SPEKTAKELPOLITIEK

Het spel en de knikkers

Met de dood van prinses Diana stond de voorbije weken de verhouding tussen politiek en massamedia weer in de belangstelling. Velen, onder wie de Nederlandse gewezen minister Jos van Kemenade, zullen waarschijnlijk weer hun mening bevestigd zien dat de democratie “verslonst” als gevolg van het optreden van de media. Begin dit jaar verkondigde Van Kemenade in De Volkskrant dat de media te vaak de agenda bepalen, waarbij het te veel gaat over het spel en te weinig over de knikkers. De werkelijke problemen blijven daardoor onderbelicht.

Toch lijkt het mij moeilijk vol te houden dat het spektakel, dat natuurlijk zijn eisen stelt, de inhoud van de politiek is gaan bepalen. Ook Di was niet zomaar een willoos slachtoffer ; door het handig bespelen van de media wist zij niet alleen haar hele schoonfamilie in het defensief te dringen, maar bovendien eigen issues op de agenda te plaatsen.

En in tegenstelling tot wat velen beweren, gingen de sterk op de media en de publieke beeldvorming gerichte verkiezingscampagnes in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië de voorbije jaren wel degelijk over iets. Bij hun greep naar de macht (en ook daarna) maakten Tony Blair c.s. overigens voortdurend gebruik van de lessen die uit de ervaringen van Bill Clinton konden worden getrokken. De kenniseconomie in al haar facetten leidt dan ook in de politiek tot een verandering van de spelregels, maar niet van de essentie.

DAT BLIJKT OOK

uit enkele boeken over de laatste twee verkiezingscampagnes van Clinton. Over die van ’92 schreef Newsweek-journalist Joe Klein onder de schuilnaam Anonymous de sleutelroman Primary Colors (1996, Random House ; in het Nederlands De kandidaat, Balans).

Daaruit komt Clinton (in de figuur van gouverneur Jack Stanton) niet alleen naar voren als een rokkenjager, maar ook als een politiek dier dat het campagne voeren niet laten kan en zodoende tot duursport wist te verheffen ; daarnaast en ondanks alles ook als iemand met het hart op de goeie plaats.

Opvallend is verder dat hij voortdurend gedetailleerd op de hoogte wilde worden gehouden van de laatste opiniepeilingen en stemmingen in de verschillende focus groups. Moderne marketingtechnieken kregen zodoende definitief hun plaats in de politiek, maar terzelfder tijd volgt Clinton op de beslissende momenten zijn politiek instinct, desnoods tegen alle adviezen in.

EENZELFDE BEELD

komt naar voren uit Behind the Oval Office (1997, Random House) van Dick Morris, de architect van Clintons heropstanding na de voor de Democraten rampzalige Congresverkiezingen van 1994.

Morris was de man die net voor de presidentsverkiezingen van vorig jaar ontslag moest nemen uit Clintons campagne, nadat een prostituee uit Washington haar verhouding met hem openbaar maakte in de boulevardpers. Daarbij vertelde ze dat ze wel eens mocht meeluisteren als hij telefoneerde met de president hetgeen Morris blijft ontkennen.

Dick Morris is specialist in opinie-onderzoek, maar daarnaast vooral een superieur politiek strateeg. Men kan veel beweren van zijn boek, behalve dat het niet politiek zou zijn. Zo blijkt Morris bijvoorbeeld een francofiel te zijn die geregeld in Parijs vertoeft, en daar het nodige heeft opgestoken van de Franse politiek. De comeback van Clinton ten koste van de Republikeinen werd zelfs in niet geringe mate geïnspireerd door de manier waarop Mitterrand, tijdens zijn eerste cohabitation met de rechterzijde, Chirac buitenspel wist te zetten.

HERHAALDELIJK

benadrukt Morris dat opiniepeilingen wel een hulpmiddel kunnen zijn om te beslissen wanneer welk thema uit het politiek programma aangekaart moet worden, maar zeker niet om het programma zelf te bepalen. Politiek gaat immers om leiderschap ; ook dat blijkt duidelijk.

Clinton onderhoudt bijvoorbeeld in en rond het Witte Huis verschillende (deels rivaliserende) think tanks die hem voortdurend van interessante ideeën moeten voorzien ; daaruit maakt hij dan soeverein zijn keuze. Ook is hij voortdurend op zoek naar de eigen zwakke plekken, waaraan iets gedaan moet worden.

Verder beschrijft Morris hoe ze samen de mogelijk sterkste punten van de Republikeinen in kaart brachten en analyseerden hoe die omgebogen konden worden in “modern Democratische” richting. Clintons dossierkennis en intellectuele wendbaarheid (die doen denken aan politici als Lubbers en Dehaene) zijn daarbij geen geringe hulpmiddelen.

HET KLOPT DUS

dat Clinton niet zelden tegen de machtige, meer behoudende pressiegroepen in zijn partij de belangrijkste issues van de Republikeinen heeft “gestolen”, maar het is niet correct dit tot opportunisme te herleiden. Politiek gaat immers altijd om het vermogen nieuwe combinaties en coalities tot stand te brengen. Hoe meer management mensenwerk is, hoe meer managers hiervan kunnen leren.

Clinton komt uit het boek sowieso naar voren als een manager met top-allure. In grote organisaties is immers niets zo moeilijk als het organiseren van de kritische informatiestromen naar boven toe (meestal slibben die dicht in de leemlagen van de hofhouding), om er vervolgens iets creatiefs mee te doen, en dat tot in de kleinste details. Leuk is bijvoorbeeld hoe de beperkte focus van de media op het politieke spektakel in enkele grote steden werd gebruikt om met behulp van tv-spotjes in de beslissende regio’s daarbuiten, zonder dat de Republikeinse strategen het doorhadden, te werken aan een breed draagvlak voor de Democratische alternatieven.

DANY JACOBS

Dr. Dany Jacobs is senior-onderzoeker/adviseur bij het TNO Studiecentrum voor Technologie en Beleid in Apeldoorn en bijzonder hoogleraar Innovatie en Externe Organisatie aan de Technische Universiteit Eindhoven.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content