SECTORALE LOONONDERHANDELINGEN

De metaalsector houdt op maandag 8 maart de finale ronde van de loononderhandelingen. Fabrimetal biedt voor 1999 en 2000 slechts 5 à 5,2%, een pak minder dan de “voorgeschreven” 5,9%. Het loonakkoord in Duitsland geeft echter sterke wapens aan de vakbonden. Trends berekende dat de loonmarge groter wordt.

P aul Soete is de toponderhandelaar van Fabrimetal, de werkgeversorganisatie van de metaalverwerkende nijverheid. Midden in de onderhandeling pakt hij uit met een streefcijfer. “Voor zowel 1999 als 2000 kunnen we, indexering inbegrepen, een verhoging toestaan van 2,5 à 2,6%,” verklaart Paul Soete in een gesprek met Trends. Samengeteld is dat 5 à 5,2% voor de beide jaren. Beduidend minder dan de 5,9%. “Over die 5,9 praten we niet,” zegt een vastberaden Paul Soete, die in andere onderhandelingen meestal niet zo openlijk naar buiten treedt. “We richten ons op de ontwikkeling in de metaalsector bij de buurlanden, maar we moeten ook nog steeds een handicap van 10% wegwerken.” Deze cijfers gelden voor de arbeiders, voor de bedienden wordt apart onderhandeld (zie kader: De droomfabriek).

Zal Fabrimetal standhouden? Op het moment van het gesprek lagen er nog twee vergaderingen in ‘t vooruitzicht: maandag 1 maart en maandag 8 maart. Die laatste wordt de finale ronde. Erop of eronder. De vijf gespreksrondes sinds de CAO-onderhandelingen op 18 januari in gang werden geschoten, waren niet veel meer dan schijngevechten. De andere sectoren kijken met belangstelling toe, want de metaalsector is traditioneel een trendsetter. Bovendien zijn het ook op persoonlijk vlak interessante onderhandelingen. De “tegenstrevers” van Paul Soete zijn niet van de minste: aan de ene kant Herwig Jorissen van de socialistische CMB, een jonge ambitieuze en intuïtieve Sturm und Drang‘er, en aan de andere kant Tony Janssen van de christelijke CCMB, die in de running is voor het ACV-voorzitterschap (hoewel dat niet zijn persoonlijke ambitie zou zijn).

Dat er al weken

weinig is gebeurd, heeft veel te maken met Maribel. Maribel is een loonkostenverlaging die volgens Europees commissaris voor Concurrentiebeleid Karel Van Miert (SP) concurrentievervalsend is. Hij vordert de terugbetaling. De Belgische regering dacht dat alles wel zou koelen zonder blazen. Maar de zaak kwam voor het Europees Hof van Justitie en België werd veroordeeld. De regering onderhandelt nu met Van Miert om een werkbare regeling te vinden. Er wordt gedacht aan een systeem waarbij bedrijven niet de ontvangen steun uit het verleden moeten terugbetalen, maar waarbij ze minder toekomstige steun krijgen. In de Wetstraat heerst over dit dossier een volledig stilzwijgen. Voor de patronale onderhandelaars in de verschillende sectoren is die situatie een zwaard van Damocles dat boven eventueel toegekende loonsverhogingen hangt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat tot nu toe alleen in de chemiesector, die weinig van doen heeft met Maribel, een CAO werd bereikt.

Zeven knelpunten

In de metaalsector bestaan er vier knelpunten voor de werkgevers:

Koopkracht. Ten eerste het niveau. De vakbonden mikken zeker op (minimaal) 5,9%. Fabrimetal wil, zoals al gezegd, niet verder gaan dan 5 à 5,2%. Ten tweede is er discussie of het om een vaste loonsverhoging voor iedereen moet gaan of om een enveloppe die op ondernemingsvlak kan worden besteed. Paul Soete: “Wij denken dat zo’n enveloppensysteem niet onder controle kan worden gehouden.”

Arbeidsduurvermindering op ondernemingsvlak. Dat is vooral een ABVV-eis.

Toenadering tussen de statuten van arbeider en bediende (opzegperiode, carensdag…).

Syndicale delegaties in de kleine ondernemingen. “Wij zullen daar nooit op ingaan,” zegt Paul Soete.

Aan vakbondszijde heeft men het dan weer moeilijk met drie werkgeverseisen:

Flexibiliteit. “We willen verdere stappen zetten,” zegt Paul Soete. “Bij de vakbondsleiding is er meer en meer begrip voor deze thematiek, maar op de werkvloer blijft het moeilijk.”

Loopbaanonderbreking. Paul Soete: “We willen een grendel op de fantasieën van minister van Arbeid en Tewerkstelling Miet Smet (CVP). Voor 3% van het personeel is loopbaanonderbreking een recht. Maar door ook halftijdse loopbaanonderbreking toe te staan, heeft in sommige bedrijven 60% van de werknemers er recht op. Wij willen ons beperken tot de voltijdse loopbaanonderbreking.”

Terbeschikkingstelling van personeel van bedrijf A aan bedrijf B. Deze regeling moet voor Fabrimetal soepeler.

Loonontwikkeling bepaalt renteverlaging

In de meeste sectoren staat de koopkracht voorop. Boter bij de vis. Maar de conjunctuuromslag maakt dit moeilijk. Europa is beland in een periode van groeivertraging en steeds meer economen nemen het woord recessie in de mond. In Nederland werd zojuist de groeiprognose voor dit jaar herzien tot onder de 2%. In Duitsland daalde in het voorbije kwartaal het bruto binnenlands product met 0,4% tegenover het vorige kwartaal, terwijl een nulgroei was verwacht. In Frankrijk werd in december 1998 een daling van de industriële productie opgetekend van 1,6%, in plaats van de verwachte 0,3%-daling.

Velen, met de Duitse minister van Financiën Oskar Lafontaine voorop, verwachten een impuls van de kersverse Europese Centrale Bank ( ECB) via een renteverlaging. Maar de ECB beweegt niet. Diverse elementen spelen daarin een rol (zie ook Focus, blz. 7). Psychologische elementen bijvoorbeeld (niet toegeven aan de politieke druk), maar zeker ook, naast nog andere, de onzekerheid over de Europese loonkostenontwikkeling. De ECB vreest dat met hogere loonkosten en een starre arbeidsmarkt een renteverlaging het inflatievuur weer ontsteekt.

De ECB keek

vooral naar de Duitse loononderhandelingen. IG Metall, de Duitse metaalvakbond van voorzitter Klaus Zwickel, dreigde met een nationale staking indien hij zijn eisen niet ingewilligd zag. 6,5% loonsverhoging, vroeg IG Metall voor 1999. De werkgevers wilden niet veel verder gaan dan 2%. Uiteindelijk werd in Baden-Württemberg een akkoord bereikt: 3,2% structurele verhoging en een eenmalige vergoeding van 1% (zie kader: Duitsland). Normaal nemen de andere deelstaten dit akkoord over. Maar dit jaar is er tegenwind. Vooral het vroegere Oost-Duitsland kan de CAO van het rijke Baden-Württemberg moeilijk volgen.

Voor België is dit van belang, want de concurrentiepositie van ons land wordt bepaald door de loonontwikkeling van de drie buurlanden: Duitsland, Frankrijk en Nederland. Duitsland weegt daarin zwaar door. In Nederland is men min of meer op het verwachte spoor (zie kader: Nederland). In Frankrijk moet in 2000 de 35-urenweek worden ingevoerd. Wat het gevolg daarvan zal zijn op de loonkosten is onduidelijk.

Als we de recente CAO-cijfers

van de buurlanden toepassen op de formule die de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven ( CRB) hanteert om de loonmarge voor België te berekenen, komen we tot een grotere marge dan de 5,9% die in het jongste interprofessioneel akkoord als richtlijn voor de sectorale onderhandelingen werd meegegeven. Afhankelijk van de hypotheses varieert dat extra percentage van 0,3 tot 0,7% voor 1999 en 2000 samen (zie kader: De ruimere marge).

Paul Soete komt voor de metaalsector uit op lagere cijfers, omdat hij nog kan rekenen op een CAO in Nederland van vorig jaar en omdat de Fabrimetal-formule afwijkt van die van de CRB (de weging gebeurt op basis van exportcijfers en niet van het bruto binnenlands product, waardoor Nederland meer gewicht heeft). Het Duitse metaalakkoord rekent Fabrimetal aan 3,6% op jaarbasis (een herberekening van de kost van het akkoord – 3,2% + 1% – van veertien naar twaalf maanden), in Nederland geldt 2,6% en in Frankrijk 2% (een schatting op basis van de reeds bereikte ondernemings-CAO’s). Het gewogen gemiddelde bedraagt 2,9% voor 1999. “Maar we hebben een handicap van 10% opgebouwd in het verleden,” zegt Paul Soete. “Die moeten we verder afbouwen. We moeten dus onder dit cijfer blijven.” En zo komt Soete aan de 2,5 à 2,6%. Voor 2000 neemt hij hetzelfde cijfer. “Ik moet voorzichtig zijn. Ik ken de inflatie niet voor volgend jaar en gezien ons systeem van automatische indexering neem ik dus een risico door nu al een loonsverhoging af te spreken. Daarvoor moet een risicopremie betaald worden.”

Zal de vakbond bereid zijn in te binden? Na het duurdere Duitse akkoord zal de welwillendheid om onder de 5,9% te blijven erg klein zijn. Bovendien doorkruisen twee andere recente statistieken de onderhandelingen. Ten eerste de studie van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) waaruit blijkt dat de sociale lasten dit jaar dalen tot het laagste peil in vijf jaar. Het VBO houdt dan nog geen rekening met de toegekende loonkostenverlagingen. Voorts blijkt ook uit een internationale studie dat België met een reële belastingvoet op ondernemingen van ongeveer 30% bij de minst belaste landen van Europa hoort. Tweemaal koren op de molen van de vakbonden. De werkgevers staan voor harde tijden.

GUIDO MUELENAER

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content