Schaf 71 rechtbanken af en justitie werkt snel en efficiËnt “

Eddy Van Camp (65) is veertig jaar advocaat, curator. “Uit idealisme. Ik was gebeten door de politieke microbe en wilde de wereld veranderen.” Toch liet hij de politiek links liggen. Geen tijd en niet koosjer om beide te combineren. Maar de wereld veranderen, wil hij nog altijd.

De flamboyante sinjoor begint volgend jaar aan zijn 40ste jaar als advocaat. Hij was curator in grote faillissementen, zoals het Sportpaleis en Antwerp Shiprepair, en adviseerde de Vlaamse regering in het dossier-Boelwerf. De auteur van standaardwerken over faillissementsrecht adviseerde hierover ettelijke parlementaire commissies. Hij is ook oprichter van Pro Mandato dat de Antwerpse curatele ondersteunt en mee organiseert.

Van Camp komt allesbehalve uit een justitienest. Zijn vader leidde het distributiebedrijfje Soep Van Camp en zijn enige connectie met justitie was een verre neef die op de griffie werkte. “Ik ben een juridische homo novus, die het zonder de democratisering van het onderwijs en van de advocatuur nooit had kunnen maken. De derde succesfactor is mijn vrouw. Vroeger was de balie weggelegd voor zonen uit de burgerij, die in de beginjaren teerden op hun familievermogen. Bij mijn start kreeg ik elke maand 1000 frank. Ik herinner me dat ik met mijn eerste voorschot eens goed ben gaan dineren met mijn vrouw. Fier dat ik ‘Schat, vanavond zorg ik voor het eten’ kon zeggen. We leefden immers van het haar loon als lerares, terwijl ze ‘s nachts de brieven in mijn pro-Deozaakjes typte.”

Een familiaal netwerk is voor heel wat advocaten nog altijd een belangrijk commercieel voordeel.

EDDY VAN CAMP (EVC ADVOCATEN). “Sommige jonge advocaten verdienen onmiddellijk veel geld dankzij hun familie en andere anciens verdienen na vijftien jaar het zout op hun patatten niet. Ik maakte er vroeger een eer van me volop in te zetten voor mijn pro Deo’s. Stilaan bouwde ik aan de reputatie van een vechter. Toen een vriend van mij notaris werd, wist hij dat ook toen hij zijn cliënten adviseerde naar mij over te stappen. Als alleenstaande advocaat had ik plots 50 zaken. Ik werd zot!

“Op een bepaald moment had mijn stagemeester, Willy Van Orshaegen, in een gesprekje met de toenmalige voorzitter bedisseld dat ik het toch niet slecht deed. Plots kreeg ik een vonnis waarin ik als curator werd aangesteld in een faillissementje van een café. “Patron, een curator wat is dat nu juist”, vroeg ik naïef. Hele nachten heb ik toen faillissementsrecht en balanslezen geblokt. Van het een kwam het ander. Toen de Boomse Metaalwerken en wapenfabrikant Umal in 1973 failliet gingen, droegen de oudere curatoren het sociale werk aan mij over, omdat ze er niet zo vertrouwd mee waren. Sindsdien kreeg ik alle grote dossiers waarbij het Fonds Sluiting van Ondernemingen en de RSZ betrokken waren.”

Uw volgende grote zaak was het faillissement Christiaensen. De speelgoedwinkel werd doorgestart na een overdracht aan de GIB Groep. U was een zeer actieve, zelfs ondernemende, curator. Toen een unicum?

VAN CAMP. “Het is altijd mijn doel geweest minstens een deel van de economische activiteit te redden. Zo kwam op een dag een vertegenwoordiger van het ministerie van Financiën langs met de melding dat het de activa van de Scheepswerven Sint-Pieter via compensatie wilde verwerven. Alles was klaargemaakt voor de sluiting. Ik vernam echter dat rederij Ahlers Bridge al voor 40 procent een nog af te werken schip had voorafbetaald. Na moeilijke onderhandelingen kreeg ik gedaan dat topman André Leysen bijna 2,3 miljoen euro neerlegde voor de afwerking. Meer nog, Ahlers wilde zelfs nieuwe schepen bestellen, maar de omvang overtrof de capaciteit van de werf.”

Waarom koos u voor de advocatuur?

VAN CAMP. “Idealisme. Ik was gebeten door de politieke microbe en wilde de wereld veranderen. Ik stond dan ook mee op de barricades voor Leuven Vlaams, samen met mijn kotgenoot Luc Van den Brande, Hugo Coveliers en andere commilitones van het Vlaams Rechtsgenootschap. We wilden het universitair onderwijs dichter bij de Vlaamse bevolking brengen. Achteraf gezien namen we trouwens een groot risico. Iedere advocaat weet dat beide partijen zelden beter worden na een scheiding. Leuven Vlaams had kunnen uitlopen op een compleet fiasco, wegens gebrek aan academisch draagvlak.”

U volgde uw vrienden niet in de politiek. Waarom niet?

VAN CAMP. “Geen tijd. Dit is een onmogelijk beroep. Niemand kan de 20.000 bladzijden overzien die de wetgever jaarlijks op de rechtsonderhorigen afvuurt. Regels die iedereen verondersteld wordt na te leven! Als tussenpersoon tussen gerecht en individu ben ik in de weer om deze justitiële verontreiniging te kaderen.

“De combinatie advocaat-politicus is eigenlijk ook niet correct. Ik was altijd onwennig als ik tegen achtbare confraters als wijlen Hugo Schiltz moest pleiten. Voor ons zaten toch de rechters die voor hun volgende promotie van hen afhankelijk waren?”

Vandaag worden rechters benoemd door de Hoge Raad voor Justitie. Dat probleem is dus van de baan?

VAN CAMP. “Toch niet. Er is nog altijd een schijn van private en publieke belangenvermenging. Een advocaat-politicus kan de indruk wekken dat hij wel even een oplossing van een probleem kan fiksen. Het kan toch niet dat zo’n advocaat via zijn politieke connecties voor een bouwvergunning zorgt? Dat strookt niet met het principe dat het recht niet alleen moet geschieden in de praktijk, maar ook in de perceptie.

“Dat perceptieprobleem is er ook als sommige advocaten optreden als plaatsvervangend rechter. Als zo’n plaatsvervanger eens inspringt als een rechter zichzelf moet wraken, kan ik dat nog begrijpen. Maar de onafhankelijkheid van de rechtbank mag niet in het gedrang komen. Zo is het toch een beetje ambetant dat advocaten die plaatsvervanger zijn in het hof van beroep vonnissen hervormen van rechters van lagere rechtbanken, waarvoor ze later moeten pleiten.”

Bestaat dat perceptieprobleem ook bij de arbeidsrechtbanken en de rechtbanken van koophandel, waar vakbondsvertegenwoordigers en patroons mee het recht schrijven?

VAN CAMP. “De nagel op de kop. Een lekenrechter op de arbeidsrechtbank kan een ondergeschikte zijn van de man van de vakbond die voor hem komt pleiten. Voorts weet iedereen ook dat de banken de rechtbanken van koophandel beschouwen als een bron van informatie over ondernemers in problemen. Die ondernemer krijgt het dan nog moeilijker omdat zijn beter geïnformeerde bank de kredietschroeven aandraait. Hoeveel vertrouwen heeft een ondernemer dan nog in de rechtbank?”

De beroepsmagistraten pleiten voor het systeem omdat op die manier externe expertise wordt aangereikt. Is die niet intern aanwezig?

VAN CAMP. “Veel te weinig. Dat is onder meer een gevolg van de complete versnippering. Men kan perfect de efficiëntie van justitie verhogen zonder er massaal nieuwe middelen in te pompen. Voeg de 27 rechtbanken op niveau van het arrondissement samen per provincie en een voor de hoofdstad. En maak werk van het oude idee om de rechtbank van koophandel, de arbeidsrechtbank en de eerste aanleg te fusioneren.

“Zo’n herstructurering zorgt om te beginnen voor een eerlijke verdeling van de werklast tussen magistraten. Nu zijn er enorme verschillen per arrondissement en per soort van rechtbank. De voorzitter zou magistraten die in een periode maar half zoveel werk hebben, kunnen inzetten om elders de tijdelijke werkdruk op te vangen. Hetzelfde geldt ook voor de parketmagistraten. De eenheid van de rechtspraak en het vervolgingsbeleid zou er zeker op vooruitgaan.

“Dit voorstel zou ook een moderner personeelsmanagement bevorderen. Als in een klein arrondissement een rechter ziek wordt, blijft alles liggen en wordt de brave man of vrouw geconfronteerd met een berg werk. In een grotere rechtbank zou men dat gemakkelijk kunnen vermijden. Bovendien kan je op die manier toelaten dat de rechters zich specialiseren. Het heeft toch weinig zin dat men een complex bouwdossier overlaat aan een rechter die daar zelden mee te maken heeft. Hij moet bij wijze van spreken iedere keer van nul beginnen als hij zijn dossier opent. Dat vertraagt de behandeling soms maanden. Gespecialiseerde magistraten leiden ook tot betere vonnissen, wat op zijn beurt weer leidt tot minder, of minstens sneller uitgesproken, hogere beroepen.

“Een ander voordeel is dat ook het griffiepersoneel beter gespreid kan worden naar de plaatsen waar het meeste werk is. En er kan bespaard worden op materiaal, zoals gezamenlijke bibliotheken.”

Uw voorstel reduceert het aantal voorzitters (drie voor de 27 arrondissementsrechtbanken) met 71. Is dat niet compleet onhaalbaar?

VAN CAMP. “De gemiddelde rechter zal erachter staan. Ik ken competente magistraten die zich krom zwoegen en toch een serieuze achterstand hebben. Er is nood aan een grondige ingreep in het justitiële apparaat. Uiteraard besef ik dat ook een aantal geprivilegieerde magistraten er niet achter zal staan. In feite is de eengemaakte rechtbank van eerste aanleg steeds geblokkeerd door het monsterverbond van vakbonden en patronaat die hun mannetjes in de rechtbank willen plaatsen.

De huidige regering sleutelt ook aan het gerechtelijk akkoord. Is het net in deze tijden van crisis geen degelijk juridisch instrument om bedrijven te herstructureren?

VAN CAMP. “Zeker. Faillissementen zouden een randverschijnsel worden, werd gesteld bij de invoering van het gerechtelijk akkoord. Het gezonde bedrijf zou uit de probleemstructuur gehaald worden. De uitwerking is een ramp. Leveranciers stoppen met leveren of eisen cash omdat een gerechtelijk akkoord bijna altijd de aanloop is naar een faling. De invoering van de rechter-commissaris, ook voor kleine bedrijven, maakt het instrument peperduur en ontoepasbaar voor kmo’s. Je kunt een kaaswinkel in moeilijkheden niet vergelijken met, bijvoorbeeld, Sabena.

“Er heerst onrust bij mijn cliënten. De nieuwe wet op de continuïteit van de ondernemingen zou de oude wet op het gerechtelijk akkoord moeten vervangen. Maar de uitwerking blijft aanslepen. De crisis vraagt nochtans een absolute voorrangsbehandeling. Het zou de bedrijven helpen. Er is ook nood aan een mentaliteitsverandering. Nu komen er ondernemers op het allerlaatste moment om een oplossing uit te werken. Ik moet te vaak adviseren de boeken dicht te doen. Wie tijdig anticipeert op moeilijkheden, kan ook op meer soelaas rekenen van de leveranciers.”

Het gaat niet goed met de economie. Het aantal faillissementen stijgt. Goed nieuws voor de curatoren, klinkt het cliché.

VAN CAMP. “Het klopt niet. Als een bouwbedrijf, bijvoorbeeld, failliet gaat in goede economische tijden, vind ik voor een betonmolen negen kandidaat-kopers. Als het slecht gaat, heb ik negen betonmolens en geen koper. Ik moet dus tien keer harder werken. Het is overigens prettiger als je een onderneming in moeilijkheden erbovenop helpt, dan dat je met de brokken zit.”

VAN CAMP. “Wat maakt het uit of je jaarlijks een kwart of anderhalf miljoen verdient? Ik houd aan mijn vrijheid en pas ervoor onderaannemer te worden voor een buitenlands kantoor. Niemand wordt toch advocaat om rijk te worden. Er zullen wel uitzonderingen zijn, (ironisch) strafpleiters misschien.”

Heel wat curatoren hebben het moeilijk.

VAN CAMP. “Vroeger kon je overleven op enkele grote falingen die aan de curator een percentage (meestal drie procent, nvdr.) van het actief opleverden. De verhouding is echter scheefgetrokken. Vier op vijf dossiers zijn een pro-Deofaillissement, dat amper 500 euro opbrengt. Daarmee kan je de infrastructuur van een kantoor niet in stand houden. We zijn in Antwerpen met 100 curatoren. Dat is te veel om commercieel haalbaar te zijn.”

Met als gevolg dat op sommige rechtbanken de vriendjespolitiek binnensluipt?

VAN CAMP. “Er is soms een probleem van transparantie, zoveel is duidelijk.”

Uw zoon en dochter zijn geen advocaat. Spijt?

VAN CAMP. “Neen. Elk zijn ding. De belangrijkste motivatie van mijn zoon om dat niet te worden, was dat hij geen zeven dagen in de week wilde werken. Vandaag is hij als gepassioneerd ingenieur tot midden in de nacht met halfgeleiders in de weer.

“Ikzelf ben ook met mijn job bezig uit pure passie. In de eerste dagen van de vakantie ben ik af en toe met dossiers bezig, omdat mijn bloeddruk stijgt met nietsdoen. Zelfs mijn vrouw heeft er zich bij neergelegd. Ik ken haar al 50 jaar, in weer en wind. Natuurlijk heeft ons huwelijk wel eens stormen doorstaan. Maar verdorie, het staat er nog. Dat kunnen heel wat confraters op mijn leeftijd niet zeggen.” (T)

Door Hans Brockmans/Fotografie Jelle Vermeersch

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content