Autobouwer Opel/Vauxhall, sinds kort onder de vleugels van het Franse PSA Peugeot Citroën, wil tegen 2020 winstgevend zijn. Hij wil de ommekeer bewerkstelligen zonder fabriekssluitingen of gedwongen ontslagen. Dat bleek donderdag bij de voorstelling van het toekomstplan Pace! voor de autobouwer.
Opel was onder het Amerikaanse General Motors sinds 1999 niet meer winstgevend. De nieuwe eigenaar PSA wil daar verandering in brengen door kosten te besparen. Er wordt gemikt op 1,1 miljard euro minder kosten per jaar tegen 2020. Zo zal het aantal platforms voor personenwagens afgebouwd worden van negen naar twee tegen 2024. Tegen dan moet elk model ook in een elektrische versie beschikbaar zijn. Alle nieuwe voertuigen zullen worden ontworpen in het Duitse Rüsselsheim.
‘De maatregelen zullen helpen om het financiële break-evenpunt van Opel/Vauxhall te verlagen tot 800.000 voertuigen’, klinkt het in een persbericht. ‘Zo creëren we een businessmodel dat ook bij tegenwind rendabel is.’ Tegen 2020 zou de operationele winst 2 procent van de omzet moeten bedragen.
Er zijn geen plannen om fabrieken te sluiten en er komen ook geen gedwongen ontslagen. De arbeidskosten moeten wel omlaag; daarvoor schuift de autobouwer onder meer vrijwillig vertrek en vervroegd pensioen naar voren.
PSA heeft sinds 1 augustus Opel en zijn Britse zustermerk Vauxhall in handen. Bij de voormalige GM-dochter werken ongeveer 38.000 mensen.
Opel had lange tijd een fabriek in Antwerpen, maar daar rolde eind 2010 het laatste voertuig van de band. Er werkten ruim 2.500 mensen.
