Op zoek naar voorbeelden

De marge tussen belastingontduiking en -ontwijking is heel smal. En zelfs als het “slechts” om ontwijking gaat, kan men nog op de vingers getikt worden : daarvoor zorgt de algemene antimisbruikbepaling.

Enkele weken geleden werd in deze kolommen een zoektocht ondernomen naar voorbeelden van gevallen van belastingontwijking die de toets met de algemene anti-misbruikbepaling kunnen doorstaan. Die bepaling laat de Administratie toe juridische kwalificaties opzij te schuiven zodra zij kan aantonen dat de gekozen kwalificatie eigenlijk slechts bedoeld is om de belasting te ontgaan ; tenzij de belastingplichtige op zijn beurt aantoont dat de gekozen kwalificatie aan rechtmatige financiële of economische behoeften beantwoordt (lees : dat de gekozen kwalificatie niet alleen maar ingegeven werd door overwegingen van fiscale aard). Een antimisbruikbepaling die overigens alleen maar in de economische sfeer van toepassing is ; en dus niet op privé-verrichtingen toegepast kan worden.

MARGE.

De zoektocht naar voorbeelden is heel moeilijk. Omdat de marge tussen (uiteraard verboden) belasting-“ontduiking” (want fraude) en belasting-“ontwijking” heel smal is. De antimisbruikbepaling is alleen maar voor dit laatste bedoeld. Voor de “ontwijking”. Niet voor de “ontduiking”. Om “fraude” te beteugelen heeft de belastingadministratie immers geen bijzondere wapens nodig. “Frauderen” heeft nooit gemogen. En is bovendien altijd strafbaar geweest.

Bij “ontwijken” liggen de zaken anders. Wie de belasting “ontwijkt” doet niet noodzakelijk iets verkeerd. Wie niet rookt, “ontwijkt” de accijnzen op tabak. Wie geen bloemen koopt, “ontwijkt” de nog altijd torenhoge BTW van 21 % (ondanks al de beloften die in de voorbije maanden gedaan zijn om het BTW-tarief ten aanzien van de sierteelt te verlagen van 21 naar 6 %).

BESTUURDER.

Dergelijke vormen van ontwijken zijn vanzelfsprekend toegelaten. Zij liggen trouwens zeer ver van de fraude. Maar neem het geval van een bestuurder van een vennootschap. Die beschikt over verschillende mogelijkheden om zich door de vennootschap te laten vergoeden. De meest normale vorm van vergoeding bestaat uit een bestuurdersbezoldiging. Maar die wordt zwaar belast ; en is bovendien ook nog aan sociale zekerheidsbijdragen onderworpen.

Vandaar dat onze bestuurder op zoek gaat naar een goedkopere oplossing. En die is gauw gevonden. Elke vennootschap heeft immers een behuizing nodig. En jawel, onze bestuurder heeft nog een deel van zijn huis op overschot. Dat hij vervolgens aan zijn vennootschap verhuurt. Tegen een royale vergoeding. De vennootschap richt er een kantoorruimte in. Waar de bestuurder vervolgens over het wel en wee van zijn vennootschap wikt en beschikt, in plaats van dat liggend in zijn bad te doen.

VOORDEEL.

Het voordeel van deze manier van werken is overduidelijk : op huurgelden zijn geen socialezekerheidsbijdragen verschuldigd. En voorts worden ze ook milder belast dan gewone bezoldigingen. Bij verhuur aan een vennootschap wordt de verhuurder weliswaar belast op het globaal bedrag van de ontvangen huur (en niet alleen maar op basis van het kadastraal inkomen). Maar de huurgelden komen daarbij slechts tot beloop van 60 % van het brutobedrag in aanmerking.

Bij verhuur aan een vennootschap heeft de verhuurder immers recht op een kostenforfait van 40 % (dat om overdrijvingen te vermijden niet hoger mag zijn dan twee derde van het geherwaardeerd kadastraal inkomen ; wat voor het aanslagjaar 1997 betekent dat het aftrekbaar bedrag nooit hoger kan zijn dan 2,0333 keer het ongeïndexeerd kadastraal inkomen).

FEITEN.

Dat kostenforfait van 40 % is uiteraard zeer aantrekkelijk. Bij bezoldigingen is er weliswaar ook een kostenforfait. Maar bij bestuurders kan dat nooit hoger zijn dan 5 %. Het hoeft dan ook geen betoog dat heel veel bestuurders en werkende vennoten de “weg” van de verhuur hebben gevonden ; en een deel van hun vergoedingen in de vorm van huurvergoedingen laten uitbetalen.

Belastingontduiking of belastingontwijking ? Dat hangt van de feiten af. Als de verhuur enkel op papier bestaat, met andere woorden, als de bestuurder en zijn vennootschap enkel een verhuur “fingeren”, dan is er overduidelijk sprake van fraude, en dus van verboden belasting-“ontduiking”. Helemaal anders is het, als de bestuurder werkelijk een deel van zijn woning verhuurt. En de bestuurder en zijn vennootschap zich werkelijk als verhuurder en huurder gedragen. Dan is er geen belasting-“ontduiking”, maar wel in principe toegelaten belasting-“ontwijking”.

WEG.

Het Hof van Cassatie heeft immers bij herhaling bevestigd dat er van belastingontduiking geen sprake is, als men aan twee voorwaarden voldoet : ten eerste mag men de wet niet overtreden ; en ten tweede moet men alle gevolgen van de ingeslagen weg aanvaarden. Niet vereist is dat de gekozen “minst belaste weg” de meest normale is.

De bestuurder zit bijgevolg op rozen. Als hij zich nauwlettend houdt aan de gevolgen van zijn keuze, en hij zich dus werkelijk als een voorbeeldig verhuurder gedraagt, dan kan er niets aangemerkt worden op het feit dat hij een deel van zijn woning aan zijn vennootschap verhuurt, en aldus een laag belaste huurvergoeding ontvangt.

HOOG.

Niettemin voelt men aan dat er met deze huurvergoedingen iets aan de hand is. Vooral als die vergoedingen, zo niet overdreven hoog, dan toch aan de hoge kant zijn. Een hoogte waarvan men kan vermoeden, dat ze alleen ingegeven is door de bedoeling om zoveel mogelijk bezoldigingen in de vorm van laag belaste huurvergoedingen uit te keren. En daar dienen huurvergoedingen niet voor.

De wetgever heeft de lage(re) belasting uitgedacht voor vergoedingen die te maken hebben met huur. En niet voor vergoedingen die de tegenprestatie uitmaken voor de beroepsactiviteiten van een bestuurder. De bestuurder maakt met andere woorden “misbruik” van het stelsel van de huurvergoedingen. Hij pleegt geen fraude, maar hij bezondigt zich wel aan een vorm van belastingontwijking, die blijkbaar wel onder toepassing van de algemene antimisbruikbepaling valt. Zij het dat die in dit concrete geval niet effectief kan worden toegepast. De wetgever heeft immers zelf in het wetboek een bijzondere regeling ingeschreven, om deze vormen van misbruik tegen te gaan (zie kadertje)

ONDERHUUR.

Weer geen goed voorbeeld dus. Al is daarmee allicht wel het juiste denkkader geschetst.

Een lezer merkte op dat het voorbeeld dat we enkele weken geleden gaven, ook geen goed voorbeeld was. Het voorbeeld dat toen ontwikkeld werd, was dat van een particulier die een onroerend goed wil verhuren aan een vennootschap, maar niet wil weten van de belasting op de netto ontvangen huur ; en hooguit de belasting wil dragen op basis van het kadastraal inkomen (wat in de regel het geval is als hij voor privé-doeleinden verhuurt aan een particulier).

Om dit probleem op te lossen, stelt de vennootschap voor te werken met een dubbele constructie : ten eerste een huur aan een particulier (bijvoorbeeld, de bestuurder van de vennootschap die optreedt als privé-persoon) ; en ten tweede, een onderverhuring ; de bestuurder verhuurt het gehuurde onder aan de vennootschap. In die hypothese blijft de eerste verhuurder inderdaad slechts belastbaar op basis van het kadastraal inkomen.

GLOBAAL.

Maar wat is het voordeel, zo vroeg de lezer zich af ? Globaal blijft de belasting toch immers even hoog ? Niet waar. Een klein voorbeeld. Stel dat het geïndexeerd kadastraal inkomen 100 frank bedraagt. En dat de ontvangen huurvergoeding 500 frank is. Als de verhuurder rechtstreeks aan de vennootschap verhuurt, dan betaalt hij belasting op 300 frank (bruto 500 frank min het kostenforfait van 40 %). Als hij aan de tussenliggende privé-persoon verhuurt, dan betaalt hij slechts belasting op 125 frank (125 % van het geïndexeerd kadastraal inkomen). Een verschil van 175 frank.

En de onderverhuurder betaalt ook niet noodzakelijk belasting. Want hij is slechts belastbaar op het verschil tussen hetgeen hij van de onderhuurder ontvangt, en hetgeen hij aan de verhuurder moet betalen. In de veronderstelling dat die twee bedragen gelijk zijn, is er geen frank belastbaar inkomen. En blijft het globale verschil in belastbare grondslag op 175 frank behouden.

ONTMASKERD.

Overigens wil daarmee niet gezegd zijn dat dit een goed voorbeeld is. Want, zoals de vorige keer aangetoond, zullen veel van deze constructies al ontmaskerd kunnen worden als “fraude” (omdat een huur “vermomd” wordt in een huur/onderhuur). En voor de constructies die geen fraude zijn, dreigt de anti-misbruikbepaling. Zij het dat men dan wel kan opmerken dat die niet ten aanzien van privé-personen mag worden toegepast. De verhuurder in het voorbeeld was een particulier.

Jan Van Dyck

Jan Van Dyck is fiscalist.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content