Warschau danst Chopin

Volgend jaar is het precies 150 jaar geleden dat Frédéric Chopin in een koud en kil appartement op de Parijse Place Vendôme zijn laatste, door tuberculose geteisterde adem uitblies. Chopins graf ligt op begraafplaats Père Lachaise. Maar zijn hart werd – letterlijk – naar de kerk van het Heilige Kruis in Warschau verhuisd. Polen, zo voelde hij, was zijn enige vaderland; en Warschau de stad van zijn jeugd.

Ik had me erop voorbereid: Warschau was een vreemde stad, Polen een mysterieus land, en de Polen een raar volkje. En inderdaad, de drie vooronderstellingen werden ter plaatse vlug bevestigd, tot mijn vreugde soms in positieve zin. Want geef nu zelf toe, sommige landen bezoek je niet als er geen goede reden voor is. Bijvoorbeeld omdat het land in kwestie niet meteen aantrekt, of omdat er andere bestemmingen lonken, die meer en duidelijkere troeven in handen hebben. En natuurlijk ook omdat een mens nu eenmaal maar een beperkt aantal vakantiedagen heeft. Polen is, wat mij betreft althans, zo één van die landen. Polen, zo dacht ik, dat bezoek je als je er zaken moet doen – verkoop van tweedehandsauto’s, bouw van moderne mastodonten, opening van een bankfiliaal… – maar toch niet als toerist. Tenzij je leraar geschiedenis bent, want hoe je het ook draait of keert, je kunt er niet naast kijken. Polen is een favoriete bestemming voor al dan niet kroostrijke onderwijzersfamilies op sandalen en in short, altijd leergierig voor een hapje cultuur. Krakau, Auschwitz, Gdansk en Warschau staan pertinent op hun programma; ze logeren in jeugdherbergen of in goedkopere hotels, trotseren weer en wind, “want voor de zon moet je in dit land niet zijn, trek dan naar Mallorca”.

Met de honderdvijftigste verjaardag van het overlijden van de Poolse pianovirtuoos, Frycek – koosnaampje voor FryderykChopin, werd me de reden voorgeschoteld waarop ik al lang wachtte. Het bezoek aan Warschau, hoofdstad van Polen, politiek hart van de natie, geboortestad en woonplaats van Frédéric Chopin, heeft me bekoord. En dat doen ook de polonaises van Chopin. En zijn Marche Funèbre

De stad Warschau

zegt erg veel over Polen en zijn inwoners. Vandaag is in de stad – tot de zeventiende eeuw was Krakau de Poolse hoofdstad – meer dan 85% van het patrimonium puur namaak. In 1944 vielen de Duitsers binnen. Ze maakten de hele stad met de grond gelijk, verjoegen alle inwoners, vernietigden de eeuwenoude geschiedenis van Warschau in enkele dagen tijd. Er vielen veel doden, maar de oorlog was nog maar net achter de rug of de Polen verzamelden al hun krachten en begonnen aan de heropbouw van hun stad. Het Poolse volk leverde ongeziene inspanningen om zijn hoofdstad in ere te herstellen, het historische karakter ervan terug te vinden. Het onmogelijke bleek mogelijk; haast alle gebouwen en monumenten werden gerestaureerd of gekopieerd. Tot en met het middeleeuwse Koninklijke Paleis, nabij de Grote Markt, die trouwens ook een verzameling van heropgebouwde huizen is, allemaal in een andere kleur en andere bouwstijl. Het Warschau van nu is niet meer dat van Chopin. Maar de Polen die u ontmoet, en die op hoop van zegen nog een woordje Engels of Frans spreken (tot voor kort was het Russisch natuurlijk de tweede taal), zullen u wel verzekeren dat zij niet veranderd zijn: Polen zijn en blijven koppige mensen, doorzetters, harde werkers, handelaars. Hun vaderlandsliefde is er één vol sentimentaliteit; loyaal tot op het bot. Dat was vroeger niet anders. Getuige daarvan Frédéric Chopin.

Toen die op twintigjarige leeftijd de wijde wereld introk, liet hij volgend, melancholisch bericht achter: “Ik geloof, dat ik wegga om te sterven; en wat moet het treurig zijn om ergens anders te sterven, dan waar men altijd heeft geleefd…” En inderdaad, negentien jaar na deze voorspellende woorden, moest hij het afleggen tegen de ziekte die hem al zijn hele leven achtervolgde: tuberculose. Hij stierf in Parijs, de stad die hem genereus ontvangen had maar waar zijn ziel bloedde. Op zijn graf werd Poolse aarde verstrooid, uit een zakje dat hij al die tijd bij zich droeg, waar hij ook was, in welk land of welke stad hij ook verkeerde. En zijn hart, zo was zijn wens, moest naar dat kloppende hart van Polen dat Warschau heette. Nu rust Chopins hart in de kerk van het H. Kruis, op een boogscheut van het Genootschap Frédéric Chopin, niet ver van de universiteit waar zijn vader Franse literatuur doceerde. Nicolaas Chopin was Fransman, trok in zijn jeugd naar Polen, werd verliefd op de lieftallige Poolse Justine Krzyzanowska, huwde met haar en werd vader van twee kinderen, Louise en Frédéric. In deze buurt componeerde Frédéric zijn eerste muziek, kreeg les van de beroemde pianoleraar Joseph Elsner, groeide op als kind en ondeugende knaap. Over zijn pianoleraar Elsner wordt gezegd dat “hij niet aan de afwijking leed om als leraar zijn stempel te willen drukken op zijn leerlingen. Integendeel. Elsner legde zijn geniale leerling geen beperkingen op, liet hem volledig vrij in al zijn improvisaties en fantasieën”. Diezelfde buurt, die ooit rustig geweest moet zijn, is nu een kluwen van drukke straten, met voorbijrazende auto’s ( Trabantjes zie je hier nog nauwelijks!), loeiende alarminstallaties, heftig getoeter en heel veel mensen. De Nowy Swiat is de Warschause tegenhanger van de Louisalaan. Sjieke boetieks, dure prijzen, de plek voor de nouveau monde, oftewel de Nowy Swiat.

In het museum

van de Société Frédéric Chopin, gelegen in het Ostrogski-kasteel in het centrum van Warschau, loopt een permanente tentoonstelling waarin het leven van Chopin in twee delen opgesplitst is: Frédéric in Polen, en Frédéric buiten Polen. Met originele brieven van Chopin, geschreven in een buitengewoon sierlijk handschrift, vaak lyrisch en opmerkelijk humoristisch. Want ook die reputatie had de geniale componist en pianist: die van scherpzinnig woordkunstenaar en begaafd toneelspeler. En dat niet alleen op jeugdige leeftijd, ook later stak hij graag de draak met toeschouwers, genoot hij volop zijn imitatiekunst en spotzucht. Een studiegenoot van Chopin schreef: “Toen ik Chopin een bezoek bracht in Parijs, vroeg ik of hij mij aan Liszt kon voorstellen. Niet nodig, antwoordde Chopin, en hij ging aan de piano zitten, nam de houding aan van Liszt, deed zijn mimiek na, en imiteerde al zijn trekken zo sprekend dat het was alsof ik naar Liszt keek en luisterde”. Nochtans was Frédéric Chopin geen veelzijdig kunstenaar. De meningen over zijn wijdverbreid genie zijn verdeeld; de één zegt en schrijft dat Chopin wellicht totaal geen interesse toonde in literatuur, architectuur, schilderkunst…; volgens de ander was Chopin een groot poëzieliefhebber met wereldse interesses. Chopin schreef geen opera en evenmin een symfonie. De piano was het instrument dat hij verafgoodde, meesterlijk beheerste, en levenslang trouw bleef. Nu nog zijn er stemmen die vinden dat Chopins werk uitsluitend voor de piano bestemd is. Wie zijn composities aan andere instrumenten toevertrouwt, begaat volgens deze groep aanhangers een grove fout.

Het museum van de Société Frédéric Chopin heeft tot doelstelling het leven en werk van Chopin zo goed mogelijk aan zoveel mogelijk mensen bekend te maken. En dat via het verzamelen van zoveel mogelijk informatie over het leven en de muziek van de man. Veel tentoongestelde memorabilia, manuscripten, schilderijen… zijn kopies van de originele. Zo bijvoorbeeld Chopins geboorte- en doopcertificaat (het originele hangt in de Brochow-kerk, waar Frédérics ouders trouwden, en Frédéric gedoopt werd). De geboorteakte werd einde 19de eeuw teruggevonden, en maakte een einde aan de verwarring die heerste omtrent de juiste geboortedatum van Chopin. Het certificaat vermeldt 22 februari 1810; Chopin zelf gaf herhaaldelijk 1 maart 1810 aan. De akte mag dan misschien een bewijs zijn, een verklaring voor deze twee data is er vooralsnog niet. Wat verder staat zijn laatste piano pronkerig in het midden van de kamer. In een andere kamer is een hele muur bedekt met allerhande portrettekeningen en -schilderijen van de musicus, zijn vrienden en familie. In de gang hangt ook een kopie van een schilderij van de Franse schilder Eugène Delacroix. Het doek dateert uit 1838, en werd in een Parijse studio gemaakt. Oorspronkelijk bevatte het doek twee portretten, één van Frédéric, en één van zijn geliefde, de Franse, feministische en revolutionaire schrijfster Aurore Dudevant, beter bekend onder de naam George Sand.

De verhouding

tussen beide eigenzinnige karakters verliep behoorlijk tumultueus. De gids – een op het eerste gezicht streng katholieke, oudere dame – die mij de rondleiding in het museum geeft, heeft over George Sand geen goed woord. “Egoïstische vrouw; ze heeft Frédéric de dood in gejaagd, ze liet hem in de steek als hij ziek was…” Niet iedereen is die mening toegedaan. “George Sand heeft zijn leven verlengd…”, klinkt het elders. Feit is dat George Sand een mannenverslindster was, met Chopin naar Mallorca trok omdat het klimaat er gunstiger was voor zijn slepende ziekte die alsmaar hardnekkiger werd, maar ze er uitgerekend in het regenseizoen belandden, met weinig geld op zak. De omstandigheden waren allesbehalve gunstig, Frédéric Chopin verzwakte; en het koppel moest terugkeren naar Nohant, niet ver van Parijs. Bovendien had Chopin al jarenlang te kampen met langdurige periodes van melancholie en zwaarmoedigheid, en voelde hij zich diep eenzaam, ook al was hij omringd door vrienden en kennissen. “De gezonde, krachtige natuur van George Sand voelde zich onweerstaanbaar aangetrokken tot de bescherming van alles wat zwak, teer en hulpbehoevend was, terwijl van de andere kant deze nobel gerichte aanleg bedreigd werd door de Spartaanse neiging om al het zieke en afhankelijke te verstoten en te vernietigen.”

Terwijl de gids de ene anekdote aan de andere koppelt, in geuren en kleuren over het leven van Chopin vertelt, weerklinkt op de achtergrond de Variations opus 2 en even later het Piano Concerto in E minor opus 1.

Het is in een dépendance van Zelazowa Wola, het landgoed van graaf en gravin Skarbek, aan wiens kinderen Nicolaas Chopin toen les gaf, waar Frédéric Chopin op 22 februari 1810 geboren werd. Een eenvoudige maar charmante woning, omringd door een weidse tuin, die volgens onze normen gerust ‘park’ genoemd mag worden. Parken zijn trouwens een belangrijke troef van heel Polen, en zeker van Warschau. In het Zelazowa-park wordt elke zondagnamiddag Chopin gespeeld, net als in het Lazienski Park, waar een mooi en groot bronzen standbeeld van Chopin over de rozentuin uitkijkt, een treurwilg hangt boven zijn hoofd. Frédéric Chopins geboortehuis is nu ingericht als museum. De salon, een bescheiden kamer met drie grote dubbele ramen die als deur dienst doen, wordt op mooie lente- en zomerdagen volledig opengegooid. Net zoals vroeger, toen Chopin achter zijn piano ging zitten; en zodra zijn handen het klavier raakten, werd het muisstil op de bankjes buiten, waar de Poolse aristocratie zich liet meevoeren met wat nu tot de klassieke muziekliteratuur hoort. Chopin gaf niet graag grote concerten voor volle zalen; veel liever trad hij op voor een select gezelschap. Ook vandaag zweven zijn klanken boven het gekwetter van de vogels uit, dwaalt zijn delicate pianomuziek over zijn geliefde vaderland, en is het Poolse volk Chopin eeuwig dankbaar om de status die hij aan de polonaise gaf. Chopin is dood, lang leve Chopin.

De toeristische dienst van Polen, Polska, heeft in samenwerking met Mazurka’ Travel een aantal reisformules uitgewerkt die volledig in het teken van “Chopin in Warschau” staan. Polska is bereikbaar op het nummer: (02) 511.81.69.

Lot Airlines vliegt elke dag rechtstreeks van Zaventem naar Warschau.

MARGOT VANDERSTRAETEN

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content