Van fiscale goede wil
Einde van het jaar. En dus tijd voor een fiscaal jaaroverzicht. Een greep uit de belangrijkste evoluties.
De al jaren aanslepende reglementering van het beroep van belastingconsulent is in 1998 nooit uit de actualiteit geweest. Begin dit jaar hechtte de regering haar goedkeuring aan een voorontwerp van wet waarbij de belastingconsulenten hun thuisbasis krijgen bij het Instituut der Accountants, terwijl hun collega’s “fiscalisten” (met wat lagere diplomavereisten) opgenomen worden binnen het Beroepsinstituut van Boekhouders.
De ontwerptekst verdween vervolgens voor vele maanden naar de Raad van State, die onlangs zijn advies uitbracht. De ministerraad heeft de tekst inmiddels opnieuw besproken en goedgekeurd. Niet zonder de belastingconsulenten, de boekhouders en de fiscalisten nog een bijkomende verplichting op te leggen: zij zullen, zoals dat sedert enkele maanden al het geval is met de accountants en de bedrijfsrevisoren, mee moeten waken over de naleving van de zogenaamde “witwaswetgeving”.
Maar deze beroepsreglementering is niet voor morgen. De tekst moet nu bij het parlement worden ingediend, waar hij zowel door de Kamer als door de Senaat behandeld moet worden. De kans is bijgevolg groot dat de parlementaire werkzaamheden pas na de komende verkiezingen afgerond kunnen worden.
PROCEDURE.
Blikvanger van het voorbije jaar waren ongetwijfeld de moeizame pogingen om de fiscale procedure hervormd te krijgen. De twee wetsontwerpen zijn half april door de Kamer goedgekeurd, maar vervolgens gestrand in de senaatscommissie voor Financiën waar ze heftig werden bekritiseerd. Dit heeft ertoe geleid dat belangrijke onderdelen van de fiscale procedure opnieuw bekeken zijn, wat uitgemond is in een lange reeks van regerings- en andere amendementen. Het resultaat zal zijn dat de bezwaarprocedure beduidend korter wordt: drie maanden tijd om bezwaar in te dienen, en vervolgens een wachttijd van zes maanden waarbinnen de administratie het bezwaar zal kunnen onderzoeken. Is er na die termijn geen beslissing, dan zal de belastingplichtige onmiddellijk naar de rechtbank kunnen stappen. Althans als alles blijft zoals het nu gepland is. Want aangezien de Senaat de wetsontwerpen amendeert, moeten ze na hun goedkeuring terug naar de Kamer.
DEPUTATIE.
Op het gebied van de fiscale procedure is er nog beweging geweest. Onder invloed van het Arbitragehof en van het Europees Hof van Justitie in Luxemburg. Dat laatste oordeelde een jaar geleden dat de Belgische regeling inzake de inhouding van BTW-tegoeden vanuit Europese hoek op verschillende punten vatbaar is voor kritiek. En het Belgische Arbitragehof ging nog een stap verder door dezelfde regeling discriminerend te noemen. Het Arbitragehof schreef ook geschiedenis door de bestaande bezwaarprocedure inzake directe belastingen “discriminerend” te noemen.
Het “vak” van fiscale wetgever is tegenwoordig niet simpel. Het Arbitragehof kijkt nauwlettend toe. Zo ontnam de wetgever aan de bestendige deputaties hun rechtsprekend karakter (wanneer zij bezwaren behandelen inzake gemeentelijke en provinciale belastingen). Maar het Arbitragehof vernietigde die regeling, met als gevolg dat de bestendige deputaties vandaag opnieuw optreden “zoals een rechter”.
ARTIESTEN.
Veel lawaai was er begin dit jaar rond het BTW-statuut van de artiesten. Menig parlementslid heeft zich geroepen gevoeld om zich het behartigenswaardige lot van de creatieve medemens aan te trekken. Vele artiesten dreigden immers door een wat ongelukkig genomen beslissing van de BTW-administratie hun BTW-vrijstelling te verliezen. Maar tot een dreigend faillissement van de culturele sector is het niet gekomen. De BTW-administratie bond in, en voor de ongelukkigen die niet aan BTW kunnen ontsnappen (wat overigens niet altijd een nadeel is), werd het tarief verlaagd naar 6%.
SUCCESSIERECHTEN.
Het Vlaamse Gewest verlaagde zijn successierechten bij de vererving van bedrijven (onder bepaalde voorwaarden) al eerder naar 3%. Maar het moest wel dulden dat verschillende verzoeken tot vernietiging als een zwaard van Damocles boven de boreling bleven hangen. Dat gevaar is nu geweken. Het Arbitragehof heeft onlangs geoordeeld dat het Vlaamse Gewest (voor het grootste gedeelte) wel degelijk bevoegd was om te doen wat het heeft gedaan. En de kritiek dat de Vlaamse regeling discriminerend zou zijn, is onder tafel gemoffeld op basis van een procedurefout.
Intussen hebben het Waalse en het Brusselse Gewest het goede voorbeeld gevolgd, en ook een vererving van bedrijven tegen 3% mogelijk gemaakt. Zij het dat de voorwaarden in elk van de drie gewesten verschillen, zodat het voor bedrijfsleiders die hun einde voelen naderen, allicht de moeite loont om goed na te kijken in welk gewest zij hun laatste levensjaren willen slijten.
Goed om weten is dat de federale wetgever ook zijn duit in het zakje doet. Hij sleutelt aan een regeling om ook de schenkingsrechten te verlagen naar 3% wanneer een bedrijf – in dit geval “bij leven” – overgaat naar de volgende generatie. Maar de definitieve regeling laat op zich wachten. De ministerraad besloot anderhalf jaar geleden tot de verlaging. Het wetsontwerp is inmiddels in de Kamer goedgekeurd. Maar het kan nog door de Senaat worden geëvoceerd.
Wat inmiddels wel tot een goed einde is gekomen, is de wettelijke regeling van het Belgisch administratiekantoor, een techniek die onder meer toelaat de opvolging in familiale ondernemingen op een ordentelijke wijze te regelen. Maar het vehikel dat daarvoor in België wordt klaargezet (de private stichting) zit nog in de startblokken bij het parlement.
OPTIES.
Van wachten gesproken. Begin december 1997 hechtte de regering haar principiële goedkeuring aan een gloednieuwe fiscale regeling omtrent aandelenopties die (onder meer) aan personeelsleden worden toegekend. De kern van het verhaal is dat het belastbaar voordeel voortaan (onder bepaalde voorwaarden) forfaitair geraamd zou worden op 7,5% van de waarde van de onderliggende aandelen op het ogenblik van de toekenning van de aandelenoptie. Maar de onhandige poging om dit geregeld te krijgen bij Koninklijk Besluit botste op een “njet” van de Raad van State, zodat in allerijl een wetsontwerp geschreven moest worden dat de normale parlementaire procedure moet volgen. Op het ogenblik waarop we deze bijdrage schreven, was nog steeds geen wetsontwerp ingediend bij het parlement. Met als gevolg dat de inwerkingtreding almaar uitgesteld wordt. Eerst wou men de regeling in werking laten treden op 1 januari 1998; daarna op 1 juli 1998 en de jongste berichten spreken van 1 januari 1999. Met alle daaruit voortvloeiende moeilijkheden voor bedrijven die zich inmiddels op het gladde ijs van de aandelenopties hebben gewaagd.
DISCRIMINATIE.
Ook de vraag of gehuwden fiscaal gediscrimineerd worden, heeft de mensheid het voorbije jaar opgedeeld in believers en non-believers. Het wegwerken van de fiscale discriminatie van gehuwden is een politiek item geworden. Waarbij men allicht voor het gemak vergeet dat de waarheid in het midden ligt, want er zijn discriminaties over en weer. De discussie bereikte een hoogtepunt toen de voormalige minister van Financiën zich op een onbewaakt ogenblik liet ontvallen dat ongehuwd samenwonende ouders hun gemeenschappelijke kinderen twee keer fiscaal ten laste kunnen nemen. Maar onder druk van verontwaardigde kruisvaarders trok de minister zijn staart weer in.
Het debat is inmiddels verstomd. Er is geen geld om zelfs de meest opvallende discriminaties een beetje weg te werken.
EURO.
Met de euro in zicht moest ook op fiscaal gebied gehandeld worden. De BTW-administratie heeft van de gelegenheid gebruikgemaakt om de BTW-aangiften (een beetje) te moderniseren en in te korten. Maar van de met luide trom aangekondigde mogelijkheid om de aangiften elektronisch in te dienen, komt voorlopig niet veel in huis.
BESTUURDERS.
De artsenvennootschappen beleefden kwade momenten. Als gevolg van wat allicht een ministeriële “slip of the tongue” moet zijn geweest, kwam het fiscaal statuut van hun bestuurders plots op de helling te staan. Maar dat bleek een storm in een glas water.
Inmiddels blijft het voor alle bestuurders (niet alleen die van artsenvennootschappen) een open vraag of het zogenaamde “attractiebeginsel” wel of niet heringevoerd wordt. Hoe meer tijd verstrijkt, hoe moeilijker het wordt om eventuele zaken recht te zetten (als die al rechtgezet moeten worden; daarover is niemand het eens).
Kwade tijden breken wel aan voor fiscale schuinsmarcheerders. Op initiatief van enkele parlementsleden is dit jaar immers een wet goedgekeurd die hen kan verbieden gedurende een zekere tijd bepaalde vennootschapsmandaten uit te oefenen.
GOED.
Zoals onlangs beslist werd om bepaalde verkeersboetes op te trekken, in de hoop het verkeer veiliger te maken, hoopt men allicht ook door het schermen met een mogelijk beroepsverbod, de fiscale zeden te milderen. Zodat allen worden, tot mensen van fiscale goede wil. Zalig kerstfeest.
Jan Van Dyck is fiscalist.
Jan Van Dyck
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier