ZWARTEPIET VOOR OVERHEID
Trends legde het hoofdverhaal voor aan de sociale partners. Zoals te verwachten was, loopt er in die reacties een duidelijke breuklijn tussen patronale en vakbondsorganisaties.
Voor VBO en NCMV bevestigt onze analyse het belang van voldoende winstgevende ondernemingen voor de algemene gang van zaken in de economie. De loonkosten, zo beklemtonen VBO en NCMV, vormen een cruciale determinant voor de rentabiliteit van investeringsprojecten. “Voor de nabije toekomst”, aldus het NCMV, “blijven twee zaken essentieel: de beheersing van de loonontwikkeling en de afstemming van de patronale bijdragen op die van de belangrijkste handelspartners. Op dit vlak blijft de kloof met de buurlanden groot, met name 122 miljard. Willen we de werkgelegenheidsgraad in België op het niveau van die buurlanden brengen, dan dringen zich overigens specifieke acties op ter verhoging van het aanbod van geschikte arbeidskrachten.”
“Ondanks een vrij hoge werkloosheid”, pikt het VBO in, “vinden bedrijven niet de geschikte werkkrachten. Dit betekent vaak dat rendabele projecten worden uitgesteld worden of elders worden uitgevoerd. Dit leidt niet enkel tot een verlies van directe tewerkstelling maar ook van afgeleide tewerkstelling.”
Het kostenplaatje bij de beoordeling van investeringsprojecten bestaat overigens niet alleen uit loonkosten. “Te hoge energiekosten, te hoge telecomkosten, te hoge transportkosten verlagen de competitiviteit van onze ondernemingen. In vele gevallen zijn die te hoge kosten te wijten aan onvoldoende concurrentie in die markten. Een verdere liberalisering van al deze sectoren is dringend nodig”, besluit het VBO.
Vakbonden.
Zowel ACV als ABVV beklemtonen dat een normaal winstpeil nodig is voor gezonde ondernemingen. Het ABVV wijst echter op de Renault-paradox: “Als Renault de sluiting van zijn zetel in Vilvoorde aankondigt, klimmen de aandelen op de beurs. De redenering van de aandeelhouders is immers eenvoudig: minder werknemers betekent minder lasten voor de onderneming, dus meer winst en minder jobs. Achter deze redenering kan het ABVV zich niet scharen.”
Het ABVV plaatst vraagtekens bij de directe band tussen rentabiliteit en tewerkstelling. “Het rentabiliteitspeil bepaalt de speelruimte voor de onderneming en haar investeringscapaciteit. Maar van werkgelegenheid kan pas sprake zijn als het om expansie-investeringen gaat en niet om vervangings- of rationalisatie-investeringen. Inzake de investeringskeuzes van de ondernemingen speelt ook de structuur van de fiscaliteit een belangrijke rol. Draagt de overheid geen zware verantwoordelijkheid voor de evolutie van de werkgelegenheid sinds het begin van de jaren tachtig, doordat zij de factor arbeid steeds zwaarder is gaan belasten?”
Het ACV betwijfelt sterk of “nog hogere winsten, nog hogere risicopremies (het verschil tussen het rendement van het eigen vermogen en de opbrengst van risicovrije beleggingen) automatisch en rechtstreeks in méér jobs zullen uitmonden. Om een goed draaiende economie te bekomen, is méér dan dat nodig. Wat ook nodig is, is een macro-economische politiek die niet alleen naar monetaire stabiliteit kijkt maar er tegelijkertijd ook voor zorgt dat er voldoende vraag – en dus koopkracht – is naar de producten die bedrijven maken. Wat ook nodig is, is een werkgelegenheidsvriendelijke fiscale politiek. En wat bovenal nodig is, is sociaal overleg dat maatregelen bespreekt die lastenverlaging en economische dynamiek in jobs vertalen via inspanningen voor vorming, voor arbeidsherverdeling en voor risicogroepen op de arbeidsmarkt.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier