Nu de kinderen naar school zijn

Een eind maken aan kinderarbeid kan onverwachte gevolgen hebben.

Ware het niet dat Indiase kanonnen af en toe granaten afvuren op dorpen nabij de grens van Kasjmir, dan zou Sialkot een van de aantrekkelijkste districten van Pakistan zijn. De werkloosheid is er laag, de geletterdheid hoog en de mensen verdienen er het dubbele van het nationale gemiddelde. In een land dat bekendstaat om de export van goedkoop textiel en dure drugs, drijft Sialkot op de productie van chirurgische en muziekinstrumenten, lederwaren en vooral sportmateriaal. Daska Road is het hart van ‘s werelds voetballenindustrie.

In het midden van de jaren ’90 lagen de voetbalmagnaten van Sialkot onder vuur. De westerse pers had ontdekt dat ze kinderen in dienst hadden en dreigde ermee hen onder een lawine van kwalijke publiciteit te bedelven. “Niets had me kunnen voorbereiden op de schok en de weerzin die ik ondervond toen ik een fabriek van sportgoederen in de stad Sialkot binnenging,” schreef een journalist, die in 1996 beschreef hoe kinderen 80 uur per week slaafden om in het halfdonker voetballen in elkaar te steken. De sector voerde razendsnel veranderingen door. In februari 1997 ondertekende de kamer van koophandel van Sialkot de Overeenkomst van Atlanta, waarbij de fabrikanten zich er vrijwillig toe verbonden om een eind te maken aan de kinderarbeid en internationale controle toelieten. Verscheidene instanties spanden meteen samen om de bevrijde jongeren naar school te loodsen.

We zijn nu drie jaar later en de kinderarbeid in de voetballensector van Sialkot behoort grotendeels tot het verleden. De kamer van koophandel zegt dat 66 fabrikanten, die samen 90% van de export van het district vertegenwoordigen, zich onderworpen hebben aan de inspectie door de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO). “Een werkend kind is een verkwanselde toekomst”, staat te lezen op een sticker aan de gevel van het gebouw van de kamer van koophandel. En de fabrikanten lijken dat nu ook te geloven. Zelfs als de IAO geen controles uitvoert, is “de kinderarbeid bijna nul”, zegt project manager Amena Hasan van de charitatieve instelling Save the Children.

Dat heeft intussen geleid tot veel grotere veranderingen dan gewoon kleine handjes door grote te vervangen, en het zijn ook niet allemaal veranderingen ten goede. Tot Atlanta was de productie van voetballen grotendeels een ambachtelijke bezigheid. Een groot deel van het werk – zoals het versnijden en bedrukken van de laminaten die het omhulsel van de ballen uitmaken – werd in fabrieken uitgevoerd, maar de meest arbeidsintensieve bewerking, het stikken, werd gewoonlijk uitbesteed aan gezinnen in de dorpen rond Sialkot. Een gezin kon op die manier zo’n 25 roepie (50 dollarcent) per bal verdienen.

Omdat de IAO niet elk huis kan inspecteren, hebben de fabrikanten het stikwerk moeten verschuiven naar ateliers – vaak niet meer dan wat barakken langs een hobbelige dorpsweg – die de IAO naar believen kan bezoeken. Er wordt nog altijd per stuk betaald, maar het informele karakter van de sector is verdwenen. De gevolgen zijn tweezijdig. Bijna alle firma’s hebben hun kosten zien stijgen. Capital Sports, een vrij grote fabrikant, heeft zo’n 3,6 miljoen roepie (67.000 dollar) in de bouw van drie stikateliers geïnvesteerd. Daar komen ook nog extra uitgaven bovenop, onder meer voor het vervoer van de arbeiders van en naar de ateliers. De kostprijs om één bal te stikken is dan ook van 25 naar 40 roepie of meer gestegen, schat de baas van de firma, Khawaja Zakauddin.

Heel wat fabrikanten zitten geklemd tussen hogere kosten en vrekkige klanten. Zia Urrahman Choudhry, directeur-generaal van Fox & Associates, een middelgroot fabrikant, zegt dat de klanten voor zijn promotieballen wel een certificaat willen dat het werk enkel door volwassenen gebeurt, maar weigeren daarvoor extra te betalen. Capital Sports heeft moeten weerstaan aan de druk van de klanten om de prijzen naar beneden te halen en zag zijn verkoop dalen van meer dan één miljoen ballen in 1998 – het jaar van de Wereldbeker – naar 400.000 stuks vorig jaar.

Atlanta vormde dus zowel een aansporing als een rem. De grootste fabrikanten lijken zich bijzonder goed te voelen bij het kindvrije regime. Saga Sports, dat per jaar 4 tot 5 miljoen ballen maakt voor Nike en andere merken, vertroetelt zijn 9000 werknemers en hun families met gratis gezondheidszorg en gesubsidieerd winkelen. Hoewel parttimers tijdens de pieken inspringen, wordt het gros van het stikwerk uitgevoerd door voltijds personeel, dat een loon krijgt in plaats van per stuk betaald te worden. Hoge vaste kosten zouden normaal gezien een handicap moeten vormen in een industrie met een hevig schommelende vraag, maar Saga maakt zich geen zorgen. De grote naaiateliers blijken de ethisch bewuste klanten te imponeren en tegelijk leveren ze een verzekerde kwaliteit af. Volgens Faiz Shah van Saga werd de productietijd van een bal gehalveerd. Het bedrijfslab ontwikkelt nieuwe designs en materialen die ervoor zorgen dat de prijzen hoog gehouden kunnen worden. Conclusie: Saga heeft van de terugval van de vraag vorig jaar nauwelijks iets gemerkt.

Heeft heel die omwenteling de Sialkoters nu baat gebracht? Zo’n 6000 kinderen bevinden zich in scholen die gerund worden door charitatieve partners van het Atlanta-programma; de plaatselijke staatsscholen worden opgewaardeerd. Maar heel wat families hebben een hoge prijs moeten betalen. Velen hebben niet alleen het loon van de kinderen verloren maar ook dat van de vrouwen, die wegens de geplogenheden of uit religieuze overwegingen niet in een naaiatelier mogen werken. Hoewel sommige mensen regelmatiger stikwerk verrichten in het atelier, is het totale gezinsinkomen toch met ruwweg 20% gedaald.

Voor iedereen die kinderarbeid als een gepatenteerd kwaad beschouwt, lijkt dat een prijs die de moeite loont om betaald te worden. Save the Children, dat Atlanta ondersteunt, maakt een onderscheid tussen kinderarbeid en kinderwerk, dat kinderen een inkomen, een vaardigheid en zelfvertrouwen kan geven zonder hun opvoeding te schaden. In de voetballenindustrie waren twee derde van de kinderen parttimers die thuis werkten en 80 tot 90% van hen ging al naar school, zegt Amena Hasan. De diabolische omstandigheden die door geschokte journalisten beschreven worden, komen veeleer voor in gevaarlijke sectoren zoals steenbakkerijen en fabrieken voor chirurgische instrumenten.

Zelfs de steunpilaren van Atlanta zijn het erover eens dat de glamour van de voetballensector, veel meer dan zijn tekortkomingen, het doelwit van de hervormers was, en dat de hervormingen “overhaast” gebeurden, zoals Jacques van der Pols, de technische hoofdadviseur van de IAO in Sialkot, het uitdrukt. Ze zijn nu bezig hun vorige fouten goed te maken. Er worden mini-ateliers voor vrouwen opgericht; getroffen gezinnen kunnen KMO-leningen afsluiten.

Volgens de voorstanders

van Atlanta kan de overeenkomst een aanzet zijn om minder opvallende maar gevaarlijker sectoren in Pakistan aan te pakken. Er bestaan plannen om de monitoring uit te breiden naar alle nijverheden in Sialkot. De IAO pleit ook voor de invoering van een minimumloon en sanitaire voorzieningen. De grote firma’s, die hun infrastructuur al grotendeels opgekrikt hebben, zullen die strengere normen vast verwelkomen. De kleinere vissen zullen wellicht tegenspartelen. Het uitroeien van kinderarbeid is immers, net als het voetbal zelf trouwens, allerminst een win-winspel.

Copyright: The Economist.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content