Slappe was

Met de recente jaarwisseling maakte Johan Sauwens, de Vlaamse minister die onder meer bevoegd is voor Buitenlandse Handel, een einde aan het contract van Martin Van Houtte als algemeen directeur van Export Vlaanderen. In de dossiers die Sauwens van de vorige legislatuur had geërfd, zat er onder meer een vernietigend rapport van de raad van bestuur van de desbetreffende parastatale instelling over haar directeur-generaal. Na een aantal consultaties maakte de Vlaamse minister voor Buitenlandse Handel korte metten met de hele zaak. Hij was daarbij zo grootmoedig eervol ontslag te verlenen aan de afgevoerde directeur-generaal. In brede kringen, bij de actoren van de export – belangrijke Kamers van Koophandel en dergelijke – bestaat er instemming met de ministeriële beslissing. Ze hadden het behoorlijk op hun heupen gekregen van iemand die een bijna zero-luisterbereidheid had getoond, met wie het meer dan moeilijk was in teamverband te werken, en waarvan men de indruk kreeg dat het eigen ego belangrijker was dan de export van Vlaamse goederen en diensten. Droevig einde van een directieperiode die goed drie jaar had geduurd.

Laan uitgestuurd.

Op een bestaan van nauwelijks negen jaar was het de tweede directeur-generaal die bij Export Vlaanderen de laan werd uitgestuurd. De eerste – Hans De Belder – hield het weliswaar wat langer uit (mei 1991 – einde 1996) maar strandde omdat de politiek hem in een onmogelijke positie had geplaatst. De toenmalige meerderheid had immers beslist dat het dagelijks bestuur niet in handen zou zijn van die ene directeur-generaal maar van een driemanschap dat collectief beslissingen moest nemen; bij toeval natuurlijk VU-SP-CVP. Omdat leden van het trio dachten steeds langs de partijhoofdkwartieren te moeten gaan, zat er van in het begin zand in het raderwerk.

Bovendien werd het niet geapprecieerd dat De Belder, oud-diplomaat, met zijn directoraat-generaal horizonten trachtte te benaderen die exportpromotie voorbij staken en die in de buurt kwamen van de algemene politieke externe betrekkingen. De voormalige minister-president Luc Van den Brande (CVP) bedacht daarvoor een constructieve oplossing: hij benoemde De Belder tot zijn diplomatiek vertegenwoordiger en beide heren hebben voorts loyaal en correct samengewerkt.

Efficiëntie.

Maar blijft dan Export Vlaanderen zelf. Het is een veeg teken dat op een tijdspanne van nauwelijks negen jaar er aan de top een dergelijk verloop is. In vorige beleidsbrieven van de Vlaamse regering klonk het af en toe triomfalistisch: het ging goed, het moest goed gaan, want de begroting ging maar altijd verder de hoogte in. Nochtans blijven er in de exportbevordering – ook met een jaarlijkse begroting van 1,2 miljard frank voor Export Vlaanderen alleen (dus buiten het Waalse Awex en de Belgische BDBH) – problemen bestaan die de huidige regering maar best op een efficiënte manier zou aanpakken.

Ten eerste blijft de exportbevordering in België een hybride geval. De exportbedrijven hebben de regionalisatie van de exportbevordering door de overheid nooit gevraagd. Dat was een eis die uitging van de politiek. Er werd politiek geregionaliseerd maar niet helemaal. Hier en daar bleven er overlappingen; en de nood aan verdere verduidelijking blijft bestaan. Met een VLD-staatssecretaris voor Buitenlandse Handel in de federale regering, een Vlaams minister-president (VLD) die externe betrekkingen in zijn bevoegdheid heeft, en een realistische Vlaamse minister voor Buitenlandse Handel (VU&ID), zou er toch gemikt mogen worden op samenwerking in plaats van confrontatie, op verduidelijking in plaats van confusie.

Ten tweede zou er nog eens ondubbelzinnig moeten gesteld worden dat exporteren een zaak is van de bedrijven waarbij de overheid slechts een (belangrijke) bevorderende rol vervult. De privé-sector is niet gediend met een parastatale die zichzelf promoot, soms ten nadele van initiatieven (zoals de Kamers van Koophandel) die rechtstreeks uit het privé-initiatief zijn ontstaan. Export is de finaliteit, niet de instelling.

Ten derde heeft men met de regionalisatie ook voordelen van de vroegere toestand – een handelsattaché onder een ambassadeur – weggegooid. Uit persoonlijke ervaring weet ik dat er Vlev‘ers (Vlaamse economische vertegenwoordigers) zijn die zwalpen, geen of weinig leiding krijgen of willen ontvangen van het hoofdkwartier, geen samenwerking nastreven met de ambassadeur, soms niet de eerste principes van hoffelijke bereidwilligheid aan de dag leggen. Men moet deze vaststelling niet veralgemenen om toch te denken dat men best eens een kritische doorlichting zou maken van de bijna tachtig Vlev’ers en handelssecretarissen. Vier jaar geleden schreef Ernst & Young hierover een verslag waarvan men de lectuur nog steeds kan aanbevelen.

jan hendrickx

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content