Pleidooi voor de spontane stad

Onze steden en gemeenten moeten de buikriem aanhalen. Dat hoeft geen rem te zijn op de stadsontwikkeling. Integendeel, het kan juist een stimulans zijn voor meer kleinschalig privé-initiatief, zegt de stedenbouwkundige Gert Urhahn.

Gert Urhahn, partner van Spontaneous City International, ontvangt ons in zijn appartement op drie hoog aan de Amsterdamse He-rengracht. Een interessante plek, want Urhahn noemt de Amsterdamse grachtengordel een schoolvoorbeeld van een geslaagd stukje spontane stad.

Volgens de Nederlandse stedenbouwkundige met Duitse roots is stadsontwikkeling in het verleden te veel geïnstitutionaliseerd. De overheid en grote partijen hadden het hele speelveld ingenomen, waardoor er geen ruimte overbleef voor kleine privé-initiatieven. In de spontane stad is de mens de maat der dingen.

Spontaniteit is geen garantie voor kwaliteit of succes. Bij de Vlaamse ‘spontane’ ruimtelijke ordening was er geen ruimtelijke ordening. Ze leverde een erg versnipperd, soms ronduit lelijk landschap op.

GERT URHAHN. “De spontane stad uitsluitend associëren met vrijheid of het ontbreken van regels is een misvatting. Regels blijven noodzakelijk. Iemand die investeert in een stad wil zijn project niet in waarde zien dalen door de investering van de buurman. Het kan niet dat de buurman een toren van tien verdiepingen neerpoot die de hele wijk in de schaduw zet. Er zijn collectieve regels nodig voor een straat, een gebied of een plein waar ieder individu profijt bij heeft. De overheid moet de regels reduceren tot een minimum. Vooral in Nederland heeft men regels opgestapeld tot in het absurde.

“Een van de belangrijkste principes van de spontane stad is wat we de collectieve waarden noemen. Voor elk ‘spontane stad’-initiatief, of het nu van een individu, een kleine ontwikkelaar of een groep buurtbewoners komt, heb je een raamwerk nodig. Dat kan fysiek van aard zijn — een park, een stratenpatroon, erfgoed… — maar het kunnen ook helder geformuleerde ambities zijn. Dat gaat over wat goed is voor de toekomst van de stad en reikt dus verder dan het individuele belang.

“De Amsterdamse grachtengordel is een mooi voorbeeld. Eigenlijk was dat een soort ingenieursplan voor de waterhuishouding en de bereikbaarheid van de gebouwen. Men heeft zones vastgelegd met een openbaar karakter en zones waar privéspelers aan de slag konden. Vervolgens heeft men die privéspelers wel de vrijheid gegeven om naargelang van hun middelen en behoeften zo groot of zo klein te bouwen als ze wilden. Je ziet langs de grachten naast vele kleine en middelgrote ook heel grote panden, soms van 3000 vierkante meter. Die afwisseling maakt het juist zo interessant en verrassend. De spontane stad laat die flexibiliteit ook toe. Je moet bij stadsontwikkeling rekening houden met de context, de economische conjunctuur, de politieke situatie… Kortom met de realiteit.”

Er blijft een rol weggelegd voor de planoloog?

URHAHN. “Jazeker. De spontane stad maakt de stedenbouwkundige en planoloog niet overbodig, maar hij krijgt wel een andere rol. Het is afstappen van de gedetailleerde masterplannen waarin de stedenbouwkundige alles op voorhand probeert vast te leggen. In de plaats komt een ontwikkelingsstrategie met duidelijke ambities, maar waarbij het eindbeeld nog open is. Dat vergt wat andere vaardigheden, een ander type proces en ook andere instrumenten. Maar een degelijke regie blijft noodzakelijk. Alleen komt het accent meer op het faciliteren in plaats van op vastleggen.

“Faciliteren zodat de initiatiefnemers gemakkelijker aan de slag kunnen. Die initiatiefnemers, en dan heb ik het vooral over de Nederlandse situatie, zijn niet langer een beperkt aantal grote partijen. Dat was de situatie tot aan de crisis hier. Schaalvergrotingsprocessen hadden ertoe geleid dat er nog maar enkele spelers overblijven: ING, Bouwfonds, grote woningcorporaties ook die door fusies soms tot 80.000 woningen in bezit hadden. In alle grote projecten in de steden kwam je eigenlijk een consortium met dezelfde drie of vier partijen tegen. Het voordeel van die geïnstitutionaliseerde aanpak is dat de processen heel gecontroleerd verlopen. Het nadeel is dat je een voorspelbare stad krijgt. En een saaie. Terwijl de essentie van een stad toch verrassing en verandering is.”

De economische crisis is een katalysator voor de spontane stad?

URHAHN. “Ja. De overheid moet besparen, de grote ontwikkelaars hebben minder geld, de banken zijn voorzichtiger. Tegelijk zat er nog nooit zoveel geld bij de burgers als nu. Het probleem is dat die burger risico’s mijdt en liever spaart. Nochtans is het misschien minder riskant om te investeren in je eigen buurt, die je goed kent, dan te beleggen in een financieel product waar je niets van begrijpt.

“Kijk naar Londen, een stad met een grote traditie in private investeringen en nieuwe vormen van civic economy. Zowat alles wat we mooi vinden in Londen is vanuit privé-initiatief ontstaan. Of neem het mooiste park van Amsterdam, het Vondelpark: dat is niet door de overheid aangelegd. Die wilde wel, maar had de middelen niet. Het is door het grootstedelijke mecenaat ontwikkeld, een groepje slimme bankiers dat het inzicht had dat hun investering op termijn de waarde van het gebied zou opkrikken.”

In België zijn die grote, dominante partijen minder aanwezig. Is er daardoor minder nood aan spontane stad? Of is er al meer spontane stad?

URHAHN. “Dat denk ik wel. Toen we op het Eilandje in Antwerpen werkten, hebben we goed ervaren dat België een andere traditie heeft. Sommige Nederlanders in het team pleitten voor een grootschalige aanpak. De Belgen stelden daar een meer bescheiden, kavelsgewijze ontwikkeling tegenover. Op het Eilandje is er een balans gevonden tussen die twee visies en dat werkt.

“België heeft inderdaad misschien een langere traditie van de spontane stad. De Nederlanders deden daar in het verleden soms zelfs een beetje lacherig over, maar die tijd is voorbij. De Belgische aanpak kan, zeker in combinatie met een slimme regie, tot mooie resultaten leiden.”

Kan de spontane stad een oplossing bieden voor de demografische en duurzaamheidsuitdagingen waar onze steden voor staan?

URHAHN. “We mogen die demografische druk niet alleen opvangen via stadsuitbreiding. Er is nog heel veel potentie binnen de bestaande contouren. We kunnen de stad verdichten en gebouwen transformeren. In Amsterdam staat 17 procent van de kantoren leeg. Er is soms nog zo veel lucht in de stad, waardoor uitbreiding echt niet nodig is. Soms is het onvermijdelijk natuurlijk, maar dan nog moet je er heel voorzichtig mee omspringen.

“Rio de Janeiro is een prachtige stad aan een baai, maar nu zie je dat die stad zich steeds meer ontwikkelt langs de oceaan, met de rug naar de stad. Waarom? Omdat daar minder weerstand is, in ruimtelijke zin, in sociale zin. Er zijn nog geen bewoners en het water is er mooi. In de baai is het water vies. Die verschuiving is nefast voor de bestaande stad, want de investeringen en de vernieuwing vallen er weg. Uitbreiding kan de bestaande gebieden en systemen verzwakken, bijvoorbeeld omdat ze onvoldoende gebruikt worden. Binnen de bestaande grenzen uitbreiden, is wat lastiger, zeker voor wie snel wil investeren en rendement halen, maar het biedt ook voordelen — ook duurzaamheidsvoordelen — voor voorzieningen, voor systemen, voor het openbaar vervoer, enzovoort.”

Mag er nog gewerkt worden in onze steden? De industrie is al lang weg en nu moeten ook de kantoren naar de rand van de stad. Verliezen steden daarmee niet hun knooppuntfunctie?

URHAHN. “Het is een cruciale opgave voor alle steden om uit te gaan van een functiemix waar het kan. Omdat de mix ook aansluit bij de menselijke natuur. De mens is niet eendimensionaal, hij combineert werken, ontspannen, wonen, winkelen…

“En het kan wel. De krant NRC Handelsblad is van een kantoorblok in de rand van Rotterdam naar een pand in het centrum van Amsterdam verhuisd. Dat is trouwens een mooi voorbeeld van vernieuwing in een dichtbebouwde, historische context. De redactie is ook meer dan een plek om te werken. Er zijn een grand café, een boekhandel, plekken voor discussies…”

Gert Urhahn spreekt op de conferentie Building for the Future op 20 juni bij KBC in de Havenlaan in Brussel.

LAURENZ VERLEDENS IN AMSTERDAM

“Het is minder riskant om te investeren in je buurt, die je goed kent, dan te beleggen in een financieel product waar je niets van begrijpt”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content