Pas op voor fundamentalisten uit Washington
Boeken die de globalisering over de hekel halen, blijven toestromen. Meer van hetzelfde? Neen, sommige worden genuanceerder, inzichtelijker en zelfs pikanter. Nobelprijslaureaat Joseph Stiglitz verbaast met ‘Perverse globalisering’.
Met Joseph Stiglitz verwelkomen de antiglobalisten een onverwachte kompaan in hun rangen. De Nobelprijswinnaar voor economie in 2001, oud-adviseur van de Amerikaanse president BillClinton en voormalige chef-econoom bij de Wereldbank lijkt na een spectaculaire Paulus-bekering van heidense boeman tot heilige held gelauwerd te worden. Zijn opvattingen zet hij gedetailleerd uiteen in Perverse globalisering. Toch mogen de antiglobalisten hem niet te vroeg zalig verklaren, net zomin als de voorstanders van de internationale vrijhandel hem niet te gauw mogen verketteren.
Een eerste nuance: Stiglitz is niet als Paulus plots bekeerd, maar heeft altijd essentiële kritiek gehad op de werkwijze van ‘zijn’ Wereldbank en vooral van het verwante Internationaal Monetair Fonds ( IMF). Een tweede nuance: Stiglitz verwerpt de globalisering of de vrije markt helemaal niet, alleen heeft hij fundamentele kritiek op het al te snelle tempo en de ongebreidelde wijze waarop die doorgevoerd wordt. Lees de titel van zijn spraakmakende boek dan ook niet verkeerd: de globalisering is niet pervers, ze wordt alleen geperverteerd door de onoordeelkundige invoering. Dat laatste is dan weer een gevolg van de koppige maar vaak rampzalige dictaten van de technocraten die in Washington aan de touwtjes trekken van de Wereldbank en het IMF.
Vetbetaalde banen. Stiglitz bouwt zijn betoog op via opzienbarende voorbeelden, vooral via de noodlottige Russische liberalisering en de Oost-Aziatische crisis die eind 1997 inzette en bijna een mondiale monetaire meltdown veroorzaakte. Geruime tijd werden de Aziatische tijgers bewierookt als mirakeleconomieën. Niet alleen de industrie maakte er een ongelooflijke opmars door, ook de algemene welvaart nam toe. Tekenend: in de jaren zeventig zag je er nog duizenden voor een fooitje bezwijken onder de last van de riksja’s, vandaag zijn die fietstaxi’s nog slechts toeristische attracties. Het geheim? Omdat er geen geld was voor binnenlandse consumptie, werd eerst een exportgerichte industrie opgebouwd. De import was aan banden gelegd en werd pas geleidelijk geliberaliseerd, naarmate er nieuwe banen ontstonden in de exportindustrie. Ondertussen werden het onderwijs, de infrastructuur en het welzijn verbeterd.
Met hun sturende economische beleid vloekten de Aziatische tijgers tegen wat Stiglitz de Washington Consensus of het marktfundamentalisme noemt, met als belangrijkste kenmerk een snelle liberalisering en zo weinig mogelijk overheidsinterventie. De markt regelt alles. Zo gaf Thailand finaal toe aan een versnelde vrijmaking van de financiële markt, maar zodra de kans zich voordeed, haalden valutaspeculanten de baht onderuit. Uiteindelijk kwamen alleen Maleisië en China nagenoeg ongehavend uit de Aziatische crisis, uitgerekend de twee landen die het riskeerden om de directieven van het IMF naast zich neer te leggen. De Maleise regering hield de rente laag en sloot de financiële grens om het wegstromen van speculatief kapitaal uit het land af te remmen.
Het IMF stelde wel 95 miljard dollar ter beschikking om de landen te steunen in het opkrikken van hun wisselkoersen. Stiglitz doorprikt: dat geld stelde de landen in staat dollars te verschaffen aan de bedrijven die leningen bij westerse banken hadden gesloten, zodat ze die leningen konden aflossen. Het ging dus ook om een reddingsplan van de internationale banken. Later wijst Stiglitz er zelfs op dat topmannen van het IMF wel eens de overstap maken naar vetbetaalde banen in de privé-banken. Als dank voor bewezen diensten?
Voorspelbare broodrellen. Misschien nog het schrijnendst is Stiglitz’ analyse van de recente Indonesische neergang. Hij had al in 1997 gewaarschuwd voor het gevaar van sociale en politieke onrust, vooral in landen met een geschiedenis van etnische verdeeldheid (zoals Indonesië), als het restrictieve monetaire en fiscale beleid gehandhaafd bleef dat het IMF had opgelegd. Het Fonds betaalde wel 23 miljard dollar om de wisselkoers te ondersteunen en crediteuren schadeloos te stellen, maar de véél kleinere bedragen die nodig waren om de armen te helpen, bleven uit. Er werd dan ook drastisch gekort op de subsidies op voedsel en brandstof voor de armen, waarop massale onlusten uitbraken.
Een furieuze Stiglitz: “Zelfs voor wie weinig gaf om degenen die met de hongerdood bedreigd werden of om de kinderen die door ondervoeding in hun groei zouden worden geremd, was het gewoon slecht economisch beleid. Rellen herstellen immers het vertrouwen van het bedrijfsleven niet. Ze jagen het kapitaal het land uit in plaats van kapitaal aan te trekken. En rellen zijn voorspelbaar.” Het IMF bleef blunderen, al dan niet met een verborgen politieke agenda in de achterzak.
Luc De Decker
Joseph Stiglitz, Perverse globalisering. Spectrum, 285 blz., 19,50 euro.
Alleen Maleisië en China kwamen nagenoeg ongehavend uit de Aziatische crisis, uitgerekend de twee landen die het riskeerden om de directieven van het IMF naast zich neer te leggen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier