Traditie in de tropen

Landbouw kan wel degelijk heel rendabel zijn. Sipef toont hoe u met de productie van een primaire grondstof als palmolie enorme marges maakt.

Het aandeel van de Belgische plantageholding Sipef heeft vorige week woensdag een flinke tik gekregen. Het enthousiasme van de beleggers bekoelde na de publicatie van de halfjaarcijfers voor 2010. De oogst van palmolie daalde met acht procent. Op 24 augustus bereikte het aandeel nog 54 euro, maal vijf in tien jaar.

De gedelegeerd bestuurder van Sipef, François Van Hoydonck, blijft er stoïcijns bij. De gastheer ontvangt ons in het door koloniale geschiedenis doordesemde kasteel Calixberg in Schoten. “2009 was een zeer goed jaar, 2010 viel tot nu tegen. Op jaarbasis kan de oogstopbrengst 5 tot 10 procent schommelen. Meer dan 10 procent heb ik nooit geweten, al werk ik sinds 1979 bij Sipef. De palmolieoogst is een continu proces, het hele jaar door. We kunnen dus nooit een volledige oogst missen. Dat is anders dan bijvoorbeeld de graanproductie. Die wordt één keer geoogst. Dan kan je tot een derde van je jaarproductie verliezen.”

FRANçOIS VAN HOYDONCK (CEO SIPEF). “Dat klopt. Maar je moet wat verder kijken. In 2003 hadden we nog een belangrijke productie in Ivoorkust. Die hebben we vervangen door hectares in Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea. De rendementen per hectare zijn er ruim dubbel zo hoog als in Ivoorkust. We hebben dus eigenlijk slechte productie afgebouwd ten voordele van goede productie. En die blijven we de volgende jaren uitbreiden. Met wat vandaag in het businessplan voorzien is aan verdere expansie, bereiken we in 2020 een productie van bijna een half miljoen ton palmolie. En dat is dus zonder eventuele nieuwe expansie. Dat bijkopen, is uiteraard de bedoeling.”

De wereldwijde markt van palmolie was in 2009 goed voor 42 miljoen ton. Hoe komt het dat u met een marktaandeel van iets meer dan een half procent toch erg hoge winstmarges haalt?

VAN HOYDONCK. “Wij zitten in een groeimarkt. De markt van palmolie kent een gemiddelde groei van 4 procent per jaar, vooral door de stijgende vraag in China en India. Maar we houden niet van prijsvolatiliteit. We werken via langetermijnrelaties met onze belangrijke klanten, zoals Cargill, Unilever of Wilmar.

“Dat speelt in ons voordeel in turbulente tijden. In 2008 zakte de prijs van palmolie plots met de helft, tot 500 dollar per ton. Sommige klanten gingen toen weer onderhandelen over de bestaande contracten met de palmolieproducenten. Wij hebben dat probleem nooit gehad. Wij bleven onze palmolie verkopen voor 1000 dollar per ton. Maar wij leverden ook tegen lagere prijzen in een stijgende markt. Net omdat we vooraf die langetermijnrelaties met de klanten hadden afgesproken. We respecteren onze engagementen.”

Een van uw troeven is ook de productie van duurzame palmolie. Unilever bijvoorbeeld wil vanaf 2015 alleen nog duurzame palmolie. Nochtans is ook dat een rem voor uw expansie?

VAN HOYDONCK. “De focus van Sipef ligt heel duidelijk op duurzame productie. Maar het klopt dat ik vandaag geld op de bank heb staan. Ik heb er niets mee gedaan, want ik vind onvoldoende goede projecten voor de uitbreiding van mijn business. Ik mag geen gebieden ontbossen. Ik kan geen orang-oetans verjagen. Ik mag geen turfland inpalmen. Ik mag geen schadelijke meststoffen of sproeistoffen gebruiken. Ik moet opletten het afvalwater beter behandelen. Ik moet de kwaliteit van mijn sociale omgeving verhogen met een betere huisvesting en scholing voor het personeel en een hoger salaris.”

De sociale omgeving verbeteren? De voorbije jaren had Sipef in Indonesië woelige sociale conflicten, stakingen en 800 ontslagen?

VAN HOYDONCK. “Dat hing samen met onze focus op hoger renderende plantages. In Indonesië waren we afgegleden. We moesten orde op zaken stellen. We brachten de discipline en de standaarden op een hoger niveau. Het was buigen of barsten en we hielden voet bij stuk. We hebben die mensen collectief ontslagen en vergoedingen betaald op basis van rechtbankvonnissen. Het was een dure operatie, maar het heeft de onderneming opgekrikt. Het personeel werkt met een hogere productiviteit. We betalen trouwens meer dan het gemiddelde loon in Indonesië. En we hebben een vrij uitgebreid bonussysteem, in functie van de geconsolideerde groepswinst. In 2009 kreeg een gemiddelde arbeider in Indonesië een bonus van twee tot vier maanden jaarsalaris. Naar Belgische normen is dat spectaculair. Maar g inds is zo’n bonus standaard. Hij werd onderhandeld met de vakbonden.”

Duurzaamheid is een modewoord. Maar wil de consument daarvoor ook betalen?

VAN HOYDONCK. “Nogmaals. De focus van Sipef ligt heel duidelijk op duurzame productie. Je merkt hoe de Europese consument druk uitoefent. Hij eist meer duurzaamheid, maar hij wil er niet meer voor betalen. Want onze producten zijn uiteraard duurder, omdat ze aan strengere criteria voldoen. Maar duurzaamheid is een vrij jonge tendens die vijf jaar geleden startte. Onze klanten moeten nog aanvoelen hoeveel extra de eindverbruiker uiteindelijk wil betalen. Maar het werkt duidelijk voor ons bedrijf, als strategie. We krijgen een extra vergoeding voor onze duurzame palmolie.”

Maar verhoogt duurzaamheid daarom ook de beursprestaties van het aandeel?

VAN HOYDONCK. “We krijgen daar veel vragen over tijdens onze roadshows. Ik heb geen keuze. Mijn investeerders vinden dat belangrijk. De belegger kan trouwens kiezen. In Azië heb je genoeg palmolieproducenten die openlijk laten verstaan dat ze volop voor expansie gaan. Ze gaan niet voor duurzaamheid. Ze noteren ook met een hogere koerswinstverhouding dan de Europese palmoliebedrijven. Vijftien versus tien. Er is dus duidelijk een korting in Europa. Maar dat komt veeleer door risicoanalyse dan door duurzaamheid. Palmolie is iets in het Verre Oosten. Dat is ver van ons bed. Met alle volatiliteit erbij.”

Uw tweede centrale activiteit is de rubberteelt. Is dat wel een goede keuze, gezien het enorme cyclische karakter van de auto-industrie, uw belangrijkste klant?

VAN HOYDONCK. “Wij produceren natuurrubber. Daaraan is nog altijd een duidelijk tekort in de wereld. De autoverkoop mag dan dalen in Europa, in het Verre Oosten blijft die klimmen. Daar komen enorm veel wagens bij. De aanvoer van natuurrubber is vrij inflexibel. Het duurt zes jaar voor een rubberboom een eerste latexproductie geeft. Bij een stijgende vraag komt pas over zeven jaar nieuwe natuurrubber op de markt. Dat is een mooi vooruitzicht voor de algemene rubbermarkt, de volgende tien tot twintig jaar.”

Dan zijn we in het jaar 2020. De historische aandeelhouder, de familie Bracht, trok zich volledig terug uit de operaties. Blijft de familiale band?

VAN HOYDONCK. “Baron Theo Bracht (68) is de voorzitter van de raad van bestuur en komt nog dagelijks langs, als hij niet op reis is. Hij woont op het 29 hectare grote domein van Calesberg, met het kasteel van Calixberg. Hij wil weten hoe het staat met de palmolie. Hij volgt dat niet als een bestuurder, maar als een betrokken aandeelhouder. Maar hij moeit zich niet langer met de operaties. Dat is zo natuurlijk gegroeid. Er is geen enkele Bracht meer die iets operationeels doet in de onderneming. Maar dochter Priscilla Bracht is bestuurder. Zij is het geweten in de raad van bestuur. Ze heeft van nature uit die feeling voor duurzaamheid en milieuzorg. Als wij wat te veel denken aan geld maken, is zij daar voor het herstel van het evenwicht.”

Door wolfgang riepl

“In 2009 kreeg een gemiddelde arbeider in Indonesië een bonus van twee tot vier maanden jaarsalaris” François Van Hoydonck, Sipef

“De markt van palmolie kent een gemiddelde groei van 4 procent per jaar, vooral door de stijgende vraag in China en India” François Van Hoydonck, Sipef

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content