‘We moeten zorgen dat het afval niet wegloopt’

“Europa moet sterker inzetten op het gebruik van gerecycleerde grondstoffen, en België moet aan zijn investeringsklimaat werken”, vinden Ellen Joncheere en Bruno Arts, het nieuwe topduo van sectorfederatie Febem.

Een razendsnel veranderende wetgeving, consolidatie en schaalvergroting, de soms gespannen verhouding met de publieke sector, en de lange weg om afval een plaats te geven als bron van grondstoffen.

Uitdagingen genoeg voor Febem, de federatie van bedrijven voor milieubeheer. David Vanheede, de CEO van de gelijknamige West-Vlaamse afvalgroep, maakte eind juni na zeven jaar voorzitterschap van de sectororganisatie plaats voor Ellen Joncheere. De general manager BeLux van marktleider Sita was de jongste drie jaar al ondervoorzitter. Dat wordt nu Bruno Arts, CEO van Veolia Belgium.

Trends bracht de nieuwe Febem-top, inclusief algemeen directeur Werner Annaert, samen voor een SWOT-analyse van de sector: wat zijn de sterktes, zwaktes, opportuniteiten en bedreigingen?

1. STERKTES

Vlaanderen staat al jarenlang aan de Europese top voor milieubeheer, met toptechnologie en voor sommige afvalstromen recyclagepercentages van meer dan 90 procent. Die positie wil het Febem-trio niet kwijtspelen. “We mogen ons competentieniveau en onze innovatiekracht niet verliezen”, vindt Joncheere. “Alleen zo kunnen we ons kwaliteitsniveau verzekeren, die maakt dat onze afvalstoffen soms zelfs beter zijn dan de primaire producten. Het zand uit grondreinigingscentra is dikwijls van een hogere kwaliteit dan het zand uit ontginningsputten.” Annaert: “Door die strenge normen worden onze producten beter opgevolgd in de hele keten dan primaire grondstoffen. Er is dus geen enkele reden om ze niét te gebruiken.”

Gebeurt dat nog te weinig?

WERNER ANNAERT. “Europa kan daar zeker sterker op inzetten. Je ziet dat China nu strenger is op het afval dat binnenkomt, dat ook de Verenigde Staten hun recyclagesector ontwikkelen. Hier zijn er veel plannen, maar weinig concrete maatregelen om bedrijven te stimuleren om over te gaan van primaire naar secundaire grondstoffen. We moeten zorgen dat het afval niet wegloopt. Daar kan je creatief in zijn. Denk aan een systeem als met de CO2-emissies: zo veel procent van de productie moet gebaseerd zijn op secundaire grondstoffen.”

JONCHEERE. “Er is gelukkig een beweging in de industrie om ons minder afhankelijk te maken van primaire grondstoffen, die meestal niét uit Europa komen. Ik merk dat bedrijven zich afvragen hoe ze daarvoor moeten samenwerken. Die economische drijfveer weegt uiteindelijk toch zwaarder dan de ecologische.”

ARTS. “Kijk naar de chemie. Die gebruikt steeds meer onze grondstoffen. Het gevolg is dat wij voor gevaarlijke materialen ook worden betrokken bij Reach, de productidentificatieketting voor de chemische sector.”

Verbranden we nog te veel afval?

ELLEN JONCHEERE. “België heeft een goed beleid gevoerd voor afvalovens. Daardoor hebben we geen overcapaciteit, zoals in Nederland en Duitsland. Vlaanderen recycleert meer dan 70 procent van zijn huishoudelijk afval, Wallonië zit rond 60 procent en Brussel zowat de helft. De sortering aan de bron is veel verbeterd, met minder contaminatie en dus betere recyclage.

“Hoe meer je recycleert, hoe meer verbrandingscapaciteit je uit de markt haalt. Bovendien gaan er ook oudere ovens dicht, omdat ze niet efficiënt genoeg meer zijn en niet de milieunormen halen. Die hebben gewoon niet voldoende kritische massa meer.”

Een van de redenen achter die hoge recyclagecijfers is het overheidsbeleid. Blijft u daar niet te afhankelijk van?

ANNAERT. “Ik geloof dat we de komende jaren minder afhankelijk worden van overheidssturing. We gaan van een afvalbeleid, het oplossen van een probleem, naar een materialenbeleid, een opportuniteit. Dan heb je minder regelgeving nodig. Schroot heeft waarde, dus dat zal worden gerecycleerd, en niet gedumpt.”

JONCHEERE. “Dat is een vicieuze cirkel. Hoe beter en hoe meer er wordt gerecycleerd, hoe meer waarde iets heeft. Dan is er automatisch een incentive om het nog beter te recycleren, dus te zoeken naar technologische innovaties.”

ANNAERT. “We zijn per definitie een duurzame sector. De leuze think global, act local gaat voor ons geweldig op. De mogelijkheid om onze producten te gebruiken, kan een troef zijn om investeerders aan te trekken. Dus moeten we mogelijkheden hebben om te investeren.”

2. ZWAKTES

Een klassiek probleem voor de sector blijft het vinden van geschikt personeel. Technici voor het onderhoud van de machines, maar vooral laaggeschoolden om de installaties te bemannen. Veel bedrijven hebben interne opleidingen, maar als er van de twintig geselecteerden na een aantal maanden nog één overblijft is het veel, klinkt het. Bovendien is het investeringsklimaat zeker niet gunstig, meent het trio.

Wat moet er verbeteren aan het ondernemingsklimaat?

JONCHEERE. “Bruno en ik werken in internationale bedrijven. Wij moeten aan onze aandeelhouders de toegevoegde waarde duidelijk kunnen maken om hier te investeren. Momenteel is de return on investment elders een pak hoger. Dan spreken we over loonkosten, over de complexiteit van de regelgeving, over innovatie: we moeten competentie opleiden, en daar hoort trial and error bij. We zijn zeker niet de beste van de klas.”

ANNAERT. “We zitten soms ook een beetje in een catch 22. Bedrijven willen wel gerecycleerde grondstoffen verwerken in hun producten, maar zodra het woord afval valt, is het: ‘Oei!’ Wij zijn er fier op dat we het afvalprobleem oplossen, en er een opportuniteit van maken. Maar bevolking noch industrie percipieert dat zo. Een bedrijf dat een vergunning vraagt voor afvalverwerking, riskeert problemen met de buurt. Ben je met ‘nieuwe materialen’ bezig, dan vindt iedereen dat interessant.”

Is de regelgeving niet te complex?

JONCHEERE. “Ik denk dat we niet zozeer meer, maar wel eenvoudigere regels willen. En de overheid moet vooral een handhavingsbeleid voeren. De grootste vijf bedrijven hebben bij ons een marktaandeel van 40 procent, bij die overige 60 procent zitten heel veel lokale spelers. Die hebben erg veel last van iemand die een vrachtwagen koopt, en zich van de juridische kant niets aantrekt. Nu is sommige regelgeving te complex, waardoor de overheid ze niet gehandhaafd krijgt. Ofwel is er gewoon geen handhavingsbeleid.”

ARTS. “Ook omdat die handhaving is verspreid over verschillende diensten. Je hebt de milieu-inspectie, de ADR-controle (vervoer van gevaarlijke goederen, nvdr.), de gerechtelijke politie, OVAM-controleorganen zoals Copro (bouwproducten, nvdr.), en andere. Die werken niet altijd even doelgericht samen, en doen ook te weinig aan opsporing.”

JONCHEERE. “Ik begrijp dat je die administraties niet zomaar kan uitbreiden met meer mensen, maar dan moet je eenvoudiger regels maken, met automatiserings- en zelfcontroleprincipes.”

3. OPPORTUNITEITEN

Febem wil tegen 2020 het volledige beleid voor afvalbeheer en aanverwanten mee bepalen, stelde de organisatie op haar Afval- en Materialencongres eind april. Een eerste stap is de concretisering van het nieuwe Vlaamse Materialenbeleid (Vlarema).

“Wat zeker mee op ons prioriteitenlijstje staat, is de politiek en het grote publiek duidelijk maken dat wij afval een tweede leven geven”, stelt Joncheere. “Ons land mag de kans niet laten liggen om dé producent te worden van secundaire grondstoffen. Ik heb het gevoel dat we op de goede weg zijn: de nieuwe generatie gaat veel bewuster om met afval. Die beseft dat het een waarde heeft. Maar als we die kans willen grijpen, dan moet er worden gewerkt aan het ondernemingsklimaat, want de Nederlanders en Duitsers zullen heus niet op ons wachten.”

Zo slecht doen we het toch niet? We staan mee aan de Europese top.

ARTS. “De echte uitdaging is de investeringen hier te houden. In Europa zullen grote bedrijven sneller investeren in Polen dan in België. Hoewel we voorop lopen met onze wetgeving, moet je ook maken dat er afzetmogelijkheden zijn. Dus zoeken we industriële partners die onze gerecycleerde producten inzetten in hun processen. Veolia zal bijvoorbeeld geen gerecycleerde olie verkopen, dat doet Total.”

JONCHEERE. “Gelukkig worden er ook al initiatieven genomen. Febem heeft samen met de chemiefederatie essenscia en met steun van het Vlaams Gewest een project opgestart dat symbiose wil bevorderen: bedrijven koppelen die elkaars afvalstoffen en bijproducten kunnen gebruiken. In de Gentse haven is er ook zo’n initiatief, en daar komt innovatie uit. Daarom moeten onze universiteiten ook hard bezig zijn met technologie om materialen te hergebruiken.”

Ondersteunt de Vlaamse overheid voldoende dat beleid?

ARTS. “Het probleem is ook dat nieuwe technologie zich moet bewijzen. Er moet een proefproject zijn, dan een klein fabriekje, maar daar loopt het meestal al mis. Want waar zet je dat in België? Wie wil er dat ze in zijn achtertuin afval komen leveren? Zeker als het nog niet om bewezen technologie gaat. We zouden eigenlijk een innovatievallei moeten hebben voor afval.”

ANNAERT. “We moeten nog meer vertrouwen creëren in de sector. De afvalbaronnen van de jaren zeventig en tachtig zijn voor ons niet de middeleeuwen, maar de prehistorie.”

JONCHEERE. “De nieuwe generatie heeft dat vertrouwen veel meer. Maar de echte beslissingnemers zitten nog altijd in de oudere generaties.”

4. BEDREIGINGEN

De werking van sommige ecomechanismen, zoals Fost Plus (pmd), maar ook de concurrentie van intercommunales en de grijze zones met de sociale economie zijn een oud zeer. Maar vooral de afhankelijkheid van de wetgeving maakt de bedrijven soms erg kwetsbaar. Toen de overheid aankondigde te willen inzetten op bodemsanering, investeerden verschillende ondernemingen in fabrieken die daarop konden inspelen, vertelt Annaert. “Maar dan stopt dat beleid, waardoor die installaties maar op een derde van hun capaciteit draaien. Idem voor het havenafval. Er wordt veel opgestart, maar om een echt grondstoffenbeleid te creëren, is een gecoördineerd beleid nodig, en daar schort het dikwijls aan.”

Is dat zo belangrijk? Europa bepaalt almaar meer de regels.

ARTS. “Dat maakt het juist zo complex. De recyclage is een Europese markt. Maar als Europees bedrijf moet je bijna een aanpak per land hanteren, want elke lidstaat heeft zijn eigen strategie. Er is te weinig Europese visie. In België komt daar nog eens bovenop dat de drie gewesten elk hun eigen klemtonen leggen, en er ook nog eens een federaal niveau is. De staatsstructuur jaagt de beheerskosten de hoogte in. Daarom proberen we als bedrijfsfederatie een link te leggen tussen de drie gewesten.”

JONCHEERE. “In de Europese Kaderrichtlijn zit nog een zekere eenvoud en visie. Doorgaans maakt de vertaalslag naar lokale wetgeving de zaken complex. Ik geloof in het Europese verhaal: een visie en een beleid. Er zit een groot verschil in maturiteit tussen die afvalmarkten. Kijk naar Frankrijk. Zo lang storten daar mag en er amper heffingen zijn, krijg je de beweging naar recyclage niet op gang. En wanneer elk land de Europese regels op zijn manier vertaalt, krijg je zo’n complex verhaal dat de synergie waar Europa op hoopte, volledig verdwijnt. Dat, vrees ik, is nu aan het gebeuren.”

LUC HUYSMANS, FOTOGRAFIE DEBBY TERMONIA

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content