Spaarboekjes in het oog van de storm
Minister van Economie en Consumentenzaken Johan Vande Lanotte wil de getrouwheidspremie op spaarboekjes afschaffen. Maar dat is niet de beste manier om spaarboekjes transparanter te maken voor de consument.
De regering-Di Rupo I heeft een vliegende fiscale start genomen. In ijltempo worden de fiscale afspraken van begin december in wetten omgezet. Het spaarboekje is tot nu toe buiten schot gebleven. Geen enkele politicus durft het aan die heilige koe te slachten. Dus werd het tarief van de roerende voorheffing voor alle soorten interesten opgetrokken van 15 naar 21%. De grote uitzondering zijn de spaarboekjes; daar blijft het tarief behouden op 15%. Aan de vrijstelling van 1830 euro werd evenmin gesleuteld. Tot dat bedrag is de interest belastingvrij.
De regering heeft het ook niet aangedurfd om spaarders aan te pakken die meerdere spaarboekjes hebben. U kent dat wel. Meneer Janssen heeft een spaarboekje bij bank X, Y en Z. Bij elke bank geniet hij van de fiscale vrijstelling tot het maximumbedrag van 1830 euro. Wettelijk gezien moet hij de interesten van de drie spaarboekjes dan optellen en het surplus boven de grens van 1830 euro opnemen in zijn belastingaangifte. De meeste belastingplichtigen doen echter dat niet. Als de vrijstelling zou verlopen via een belastingaangifte op basis van een attest van de bank, is dat probleem vrij eenvoudig verholpen.
Mijn verbazing was groot toen minister van Economie en Consumentenzaken Johan Vande Lanotte (sp.a) bekendmaakte dat hij de getrouwheidspremie wil afschaffen. De minister wil – terecht – dat spaarboekjes transparanter worden voor de consument. Er worden spaarders soms enorme rendementen voorgespiegeld die – als je de kleine lettertjes leest – eigenlijk een luchtspiegeling zijn. Zo wordt het beloofde rendement soms berekend op meer dan één jaar. In andere gevallen wordt het hoge tarief slechts voor enkele maanden gegarandeerd, waarna weer een lager tarief geldt. Soms geldt een hoge rente enkel voor nieuw geld, of enkel voor een paar duizenden euro’s en niet voor de rest. Bovendien wordt over de kosten niet altijd transparant gecommuniceerd. Ondanks de Europese richtlijnen en de controle van de FSMA slaagt de financiële sector er nog altijd niet in om aan hun cliënten eerlijk te vertellen wat ze nu eigenlijk aan hen verdienen.
Maar jammer genoeg schiet de minister met de afschaffing van de getrouwheidspremie op het foute doel. Het systeem heeft heel wat voordelen voor de spaarder: flexibiliteit, een hoger brutorendement, een aantrekkelijke fiscaliteit en een stabiele en goedkope financiering voor de banken. Als dat allemaal zou verdwijnen, zou dat jammer zijn. Wil dat dan zeggen dat het niet beter zou kunnen? Natuurlijk niet. De aanpassingen die in 2009 zijn gebeurd, volstonden niet. Maar gooi het kind niet met het badwater weg. Enkele ingrepen lijken al voldoende, zonder dat het spaarboekje nog meer aan banden wordt gelegd.
De wetgever zou er goed aan doen het gejongleer met tarieven en premies af te schaffen. Zo zou hij de banken er bijvoorbeeld toe kunnen verplichten een basistarief op jaarbasis te afficheren. Als de spaarder het spaargeld één jaar lang laat staan, verhoogt dat tarief altijd met een getrouwheidspremie van 50%. Natuurlijk moeten dan ook onlogische regeltjes verdwijnen, zoals het verbod om het basistarief en de getrouwheidspremie bij elkaar op te tellen. Alle reclame is dan eenvormig.
Stel dat een bank een basistarief van 1,5% vooropzet. Indien de spaarder zijn geld een jaar op die bank laat staan, wordt het totaalrendement 2,25%. Beide tarieven moeten in de reclame worden vermeld. Als een andere bank 2% biedt, krijgt de spaarder na één jaar 3%. Op die manier is er transparantie en groeit het spaarboekje echt uit tot de Volkswagen van de beleggingsproducten. Bovendien financieren de beleggers zo de fragiele banken, waardoor de overheid – dat wil zeggen: de burgers – niet weer eens in de bres moeten springen om de financiële sector te redden.
Anton van Zantbeek, advocaat Rivus
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier