De couponnetjestrein komt niet meer
U zij gewaarschuwd : Europa wil komaf maken met het bankgeheim. Het einde van Luxemburg als anoniem fiscaal paradijs voor Belgische ondernemers en spaarders is nabij. Bovendien zal een veel bredere definitie van interestinkomsten worden gehanteerd.
Kan u uw spaargeld dan niet gewoon buiten de Europese Unie beleggen, in Zwitserland bijvoorbeeld? Dat zou kunnen tegenvallen. De uitvoering van de richtlijn zal ook afhangen van de akkoorden die met derde landen en fiscale paradijzen nog moeten worden gesloten. De effectieve invoering van de richtlijn veronderstelt dat tegen het jaar 2003 een akkoord bereikt wordt met de VS en met de belangrijkste nabije financiële centra (Zwitserland, Liechtenstein, Monaco, Andorra en San Marino) om eveneens het bankgeheim op te heffen.
Luxemburg en Zwitserland hebben eerder al met de Amerikaanse belastingadministratie een akkoord gesloten. De VS oefende economische druk uit met het dreigement dat de banklicenties van Luxemburgse en Zwitserse banken zouden worden ingetrokken als die aan hun bankgeheim vasthielden. Het is zeer de vraag of deze landen op Europees vlak hun bankgeheim kunnen handhaven als ze dat ten aanzien van de Amerikaanse fiscus niet hebben gedaan.
Tegelijk zal ook alles in het werk moeten worden gesteld om dezelfde maatregelen te laten invoeren op de Kanaaleilanden, het eiland Man en de gebieden in de Caraïben.
De doeltreffendheid van het ontwerp van de richtlijn is dus afhankelijk van wat deze derde staten zullen ondernemen. Voor Luxemburg en Oostenrijk is dat een voorwaarde om later de richtlijn goed te keuren. Uit recente berichten blijkt dat de onderhandelingen binnenkort zullen beginnen, in de hoop hierover een akkoord te bereiken voor eind 2002. De inwerkingtreding volgt dan op 1 januari 2003. De EU heeft tot eind volgend jaar de tijd om afspraken te maken met derde staten en belastingparadijzen buiten de Europese Unie. Tot dan verandert er in principe niets voor de privé-spaarders.
Bronheffing of informatie uitwisselen
De EU-landen krijgen in eerste instantie de keuze tussen een stelsel van bronheffing en het uitwisselen van gegevens. Elk EU-land zal moeten opteren voor de inhouding van een bepaalde minimumbronheffing, of voor een systeem van verplichte en automatische informatie door de financiële instelling. Het laatste systeem betekent uiteindelijk de afschaffing van iedere vorm van bankgeheim. België, Luxemburg en Oostenrijk (en misschien ook Portugal en Griekenland) zullen kiezen voor de inhouding van een bronheffing. De andere lidstaten zullen aan automatische informatie-uitwisseling gaan doen.
Van 2003 tot 2005 zal de bronheffing op interesten uitgekeerd aan inwoners van een andere lidstaat 15% bedragen. In de praktijk betekent dit dat Belgische beleggers in Luxemburg tegen hetzelfde tarief zullen worden belast als in België en dat het fiscale voordeel van Luxemburg voor interestinkomsten tot het verleden zal behoren. Van deze bronheffing zal uiteindelijk 75% worden doorgestort naar de woonstaat van de belegger. De rest blijft in het land dat de bronheffing int.
Volledige anonimiteit zal _ zelfs in landen die voor bronheffing opteren _ al vanaf 2003 tot het verleden behoren. De Luxemburgse financiële instelling die de interesten uitbetaalt zal een minimale identificatie van de belegger nodig hebben om 75% van de roerende voorheffing aan de woonstaat te kunnen terugstorten. Bovendien bepaalt de ontwerprichtlijn uitdrukkelijk dat alle lidstaten de nodige maatregelen moeten nemen om de identiteit van de werkelijke genieter van de interesten vast te stellen.
Van 2006 tot 2009 wordt de bronheffing op interesten opgetrokken tot 20%. België zal in die periode waarschijnlijk zijn systeem van bronheffing behouden en alleen het tarief optrekken tot minimum 20%. Vanaf 2010 wordt de bronheffing afgeschaft en zal het systeem van informatie-uitwisseling bij inning van interesten in een andere lidstaat algemeen worden toegepast. Ook in de landen die voor de bronheffing hadden geopteerd.
Het nummer van uw buitenlandse rekening
Bij de toepassing van het informatiestelsel zal de betalingsinstelling via de fiscus van haar land informatie doorspelen aan de fiscaal bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de genieter woont. Deze informatie-uitwisseling tussen de verschillende lidstaten zal automatisch en minstens eenmaal per jaar gebeuren. De mee te delen informatie zal variëren naargelang het type van het financiële product. Naast het bedrag van de toegekende interesten zullen er ook gegevens worden doorgegeven die toelaten om de werkelijke genieter van het roerend inkomen te identificeren. In dat geval moet ook het nummer worden vermeld van de (buitenlandse) bankrekening waarop de interesten werden gestort.
Deze informatie-uitwisseling heeft als belangrijkste bedoeling de identiteit van de uitkeringsgerechtigde te achterhalen. De nieuwe richtlijn is namelijk enkel van toepassing op rentebetalingen aan de uitkeringsgerechtigde natuurlijke personen ( beneficial owners) die inwoner zijn van een andere lidstaat van de EU dan die waar de betalende instelling zich bevindt. Het toepassingsgebied beperkt zich tot de laatste schakel in de keten van de uitbetaling aan de genieter.
De richtlijn zal dus enkel uitwerking hebben als de beneficial owner een inwoner is van een andere EU-lidstaat dan die waar de interesten worden betaald. Voor de betalingen in België aan Belgische inwoners geldt ze dus niet. Een Belgische inwoner die bijvoorbeeld interesten int via een bank in Luxemburg of in Nederland valt wel onder deze richtlijn vallen, een Belgische inwoner die de interesten int via een bank in België niet. De invoering van het begrip beneficial owner ondervangt bovendien de constructies om interesten anoniem uit te betalen via vennootschappen en fiduciaire constructies.
De nieuwe richtlijn is enkel van toepassing op interesten. Het begrip interesten wordt in de richtlijn zeer ruim geïnterpreteerd. Het omvat de interesten uit schuldvorderingen en de gekapitaliseerde interesten met betrekking tot kapitalisatieproducten. Nalatigheidsinteresten en “innoverende financiële producten” vallen er niet onder, maar van dat laatste begrip ontbreekt thans elke definitie.
Moet de belegger daarom overschakelen op collectieve beleggingsinstrumenten zoals sicavs om aan het toepassingsgebied van de richtlijn te ontsnappen? Neen. In elk geval is het zo dat de richtlijn ook inkomsten uit sicavs als interest bestempelt, en meer in het algemeen de inkomsten uit collectieve beleggingsinstellingen die meer dan de helft van hun fondsen beleggen in schuldvorderingen. De ontwerprichtlijn laat er ook geen twijfel over bestaan dat de meerwaarde bij de verkoop van sicavs ook onder de definitie van interest valt.
Op basis van de huidige Belgische wetgeving is het verdedigbaar dat bepaalde verzekeringsproducten, waaronder tak 23-producten, zonder verbintenis qua duur, bedrag of rendement, buiten het toepassingsgebied vallen. Hierover zal verder uitsluitsel komen wanneer de finale richtlijn in nationale wet wordt omgezet. Bovendien kunnen de producten die zijn onderworpen aan het nieuwe regime ook verschillen per lidstaat.
Waarom niet gewoon aangeven?
Het kan gebeuren dat een Belgische belastingplichtige de betaalde roerende voorheffing recupereert voor zover hij een inkomen geniet dat onder het belastingvrije minimum valt. Als hij 20% roerende voorheffing zou hebben betaald in Luxemburg, maar in België toch op die interest zou zijn vrijgesteld, voorziet de ontwerprichtlijn de mogelijkheid dat hij de Luxemburgse voorheffing kan terugvorderen. De bronstaat moet de te veel geheven bronheffing in die gevallen terugbetalen. Dat veronderstelt natuurlijk dat de belegger zijn inkomsten aangeeft en zich bekendmaakt, zowel bij de Belgische als bij de Luxemburgse fiscus.
Zo’n verrekening van bronheffing krijgt uiteraard te maken met de verschillen in de nationale belastingwetgevingen. De vraag rijst of deze verschillen behouden kunnen blijven of dat ze ook moeten worden geharmoniseerd.
Het ontwerp bevat nog een andere nieuwigheid. De buitenlandse belastingplichtige kan aan de bronheffing ontsnappen wanneer hij een certificaat voorlegt van zijn nationale belastingadministratie dat hij zijn interestinkomsten effectief heeft aangegeven. Zijn nationale belastingadministratie is verplicht dit certificaat ieder jaar af te leveren binnen de zes maanden na het beëindigen van het belastbare tijdperk.
In België wordt de belastingaangifte voor natuurlijke personen ingediend op 30 juni. Hoe gaat de fiscus het voor elkaar krijgen om binnen de eerste zes maanden van het belastbare tijdperk een certificaat van de aangifte van de interestinkomsten af te geven, wanneer die inkomsten ten vroegste na zes maanden moeten worden aangegeven?
Deze twee nieuwigheden veronderstellen ook nog dat de belastingadministraties van de lidstaten beschikken over een waterdicht identificatiesysteem. De ervaring met de Europese BTW-nummers heeft geleerd dat zoiets niet zo een-twee-drie is opgezet.
Werner Niemegeers
Volgende week onderzoeken we in hoeverre er nog een bankgeheim in België bestaat.
Alle EU-lidstaten moeten maatregelen nemen om de identiteit van de genieter van de interesten vast te stellen.
De informatie-uitwisseling heeft betrekking op interesten uit schuldvorderingen, gekapitaliseerde interesten uit kapitalisatieproducten en de meerwaarde uit de verkoop van sicavs.
U kan aan de bronheffing ontsnappen door een certificaat van aangifte van uw interestinkomsten voor te leggen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier