‘Niets doen is het grootste risico’

Volgende week haalt de Europese Centrale Bank de bazooka boven. Tot september pompt ze elke maand 60 miljard euro in de economie, om het deflatiegevaar te bezweren. Onverantwoorde waaghalzerij? Of doet de ECB eindelijk wat ze moet doen? Peter Praet legt uit.

Als lid van het directiecomité en als hoofdeconoom van de Europese Centrale Bank (ECB) speelt Peter Praet een sleutelrol op de beleidsvergaderingen van zijn instelling. Eerst schetst hij daar de monetaire en economische toestand in het eurogebied, om daarna de beleidsopties op tafel te leggen. Dat deed hij ook op de cruciale bestuursvergadering van 22 januari. Praet schotelde de leden van de raad van bestuur twee keuzes voor. Eén: de ECB wacht af of de genomen maatregelen eindelijk tot resultaat leiden. In maart ziet ze dan wel verder. Twee: de ECB moet nu overgaan tot een grootschalige geldverruiming (QE) door overheidsobligaties aan te kopen. Peter Praet beval de tweede optie aan en suggereerde om twee jaar lang 50 miljard euro per maand in de economie te pompen. Voor hem was het duidelijk: wachten kan niet langer, want het risico op een gevaarlijke deflatoire spiraal was te groot geworden.

“Tot voor kort kon ik tijdens mijn presentaties zeggen dat de inflatievooruitzichten lager waren dan verwacht, maar dat het nog geen ramp was, vooral door de gedaalde olie- en voedselprijzen”, zegt Praet. “Maar de voorbije maanden zijn ook de prijzen van andere producten gedaald, en doken de inflatievooruitzichten systematisch lager. Op een bepaald moment sluipt zoiets in de hoofden van de mensen, en dan heb je een probleem. Mensen die tien jaar geleden schulden maakten, baseerden zich op een verwachtingspatroon van 2 procent inflatie en 2 procent reële groei, samen dus een nominale groei van 4 procent. Als de inflatie en de reële groei terugvallen tot 1 procent, houd je een nominale groei van 2 procent over. En dan kun je je schuld moeilijker afbetalen en grijpt het pessimisme om zich heen.”

“Een van de grootste problemen zijn te lage bedrijfsinvesteringen. De bedrijven redeneren: waarom zou ik investeren, want met een reële groei van 1 procent blijft de vraag de komende jaren hoe dan ook laag? Die redenering wordt een selffulfilling prophecy. Het groeipotentieel van de economie verzwakt en werklozen verliezen hun expertise, waardoor de potentiële groei nog dieper wegzakt. Je kunt dat geen jaren laten aanslepen, omdat je dan politieke reacties krijgt. De mensen hebben het geduld niet meer om jarenlang te wachten tot de toestand verbetert.”

De ECB wil vanaf maart elke maand 60 miljard euro overheidspapier kopen om op termijn de inflatie opnieuw in de buurt van 2 procent te krijgen. Maar zijn er wel genoeg partijen die staatsobligaties willen verkopen?

PETER PRAET. “We denken van wel. We horen dat pensioenfondsen en verzekeraars niet willen verkopen. En inderdaad, het is niet vanzelfsprekend hoe dat geld goed kan worden herbelegd met de huidige regelgeving. Maar allicht zal een aantal banken toehappen. Zij hebben veel overheidspapier waarop ze door de gedaalde rente een meerwaarde zullen realiseren. Er is ook veel overheidspapier in handen van instellingen buiten het eurogebied. Zij kunnen ook verkopen.”

Als de rente voor een lange periode heel laag blijft, stijgt het risico op zeepbellen en financiële instabiliteit dan niet snel?

PRAET. “Als we niets doen, is het risico op deflatie nog erger. Het is een evenwichtsoefening. Niets doen is veel riskanter dan iets doen. Daar staat de raad van bestuur van de ECB met een grote meerderheid achter. Wij hebben ons mandaat, en onze instrumenten. De ECB kan niet zeggen: ik durf dat instrument niet te gebruiken. Als je denkt dat het nodig is, moet je het doen.

“Maar we beseffen ook dat het monetaire beleid alleen de problemen niet kan oplossen. De politici moeten hun verantwoordelijkheid nemen om de Europese economie weer op de rails te zetten. Zij moeten voor economische groei zorgen. Als de politici niets doen, zal dit verhaal niet fraai aflopen. Dan wordt het spanningsveld tussen de hogere activaprijzen en een achterblijvende economie op termijn te groot. De politici moeten dus volgen met structurele hervormingen.

“Toch is ons QE-beleid niet voorwaardelijk. Wij doen wat we moeten doen, en hopen dat de politiek volgt. Anders komen we in een politiek spel terecht. Dan zullen de politici aan de ECB zeggen: je spelt ons de les over gezonde overheidsfinanciën en structurele hervormingen, maar je bent niet in staat je eigen opdracht te vervullen. En dan zal de roep al gauw klinken om de centrale bank in te lijven bij de overheid, en zijn we onze onafhankelijkheid kwijt. Maar de politici beginnen het te begrijpen, zij het laat. Frankrijk is het jongste voorbeeld. Het land heeft net een aantal structurele hervormingen goedgekeurd.”

Veel economen zeggen dan ook: in plaats van te besparen moet de overheid de economie stimuleren met een expansiever fiscaal beleid.

PRAET. “Ik ben daar altijd zeer voorzichtig in, omdat de overheidsschuld overal al enorm hoog is. Juist, die schuld is ook hoog door een gebrek aan economische groei, wat volgens sommigen dan weer aan de besparingen te wijten is. Daarom moet je besparen op een groeivriendelijke manier. Dat is gemakkelijk gezegd, maar moeilijk gedaan. Zo hebben de overheden veel gesneden in hun investeringen, en allicht was dat negatief voor de groei. Maar andere hebben hun pensioenen hervormd, en dat is een goede maatregel. Op korte termijn zie je daar bijna geen effect van, maar het voordeel bouwt zich jaar na jaar op een geloofwaardige manier op.”

Moet de Duitse overheid meer investeren, zoals vele economen vragen?

PRAET. “Een expansief beleid van Duitsland zal de problemen van de andere eurolanden niet oplossen. De lage rentestand kan voor Duitsland een goede gelegenheid zijn om te investeren. Maar het is altijd oppassen voor witte olifanten, nutteloze investeringen. Door putten te delven en ze weer op te vullen, gaan we er ook niet geraken.”

De QE gaat gepaard met gezakte olieprijzen en een dalende eurokoers. Mogen we optimistisch zijn voor de economie? De bedrijven zeggen alvast dat januari een goeie maand was.

PRAET. “Ik denk dat de QE op het juiste moment is gekomen. Het zit in de combinatie van betere omstandigheden. Neem de gezakte olieprijzen. Je maximaliseert het effect alleen als de consumenten goede verwachtingen hebben. Blijven ze pessimistisch over de nominale groei, dan zullen ze hun geld niet uitgeven, maar oppotten. Daarnaast zijn ook de aandelenkoersen gestegen en is het fiscale beleid in Europa veeleer lichtjes positief, met investeringsplannen op nationaal en Europees niveau.

“En niet te vergeten: de structurele hervormingen beginnen in een aantal landen echt tot resultaten te leiden. Spanje groeit opnieuw, en ook in Portugal en Ierland is de situatie duidelijk aan het verbeteren. In landen met weinig hervormingen –Frankrijk en Italië — zie je slechtere resultaten. Maar we zijn nu onze nieuwe groeivooruitzichten aan het finaliseren, en de kans is groot dat die beter zijn.”

Houden jullie rekening met de herverdelingseffecten van het monetaire beleid? Spaarders en renteniers krijgen nauwelijks nog rente, terwijl prijzen van aandelen en andere beleggingen allicht nog zullen stijgen.

PRAET. “Die kwestie behoort niet tot ons mandaat. Dat is een bureaucratisch antwoord, ik weet het, maar het is een belangrijk antwoord. Inkomens- en vermogensongelijkheid is de verantwoordelijkheid van de politiek. Maar uiteraard, de verandering van de rente heeft een impact op het sparen. Maar als we niets doen en we komen opnieuw in een recessie terecht, dan wordt de ongelijkheid nog groter. Als de politiek de ongelijkheid wil verminderen, kan ze daarvoor de belastingen gebruiken. Maar de centrale bank kan niet zeggen: ik doe het niet, want het zal de rijken rijker en de armen armer maken. De centrale bank doet het voor de economie.”

Wordt tegenwoordig niet te veel verwacht van centrale bankiers?

PRAET. “Ja, en dat is het grootste risico. Ik herhaal het: als de politiek niet volgt met hervormingen in de reële economie, zitten we op een brug die naar nergens leidt. Wij weten het, en de politici weten het. Zonder hervormingen zal spanning ontstaan tussen de prijzen van financiële activa en de reële economie. Die spanning zal zich moeten ontladen.”

Kan een monetaire unie op termijn overleven zonder politieke unie?

PRAET. “De monetaire unie heeft belangrijke tekortkomingen. Neem het bankentoezicht. We hebben dat moeten opbouwen in crisisomstandigheden, en dat is niet gemakkelijk. Er was geen kader voor het Europese crisismanagement van de voorbije jaren. Door het gebrek aan structuur kwam zoiets als de Trojka. We betalen daar nu een prijs voor, omdat er bij de bevolking te weinig betrokkenheid is bij de gevraagde hervormingen. Dat is wat je nu ook hoort in Griekenland.

“De crisis in vele eurolanden was vaak het gevolg van jarenlang opgestapelde onevenwichtigheden, zoals tekorten op de lopende rekening. Dat vraagt om spelregels voor alle eurolanden, wat neerkomt op een inlevering van soevereiniteit. Je kunt niet de twee samen hebben: geld krijgen bij een crisis, en je soevereiniteit behouden. Bij een aardbeving zal iedereen begrip hebben voor je situatie. Maar als de aardbeving voortkomt uit je eigen gedrag, is het moeilijker geld los te krijgen van de anderen.

“Ook QE is delicaat in een monetaire unie die geen budgettaire unie is. Als een lidstaat over de kop gaat, wie betaalt dan de verliezen op de obligaties van dat land? Dat is een politiek probleem, en dat mocht onze zuiver monetaire beslissing niet besmetten. We hebben eerst het bedrag van de QE vastgelegd, en pas daarna gesproken over de verdeling van de risico’s. Slechts 20 procent van de hypothetische verliezen op de obligaties (inclusief 12 % obligaties van Europese obligaties) wordt verdeeld over de lidstaten, volgens hun belang in het kapitaal van de centrale bank. De markten hebben goed gereageerd op die beslissing.”

JOZEF VANGELDER, DAAN KILLEMAES EN SÉBASTIEN BURON

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content