VERKOOP VOOR UITVOER. OVER EEN ONWIJZE REGEL

Een voorgestelde wijziging van de EU-regels inzake doeanewaardering die invoerders veel geld gekost zou hebben gaat gelukkig niet door. De wijziging betrof de betekenis van de term “verkoop voor uitvoer”. Een toelichting.

Het huidige systeem,

zoals voorgeschreven door het Communautair Doeanewetboek, werkt als volgt. De voornaamste metode voor het bepalen van de doeanewaarde van goederen voor uitvoer naar de EU is te kijken naar de “voor de goederen werkelijk betaalde of te betalen prijs indien zij voor uitvoer naar het doeanegebied van de Gemeenschap worden verkocht”.

Volgens artikel 147 van de Verordening ter uitvoering van het Doeanewetboek is een voldoende bewijs om goederen “als verkocht voor uitvoer naar de EU” aan te merken, het feit dat deze goederen die het voorwerp van een verkoop uitmaken, worden aangegeven voor het “vrije verkeer” (door het betalen van invoerrechten). Dit geldt ook voor opeenvolgende verkopen die de invoer voorafgaan. In zo’n geval kan elke prijs die deze verkopen tot resultaat hebben als basis voor de doeanewaarde worden genomen. De enige voorwaarde waaraan de koper moet voldoen is : partij zijn bij het koopkontrakt. Met andere woorden, bij een zogenaamde “kettingverkoop” die de invoer van goederen in de EU tot gevolg heeft, kan elke prijs die voor een van de verkopen werd betaald, dienen als de basis voor de bepaling van de doeanewaarde van deze goederen.

In dit verband dienen de volgende twee punten onthouden te worden. Vooreerst is het zo dat welke prijs ook genomen wordt, deze in elk geval voor doeanedoeleinden aanvaardbaar moet zijn. In het algemeen wil dit zeggen dat de prijs at arm’s length moet zijn. Ten tweede dient de persoon die de waarde van de goederen aangeeft (en die een inwoner van de EU moet zijn) in staat te zijn, zo de doeane erom verzoekt, om dokumenten voor te leggen die bewijzen dat de prijs die als basis voor de doeanewaarde is aangegeven, overeenkomt met de prijs die bij de verkoop in kwestie werd betaald. Dus, indien de doeanewaarde wordt gebaseerd op een eerdere verkoop voor uitvoer, nl. een verkoop die de doeanewaardering niet onmiddellijk voorafgaat, en de koper in die verkoop geen inwoner van de EU is, dan moet de persoon die de goederen aangeeft in staat zijn om alle vereiste informatie van de koper te verkrijgen. Het doet niet ter zake of de persoon die de aangifte doet en de koper bij de verkoop in kwestie onderling verbonden partijen zijn.

Financieel Planningsidee.

Deze regel schept mogelijkheden voor ondernemingen in de EU, die afgewerkte produkten, onderdelen of materieel invoeren uit belangrijke niet-geprivilegieerde handelspartners (Australië, Canada, Japan en de VS), om hun doeanelasten te beperken voor die produkten die rechtstreeks uit zo’n land worden ingevoerd maar via een ketting van tussenpersonen worden gefaktureerd.

Het oorspronkelijke voorstel.

Einde 1993 lanceerde de Europese Kommissie een voorstel om de regels zo te veranderen dat de doeanewaarde bepaald dient te worden op basis van de laatste verkoop die leidt tot de invoer van de goederen naar het doeanegebied van de EU. Het effekt van een dergelijke wijziging zou erin bestaan de doeanewaarde te doen stijgen met maar liefst 20 % voor die goederen die ingevoerd worden in de EU op basis van een eerdere “verkoop voor uitvoer”. Ook zouden andere bedrijven naar de toekomst toe geen voordeel meer kunnen putten uit het bestaande systeem.

Onhoudbaar.

De redenen voor de voorgestelde wijziging zijn voor de zakenwereld nog steeds niet duidelijk. Eén van de redenen die werden aangevoerd was dat de nieuwe regels meer konsistentie zouden brengen in de doeanewaardering tussen de EU en haar voornaamste handelspartners. Ironisch genoeg diende men evenwel vast te stellen dat terwijl de EU overwoog om het “kettingverkoopprincipe” af te schaffen, de Amerikaanse doeaneadministratie een instruktie naar haar ambtenaren stuurde om deze waarderingsmetode toe te staan, en dit op grond van een uitspraak van het US Hof van Beroep in de zaak Nissho Iwai. Een ander krachtig argument tegen de voorgestelde wijziging was dat een dergelijke aanpassing in strijd zou zijn met de verplichtingen van de EU onder de GATT. Immers, de GATT-kontraktspartijen hebben tijdens de Uruguay-ronde de tariefonderhandelingen beëindigd, waarbij overeengekomen werd om bepaalde procentuele redukties op invoer van bepaalde produkten toe te passen. De voorgestelde wijziging zou indruisen tegen de geest van de GATT omdat ze leidt tot verhoogde tarieven terwijl de EU zich nu precies voorgenomen had om tariefredukties in te voeren. De wijziging zou daarenboven een schending van artikel II(3) van de GATT kunnen uitmaken, omdat de wijziging impliceert dat de EU haar voorgenomen toegevingen zoals die werden genegocieerd in het kader van de GATT, in feite in waarde zou verminderen, hetgeen dat artikel nu precies verbiedt.

Gewijzigd voorstel.

Na een lobbycampagne van de bedrijfswereld is de Kommissie met een gewijzigd voorstel gekomen. Daarin blijft de mogelijkheid bestaan om de doeanewaarde te baseren op een eerdere verkoop voor uitvoer. Als de laatste verkoop, nl. de verkoop die leidt tot de invoer van de goederen, wordt genomen, dan zal, luidens dit voorstel, de aangifte van de prijs een voldoende aanduiding zijn om de goederen als verkocht voor uitvoer naar het doeanegebied van de EU aan te merken. Wordt een eerdere verkoop genomen, dan zal de invoerder tegenover de doeaneautoriteiten moeten kunnen aantonen dat de goederen werden verkocht voor uitvoer naar het doeanegebied van de Gemeenschap. Ontwerprichtlijnen die de Kommissie als toelichting bij het gewijzigde voorstel heeft gevoegd, geven enkele voorbeelden van het verplicht te leveren bewijs dat de goederen voor uitvoer naar het doeanegebied van de Gemeenschap werden verkocht : zo bijvoorbeeld zijn de goederen volgens de specifikaties van de Gemeenschap gefabrikeerd, of worden ze geacht geen ander gebruik of andere bestemming te hebben (op basis van merktekens e.d. op de goederen) ; of nog, de goederen in kwestie zijn speciaal gefabrikeerd of geproduceerd voor een koper in de Gemeenschap ; of, welbepaalde goederen zijn besteld door een tussenpersoon die ze door een producent laat fabrikeren, terwijl de goederen rechtstreeks vervoerd worden van de producent naar de Gemeenschap. Het gewijzigde voorstel zal waarschijnlijk worden aangenomen en van kracht worden op 1 juli 1995.

Eenvormige behandeling binnen de EU ?

Met deze wijziging hoopt de Kommissie dat de aangiftes van de doeanewaarderingen in alle lidstaten eenvormig worden behandeld. Ondanks de toelichtende richtlijnen blijft het onzeker of de doeaneautoriteiten van de lidstaten het verplicht te leveren bewijs voor een eerdere verkoop voor uitvoer op uniforme wijze zullen interpreteren.

JEAN-PAUL TIMMERMANS

ALASTAIR GORRIE

Jean-Paul Timmermans en Alastair Gorrie zijn juridisch advizeurs bij Price Waterhouse.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content