Luxemburg.

Op 3 juni 2003 werd de Europese richtlijn over belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling uitgevaardigd. Die beruchte richtlijn voor niet-ingezetenen voorziet in de uitwisseling van fiscale inlichtingen tussen de lidstaten. Maar tegelijkertijd laat ze tijdelijke uitzonderingsmaatregelen voor Oostenrijk, België en Luxemburg toe. Die drie landen zullen een bronheffing van eerst 15 %, dan 20 % en uiteindelijk 35 % invoeren. Eind juni werd het besluit genomen om de toepassing van de richtlijn te laten ingaan vanaf 1 juli 2005. Maar Zwitserland kan daar nog een stokje voor steken. Het Alpenland organiseert eerst nog een referendum waarin het akkoord met Europa kan worden verworpen. Het aftellen is dus nog niet voorbij.

Wat de uitkomst van het referendum ook zal zijn, zeker is dat de normen en zeden in fiscale paradijzen grondig veranderen. Trends trok naar Luxemburg en ging na of het buurland zich als financieel centrum zal kunnen handhaven. We zetten de voor- en nadelen voor bedrijven en particulieren op een rijtje.

Het spectaculairste ‘product’ dat het groothertogdom binnenkort zijn rijke buitenlandse klanten wil aanbieden heet… Luxemburg. De nieuwe regering heeft de in mei 2003 aangekondigde belastinghervorming overgenomen: bronbelasting in de vorm van een bevrijdende (en dus anonieme) voorheffing van 10 % voor ingezetenen en afschaffing van de jaarlijkse belasting van 0,5 % op de vermogens. Er zou ook gedacht worden aan een vermindering van de successierechten, die overigens in rechte lijn al niet meer bestaan.

Kan het land onder die voorwaarden misschien een aantal welgestelden aantrekken, die nu eerder denken aan Monaco of… België? Er blijkt echter heel wat scepsis te bestaan, zowel om klimatologische als om culturele redenen. Maar anderen zijn al begonnen met luchtkastelen te bouwen: een vertrouwelijk rapport maakt gewag van de fiscale immigratie van 8000 tot 12.000 gezinnen in tien jaar tijd. Benoît de Hults, vice-president van Edmond de Rothschild Luxembourg, is van oordeel dat het om een erg beperkte niche gaat, maar hij maakt zich sterk dat de Banque Privée Edmond de Rothschild iets meer dan een tiental klanten per jaar zal kunnen overtuigen.

“Niet het bankgeheim, maar het stabiele klimaat op fiscaal vlak is de belangrijkste troef van Luxemburg,” voegt Philippe Vanclooster, partner van PricewaterhouseCoopers ( PwC) daaraan toe. “Het land profileert zich als een financieel centrum door het aantrekken van fondsen, de ontwikkeling van de verzekeringssector, een goed holdingregime en het uitbreiden van de dubbele belastingverdragen.”

René Beltjens, tax leader bij PwC, herinnert eraan dat Luxemburg geen fiscaal paradijs is, ook al kent het vaak erg voordelige belastingtarieven. Het is mede wegens het geschoolde en meertalige personeel dat de helft van de 500 grootste Amerikaanse ondernemingen een vestiging heeft in het groothertogdom.

Het essentiële element is evenwel de stabiele wetgeving en reglementering. Een leerrijk voorbeeld: de vrijstelling van de meerwaarden in hoofde van een holding. Luxemburg legt weliswaar een aantal voorwaarden op, maar die zijn de jongste twaalf jaar hoogstens ten goede veranderd. Duitsland pakte ooit uit met een onvoorwaardelijke vrijstelling, maar voerde daarna toch maar een belasting op 5 % van de meerwaarde in. Denemarken toonde zich nog vrijgeviger door de uitbetaling van dividenden naar belastingparadijzen te aanvaarden zonder bronbelasting, maar drie jaar later werd alles weer veranderd.

Wanneer beleggers, ondernemers en bankiers met zachte stem de discrete charmes van het groothertogelijk financieel centrum opsommen, sluipt de ‘holding 29’ onveranderlijk de conversatie binnen. Die mythische vennootschap staat voor heel wat buitenlanders symbool voor de Luxemburgse bereidwilligheid ten opzichte van kapitalen die wensen te ontsnappen aan de belastinghonger van de nationale fiscale overheden.

Aan de codenaam van de holding 29 is niets geheimzinnigs. Het was met een wet van 1929 dat de Luxemburgers het statuut van ‘financiële participatiemaatschappij’ – in de wandeling ‘holding’ genoemd – in het leven riepen. Die bood het voordeel dat inkomsten konden worden samengebracht zonder dat er opnieuw belastingen op betaald moesten worden. De holding 29 werd dan ook aangewend door multinationale groepen om hun verschillende filialen te overkoepelen zonder dat ze er fiscaal slechter van werden, en door particulieren die daardoor zowel de vrijstelling van hun inkomsten als anonimiteit nastreefden.

“Toch is de holding 29 een beetje in onbruik geraakt,” merkt Olivier Lemaire, partner bij Ernst & Young ( E&Y), op. Meerwaarden die bij de verkoop van een filiaal gerealiseerd worden, zijn ondergebracht in het gemene recht. Het gevolg is dat de holding 29 niet langer noodzakelijk is om aan de belastingen te ontsnappen.

Vandaag nemen groepen met multinationale activiteiten in Luxemburg een klassiekere vennootschapsvorm aan, aangeduid met het letterwoord soparfi ( société de participations financières). De soparfi is echter niet zo belastingdicht als de holding 29. De soparfi verleent geen belastingvrijstelling voor inkomsten afkomstig uit belastingvrije gebieden, zoals de Nederlandse Antillen, of plaatsen waar een zeer lage belastingvoet gehanteerd wordt, zoals Hongkong, benadrukt John Hames, eveneens een partner bij E&Y.

Ook particulieren keren de holding 29 de rug toe. De inbreng in speciën in een nieuwe holding 29 is sinds 1993 immers niet meer tegenstelbaar aan de Belgische fiscus, brengt Paul Tulcinsky, advocaat bij Linklaters De Bandt, in herinnering. De oplossing is echter eenvoudig: het volstaat een bestaande structuur over te kopen. En de overnamemarkt tiert welig, verzekert men ons. Sinds het groothertogdom het principe van een inhouding aan de bron (roerende voorheffing) voor niet-ingezetenen aanvaard heeft, hebben heel wat beleggers die er een effectenrekening bezaten, een vennootschap opgericht. De voorheffing zal namelijk alleen natuurlijke personen en niet de ondernemingen treffen.

Ere wie ere toekomt: de levensverzekering, vooral die onder tak 23 – de levensverzekering die gekoppeld is aan fondsen en sicavs die door de klant gekozen worden – beschikt over een bevoorrecht fiscaal statuut in België en Luxemburg. Het statuut biedt de portefeuillehouder de kans zijn effectenbezit rechtstreeks om te zetten in een levensverzekering. Dat is een nieuwe verpakking met welgekomen fiscale gevolgen, omdat de Europese richtlijn over spaarfiscaliteit de verzekeringen vrijstelt.

Het kan nog klassieker. De voorheffing heeft immers alleen betrekking op de inkomsten uit interesten – dus uit obligaties, kasbons en andere effecten met een vaste opbrengst – en op fondsen en sicavs, maar dan alleen op de kapitalisatiesicavs die hun opbrengsten niet uitkeren en voor minstens 40 % vastrentende waarden bevatten. Een eerste stap bestaat er dus in een portefeuille samen te stellen die de fatale drempel niet overschrijdt. In een tweede stap kan dan gebruikgemaakt worden van de ‘grootvadersclausule’: binnen bepaalde grenzen ontsnappen immers ook de obligaties die werden uitgegeven voor 1 maart 2001 aan de voorheffing. De Fortis-bank zorgde voor sensatie toen ze in de herfst van 2003 een sicav uitbracht die volledig in ‘grootvadersobligaties’ investeert.

Een andere variatie op het thema is de zogenaamde de minimis-regel, die een goed bewaard geheim blijkt te zijn. De Luxemburgse de minimis-regel bepaalt grosso modo dat er geen roerende voorheffing moet worden betaald op producten die 15 % van de activa niet overschrijden. In het commentaar bij het wetsontwerp staat de bedoeling daarvan te lezen: het uitsluiten van “de beleggingen die in zekere zin marginaal zijn in rentedragende producten”. Het is een denkpiste die de plaatselijke financiers met heel wat enthousiasme zullen bestuderen. De waarheid gebiedt ons te zeggen dat de Europese richtlijn over de spaarfiscaliteit al na drie jaar kan worden herzien.

Nog een vehikel zijn de beleggingsvennootschappen in risicokapitaal ( sicars). “Dublin heeft de fakkel overgenomen in 1998, maar Luxemburg biedt een grotere soepelheid. Amper twee maanden na de goedkeuring van de wet werden al verschillende dossiers doorgestuurd naar de autoriteiten,” stelt E&Y-partner Bernard Lhoest vast.

Van iets oudere datum is het Luxemburgse statuut van de hedge funds (december 2002), de zogenaamde ‘alternatieve’ beleggingsfondsen die de jongste jaren zo in zwang waren. Geruime tijd waren die het voorrecht van belastingparadijzen zoals Bermuda en de Kaaimaneilanden, maar steeds meer klanten willen dat ze gereglementeerd en op de beurs genoteerd worden, zegt Jean-Jacques Picard, directeur bij de Association Luxembourgeoise des Fonds d’Investissement ( Alfi). Ze zouden zich meer bepaald moeten ontwikkelen via de ‘fondsen van fondsen’.

Het wettelijke kader dat aan de pensioenfondsen werd verleend, dateert al van 2000. Luxemburg had internationale betrachtingen, maar de Europese markt ging pas open in juni 2003. Sindsdien is het de goede richting uitgegaan en nu zijn er al drie fondsen in wording, zo vertrouwde een vakman ons toe.

Luxemburg heeft zijn ambitie op het vlak van de elektronische handel moeten terugschroeven, maar heeft zich wel verzekerd van een niche bij de on-lineverkoop van films, spelletjes en vormingsprogramma’s. Een Europese richtlijn bepaalt dat de heffing van de belasting gebeurt in het land van oorsprong. Dat valt goed mee: met zijn BTW-tarief van 15 % – tegenover 16 % in Duitsland en nog meer elders – is Luxemburg erin geslaagd om AOL, IBM, Microsoft en eBay aan te trekken, en onlangs nog Apple. Dat succes is qua omvang een beetje symbolisch (er werden minder dan honderd banen gecreëerd), maar het is wel kenschetsend voor het pragmatische opportunisme dat het land aan de dag legt om zich als een Europees platform te profileren.

Luxemburg heeft voor meerdere specifieke producten een juridisch statuut uitgewerkt. In de eerste plaats zijn er de effectiseringsinstrumenten, waarmee de banken hun balans kunnen verlichten. De instrumenten zijn erg in trek in Amerika en berusten op een eenvoudig principe. Vorderingen zoals afbetalingen van hypothecaire leningen en afrekeningen van kredietkaarten worden gegroepeerd en als pakket verkocht aan institutionele en zelfs particuliere beleggers. Die worden gelokt met een interestvoet die iets hoger ligt dan de marktrente.

Ondanks de feeststemming in Luxemburg zitten er nog altijd een paar adders onder het gras voor de beleggers. Zo heeft het groothertogdom de internationale en Europese antiwitwaswetten goedgekeurd, waardoor het gerecht in geval van een gemotiveerd dossier het Luxemburgse bankgeheim altijd kan opheffen. Ook Zwitserland geeft nu al bankgegevens vrij bij vermoedens van valse verklaringen. Het niet vermelden van inkomsten is in het Alpenland echter geen strafrechtelijke misdaad. De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling ( Oeso) dreigt met sancties als Luxemburg zijn bankgeheim niet opheft.

Bovendien geniet Luxemburg, net als België en Oostenrijk, slechts een tijdelijke overgangsmaatregel voor een bronheffing in plaats van informatie uit te wisselen. Als deze belastingvoet tegen 2012 oploopt tot 35 %, zoals voorzien, zullen minder spaarders geneigd zijn nog naar het groothertogdom te trekken.

Bernard Peeters, vennoot van Tiberghien Advocaten: “Luxemburg verkoopt zich gewoon beter. Het is opmerkelijk hoe binnen de financiële wereld niet zelden gekozen wordt voor het groothertogdom, zelfs in gevallen waarin de Belgische wetgeving intrinsiek beter is (privak versus sicav). Behalve met marketing heeft dit voornamelijk met de grotere rechtszekerheid voor de investeerders te maken. Niettemin hebben belastingparadijzen zoals Luxemburg de neiging om de zaken wat mooier voor te stellen dan ze zijn en verzwijgen ze de risico’s. Zo beschikken veel landen – inclusief België – over een arsenaal van antimisbruikmaatregelen, die sommige structuren sterk bemoeilijken of zelfs onmogelijk maken.”

Ondanks de Europese strijd voor meer harmonisatie is de fiscale concurrentie tussen de lidstaten nog nooit zo groot geweest. Peeters: “De lidstaten mogen geen maatregelen nemen die de realisatie van de doelstellingen van de Europese Unie in het gedrang kunnen brengen. Daar horen onder meer de vrijheden (werknemers, vestiging…) bij, maar ook het verbod op verboden overheidssteun. België probeert op dit vlak een goede leerling van de Europese klas te zijn. Dat kan echter niet altijd gezegd worden van Luxemburg. Als inderdaad zou blijken dat het groothertogdom zich niet aan de Europese regels houdt, dan ontstaat opnieuw rechtsonzekerheid voor de belastingplichtigen.”

Guy Legrand, Eric Pompen

Dé grote troef van Luxemburg is de stabiele wetgeving en reglementering.

Met zijn pensioenfondsen zou Luxemburg heel wat nieuwe klanten kunnen aantrekken.

De Luxemburgse ‘de minimis’-regel bepaalt dat er geen roerende voorheffing moet worden betaald op producten die 15 % van de activa niet overschrijden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content