Nieuwe Vlaamse toppers

Nog tot 30 april duurt de literaire lente, waarin uitgevers en boekhandelaars 24 boeken voor het voetlicht brengen. We focussen op enkele markante Vlaamse romans.

Herinneringen zijn opgezette dieren die men zo vaak afstoft, dat hun vacht er dun van wordt.” Het krioelt van de metaforen en aforismen in Slagschaduw, de debuutroman van David Van Reybrouck (Meulenhoff/Manteau, 199 blz., 18,95 euro). Herinneringen en verlies vormen de echte thema’s in deze frêle roman, waarin de woorden gepolitoerd zijn tot ze glanzen van weemoed. Soms poetst de schrijver zijn frasen zo intens op, dat er een vreemde soort zinnelijke melancholie opborrelt. Soms blijft hij boenen tot de zinnen glazig ogen, tot er te veel gezegd wordt, tot de betekenissen bezwijken onder het al te nadrukkelijke opblinken. Van Reybrouck componeert haast perfect, maar zijn thema’s smeert hij er sporadisch op als hardnekkige Loonse perenstroop. Alsof een treurdichter plots een megafoon opdiept en zijn elegie uitschreeuwt, alsof er pijnlijk neonlicht aanfloept op een nachtelijk kerkhof.

“Toen Lode stierf, leek het alsof ik een berg wit zand met een kinderschopje moest verleggen, groot en simpel. Maar na Claire moest ik een plasje slijk met een vork leegscheppen. Ik zat zelf onder de vegen.” De fotograaf Lode, een goede vriend van het hoofdpersonage, een freelance journalist, is verongelukt. Hij zal pas echt dood zijn als de journalist hem vergeet. Het hoofdpersonage doolt door een somber Brussel, nadat zijn vriendin Claire hem verlaten heeft. Trek in het leven krijgt hij pas opnieuw wanneer hij tijdens een reportage een kranige oude dame ontmoet. Slagschaduw gaat geheid zijn plaats opeisen in de Vlaamse literaire annalen én verdient dat ook, al kleeft er nog te veel siroop aan om de Brugse Brusselaar Van Reybrouck (1971) nu al te canoniseren.

Verlies, verval, rouw en aanvaarding zijn ook de belangrijkste ingrediënten in nog zo’n fragiel boek: In de zon kijken, de eerste volwassenenroman van de Antwerpse jeugdschrijfster Anne Provoost (Querido, 202 blz., 18,95 euro). Ook nu bekijkt Provoost (1964) de wereld door de ogen van een kind. Een zevenjarig meisje op een paardenranch in de Australische outback vertelt hoe haar vader omkomt na een stamp van een paard, hoe een ziekte haar moeder stilaan blind maakt en hoe haar oudere halfzus naar haar biologische vader trekt. Provoost schrijft sober maar raak, tokkelt op de gevoelige snaar, maar speelt meer op de suggestie dan op het sentiment.

Ook Johan De Boose (1962) troont ons in zijn nieuwe roman naar een zeer on-Vlaamse locatie. Noem het middernacht (Meulenhoff/Manteau, 252 blz., 19,95 euro) steekt van wal in een godvergeten Amerikaans bergdorp dicht bij de Mexicaanse grens. Een Europese schrijver volgt het spoor van een goede vriend, die aan lagerwal geraakt is. De Boose is stevig op weg om de Vlaamse Cormac McCarthy te worden. Zijn strakke poëzie van de rauwheid en de outlaws overtuigt.

In Vlucht (De Geus, 160 blz., 18 euro) volgt Johanna Spaey twee vrouwen in het neutrale Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog. Vooral het portret van de gevluchte Leuvense Marieke, die haar ouders en kinderen voor haar ogen vermoord zag worden, beklijft. Spaey (1966) had beter wel wat meer tijd en ruimte uitgetrokken voor haar personages. Een pluim dus, maar in het besef dat een pauwenstaart ontbreekt.

Luc De Decker

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content