Terugname bedrijfswagen
Leidt de terugname door de werkgever van een aan zijn werknemer toegekende bedrijfswagen tot een impliciet ontslag ?
Impliciet ontslag is een ontslag dat ofwel het gevolg is van een tekortkoming in de uitvoering van de arbeidsovereenkomst met andere woorden de wanprestatie door één van de partijen ofwel voortvloeit uit de eenzijdige wijziging van bepaalde voorwaarden van de arbeidsovereenkomst.
Beide vormen van impliciet ontslag onderscheiden zich doordat bij de eerste vorm de wil tot verbreken van de arbeidsovereenkomst aanwezig moet zijn, terwijl bij de tweede vorm de impliciete (belangrijke) éénzijdige wijziging door één van de partijen van één van haar (essentiële) contractuele verplichtingen reeds voldoende is om de arbeidsovereenkomst als beëindigd te beschouwen. In geval van een wanprestatie van één der partijen moeten de feiten uitwijzen of de tekortkomende partij de wil heeft de arbeidsovereenkomst te beëindigen.
Tot voor drie jaar kon enkel het éénzijdig effectief wijzigen van essentiële arbeidsvoorwaarden leiden tot een impliciet ontslag en dus tot de onrechtmatige beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Maar sinds het Hof van Cassatie in 1993 het wijzigingsrecht van de werkgever sterk beperkte, geldt thans blijkbaar dat ook een wijziging van niet-essentiële arbeidsvoorwaarden niet is toegestaan, tenzij wanneer in de arbeidsovereenkomst expliciet is bepaald dat het om een wijzigbare, niet-essentiële arbeidsvoorwaarde gaat. In de arbeidsovereenkomst wordt met andere woorden best een variabiliteitsbeding opgenomen waarbij wordt gestipuleerd welke niet-essentiële arbeidsvoorwaarden gewijzigd kunnen worden. De principiële onveranderlijkheid van essentiële arbeidsvoorwaarden geldt echter onverminderd.
DE BEDRIJFSWAGEN.
Wanneer we de theorie van het impliciet ontslag toepassen op ons voorbeeld van de bedrijfswagen, dan moeten we een tweetal hypotheses onderscheiden. Enerzijds het weinig voorkomende geval waarin de bedrijfswagen als een werkinstrument dient te worden beschouwd en anderzijds de situatie waarin de bedrijfswagen een voordeel in natura uitmaakt en dus een vorm van verloning is.
Werkinstrument. In het eerste geval is de werkgever overeenkomstig artikel 20 van de Arbeidsovereenkomstenwet verplicht, behoudens strijdige bepalingen, de bedrijfswagen (hulpmiddel) ter beschikking te stellen van de werknemer. Wanneer de werkgever aan deze verplichting tekortschiet, vormt dit een wanprestatie die op zichzelf niet leidt tot de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Anders is dit evenwel wanneer uit de feitelijke omstandigheden blijkt dat er een blijvende wil bestond in hoofde van de werkgever om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. In dat geval wordt de wanprestatie als een impliciet ontslag gezien en dus als een onregelmatige beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Voordeel in natura. Wanneer de werknemer de bedrijfswagen hoofdzakelijk voor private doeleinden gebruikt, liggen de kaarten enigszins anders. In die situatie zou men kunnen argumenteren dat de terugname van de bedrijfswagen zich presenteert als een eenzijdige wijziging van een essentiële arbeidsvoorwaarde, met name het loon. Dat leidt tot een impliciet ontslag of een onregelmatige beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
EXPLICIETE VARIABILITEITSBEDINGEN.
Niets belet de partijen echter om in onderling akkoord te bedingen dat de werkgever bepaalde niet-essentiële arbeidsvoorwaarden kan aanpassen of wijzigen. Hoewel overeenkomstig artikel 25 van de Arbeidsovereenkomstenwet een beding waarbij de werkgever zich het recht voorbehoudt om de voorwaarden van de overeenkomst te wijzigen nietig is, besliste het Hof van Cassatie in 1991 dat deze bepaling enkel van toepassing is op bedingen die betrekking hebben op de essentiële elementen van de arbeidsovereenkomst. Niet-essentiële arbeidsvoorwaarden kunnen met andere woorden dus wel gewijzigd worden. Voordien had het Hof van Cassatie reeds ruimte gelaten aan de partijen om uit te maken welke arbeidsvoorwaarden voor hen essentieel zijn en welke niet.
Hieruit zou men eventueel kunnen afleiden dat de werkgever en werknemer onderling kunnen overeenkomen dat bepaalde loonbestanddelen zoals het voordeel in natura van een bedrijfswagen voor hen als niet-essentieel wordt beschouwd. Let wel, de omvang van het wijzigingsrecht van niet-essentiële arbeidsvoorwaarden is zeker niet onbegrensd : het wezen van de arbeidsovereenkomst dient immers te worden gerespecteerd ; er moet met andere woorden steeds loon en arbeid zijn. Een expliciet variabiliteitsbeding waarin beide partijen overeenkomen dat alle bestanddelen van de verloning niet-essentieel zijn, is dus onaanvaardbaar.
BESLUIT.
Uit dit alles kunnen we besluiten dat het antwoord op de initieel gestelde vraag genuanceerd is en de kwalificatie van de bedrijfswagen een belangrijke rol speelt.
Is de bedrijfswagen een gereedschap voor het uitvoeren van de arbeidsovereenkomst, dan dient de werkgever deze wagen ter beschikking van de werknemer te stellen wanneer er arbeidsprestaties geleverd moeten worden. De werkgever is immers, tenzij anders uitdrukkelijk gestipuleerd, verplicht het nodige gereedschap voor de uitvoering van de arbeidsovereenkomst te voorzien. Verwaarloost hij deze plicht, dan vormt dit geen eenzijdige wijziging van de arbeidsovereenkomst maar een contractuele wanprestatie die op zichzelf de arbeidsovereenkomst niet doet eindigen op voorwaarde dat de werkgever niet de blijvende wil had om de overeenkomst niet meer uit te voeren.
Vormt het privaat gebruik van de bedrijfswagen echter een voordeel in natura, een arbeidsvoorwaarde, dan is voorzichtigheid geboden. Het opeisen van de bedrijfswagen zou hier als een eenzijdige wijziging van een arbeidsvoorwaarde kunnen gezien worden, wat tot een onrechtmatige beëindiging van de arbeidsovereenkomst zou kunnen leiden. Teneinde de nood aan meer flexibiliteit van de ondernemingen te lenigen, lijkt het raadzaam in de arbeidsovereenkomst, of in een aparte overeenkomst, een clausule op te nemen die deze situatie voorziet. Zeker in geval van een langdurige schorsing van de arbeidsovereenkomst, bijvoorbeeld in geval van een langdurige ziekte, zwangerschapsverlof of loopbaanonderbreking, lijkt het aangewezen dat de partijen een clausule in de arbeidsovereenkomst voorzien die stelt dat de bedrijfswagen dient te worden ingeleverd wanneer een dergelijke situatie zich voordoet.
JEAN-PAUL TIMMERMANS YVETTE DE SMEDT
Jean-Paul Timmermans en Yvette De Smedt zijn juridische raadgevers bij Price Waterhouse
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier