Voedsel wordt nooit meer goedkoop
Er dreigt een voedseltekort. Dat komt omdat Chinezen en Indiërs hun voedingspatroon veranderden, zo luidde de jongste jaren de verklaring. Vergeet dat denkspoor. De energieprijzen zijn de boosdoener.
De de steeds hogere eisen van de Chinese of Indiase magen zijn niet de reden voor de stijging van de voedselprijzen. Meer nog, de vraag naar vlees en zuivelproducten steeg de voorbije jaren in de twee landen zelfs minder snel dan in de periode daarvoor. Tot die verrassende vaststelling komen de economen John Baffes en Tassos Haniotis. Ze schreven een studie voor de Wereldbank over de stijging van de landbouwprijzen tussen 2006 en 2008. Ze hielden ook de opwaartse trend van dit moment in het achterhoofd. In de zomer van 2008 leek de Engelse econoom Thomas Mal-thus (1766-1834) uit zijn graf opgestaan. De landbouwprijzen piekten. Voedselrellen braken uit. Een aantal staten koos voor een exportverbod. Kan de wereldproductie de steeds hongeriger magen volgen? Of zou Thomas Malthus dan toch gelijk hebben, namelijk een bevolkingslimiet gekoppeld aan voedingproductie?
Nuance is op zijn plaats. Ten eerste herzag de Engelse econoom zelf op latere leeftijd zijn hypotheses. Ten tweede en bovendien nog belangrijker: Baffes en Haniotis zien nauwelijks een verband tussen de gestegen voedselprijzen en de hongerige magen in China en India. Die hypothese maakte nochtans school tijdens die hete zomer van 2008. De voedingspatronen wijzigen structureel, wegens de hogere welvaart in de twee grootmachten in wording. Samen staan ze voor 27 procent van de wereldbevolking. Een kleine wijziging in de eetpatronen zou enorme druk op de voedselprijzen veroorzaken.
Maar, verrassing: noch in China of India, noch in de rest van de wereld, versnelde de stijging van de vraag naar voedsel (zie kader: Chinese maag grolt minder sterk). Toegegeven, de vraag naar maïs steeg in China en India, maar de vraag naar graan als dierenvoeder voor runderen, varkens en gevogelte daalde bij de twee grootmachten in wording. Wie weet dat er voor de productie van één kilo rundvlees zeven kilo graan nodig is, kan besluiten dat dus ook de vleesconsumptie daalde.
Belang van energieprijzen
Het duo economen schudt bij die verrassende vaststelling meewarig het hoofd. Het wijst alleen maar op de zware kloof tussen de marktfundamenten en de prijsontwikkeling tijdens de zeepbeljaren. Het opvallendste was nog de stagnerende consumptie van tarwe en rijst. Net die twee landbouwgrondstoffen werden het meest duurder. De reden? De prijsstijging werd zogezegd gedreven door de steeds hongeriger magen.
Met andere woorden: fundamentele landbouwevoluties spelen bij de prijsontwikkeling een geringe rol. Ook speculatie is niet bepalend. Die versterkte weliswaar de prijsstijgingen in 2008, maar dat gebeurde slechts gedurende een korte termijn.
De twee economen raden een snelcursus in energiegrondstoffen aan. Want de stijgende energieprijzen waren de belangrijkste gangmaker in de klim van de voedselprijzen. Als de energieprijzen met een tiende klimmen, heeft dat een algemeen effect op de prijzen van landbouwproducten van 2,7 procent. De prijs voor sojaolie stijgt het felst. Voor elke 10 procent die olie duurder wordt, klimt de prijs van sojaolie met 3,6 procent. Bij meststoffen is de correlatie nog sterker: 5,5 procent.
Hogere energieprijzen dus als gangmaker voor hogere landbouwprijzen. Die conclusie is al even verrassend en ingrijpend als die van de tamme Chinese en Indiase magen. Het kan betekenen dat we blijvende hogere voedingprijzen krijgen. Onder oliekenners bestaat een consensus dat de prijs drie tot vier keer hoger blijft dan 20 dollar per vat, het prijsgemiddelde tussen 1984 en 2004. Voedingsproductie vergt veel energie. Bovendien zijn er de transportkosten, want landbouwgrondstoffen worden vaak over bijzonder lange afstanden vervoerd. Ruwweg kan dus worden gesteld dat voedingprijzen met twee derde zouden klimmen, indien energie drie tot vier keer duurder blijft.
Het antispeculantenfonds
Wordt dat de trend? Het duo Baffes en Haniotis loopt er niet mee te koop. Een algemene trend heeft weinig nut, want er zijn voortdurend sterke schommelingen in de prijsontwikkeling. Zelfs een gemiddelde prijs heeft geen zin, wegens voortdurende zware verschillen. Die vaststelling heeft belangrijke gevolgen voor het beleid. De Boerenbond bijvoorbeeld pleitte de jongste jaren herhaaldelijk voor een mechanisme tegen een te zware vo-latiliteit. Maar de twee economen geloven niet in prijsverzachtende mechanismen. Net de afwezigheid van een bepaalde prijsontwikkeling (en een gemiddelde prijs) leveren het bewijs dat pogingen daartoe in het verleden mislukten. De Europese Unie bijvoorbeeld werkt nog steeds met bepaalde bodemprijzen.
Toch blijven sommige landbouweconomen geloven in corrigerende mechanismen. In het Duitse weekblad Der Spiegel pleitte Joachim von Braun, landbouweconoom in Bonn, voor een wereldwijd graanreservefonds. Daarin zou voor 20 tot 30 miljard dollar steken als verweermiddel tegen te felle prijsfluc-tuaties.
Marc Wittemans, de gedelegeerd bestuurder van de Maatschappij voor Roerend Bezit van de Boerenbond (MRBB), de financiële holding achter de Boerenbond, reageert wat sceptisch op dat voorstel. “Je moet eerst en vooral kijken naar de oorzaken. Gaat het om een onevenwicht tussen vraag en aanbod? Of is de prijsstijging het gevolg van louter financiële speculatie? Een buffervoorraad is dan niet de doeltreffendste techniek. Het kan de financiële speculatie temperen, maar het zou zeer omvangrijke middelen vergen. Je kunt de financiële speculatie het best bestrijden met een betere financiële marktregulering.”
Door wolfgang riepl
Stijgen de voedselprijzen door hongerige Chinezen? Vergeet het. Het zijn de energieprijzen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier