Mission: Possible

Megacomplex na gigacomplex verrijst uit de grond, maar Jan Rastelli eet er geen boterham minder om. Onverstoord palmt hij de Belgische provinciesteden in met kleinere bioscopen. “Vroeg of laat krijgen de mensen genoeg van het fabriekssysteem.”

Noem eens twee bioscoopuitbaters in ons land. Kinepolis ja, en dan? Voor de meesten onder ons houdt het daar op. Toch runt Studio Filmtheaters al 24 bioscoopcomplexen in België. De man die daar de lakens uitdeelt, is Jan Rastelli en hij gaat de komende vijf jaar een half miljard frank investeren in minstens een half dozijn nieuwe bioscoopprojecten.

De nu 41-jarige Rastelli heeft Italiaans bloed. Zijn grootmoeder was getrouwd met een Italiaan. Na de dood van zijn vader, Leopold ‘Jos’ Rastelli, in 1998 werd hij baas van de Studio Filmtheaters. Hij transformeerde de eenmanszaak van zijn vader intussen tot een naamloze vennootschap. Die richtte hij in 1999 op, samen met zijn zes andere broers en zussen en zijn moeder. Jan is de enige die echt in het bioscopenbedrijf werkt. Zijn broer Kurt helpt hem wel met de financiële kant van de zaak. Toch zijn alle familieleden lid van de raad van bestuur, voorgezeten door Jans oudste zus Annemie.

Vorig jaar haalde Studio Filmtheaters een omzet van 122 miljoen frank. De bioscopencomplexen van Leuven en Geel waren de toppers. In totaal kregen de cinema’s van de Rastelli’s vorig jaar 623.000 bezoekers over de vloer.

De cinema’s van Studio Filmtheaters staan in Tervuren (twee), Leuven (vijf), Louvain-la-Neuve (drie), Geel (vier), Turnhout (drie) en Diest (zeven). In bezoekersaantallen uitgedrukt maken deze 24 complexen toch maar 2,83% van de Belgische bioscoopmarkt uit (zie kader: Rolverdeling). Kinepolis Group is marktleider met 47,5%, gevolgd door het Franse UGC met 13,69%, de groep Carpentier met 7,77%, de groep Hanne met 4,23%, Utopia-Luxemburg met 3,7%. Daarna komt Studio Filmtheaters en de resterende 20% is een samenraapsel van kleine uitbaters.

Kinepolis participeert bovendien voor 20% in Carpentier en voor 12,5% in de Belgische afdeling van Utopia-Luxemburg. De macht van de Kinepolis Group zorgt binnen de bioscoopwereld volgens Rastelli voor een totaal vertekend beeld. “Er is Kinepolis, en dan de anderen. Zo denken de filmverdelers tenminste. Niettemin hebben wij nog steeds een goede verstandhouding met de distributeurs,” zegt hij.

Maar de dreiging gaat niet alleen van Kinepolis uit. Utopia uit Luxemburg diende onlangs een bouwvergunning in Turnhout in voor de bouw van een nieuw bioscopencomplex met acht zalen in het centrum van de stad. Rastelli: “Uiteraard ben ik daar niet gelukkig mee. Wij huren van de stad Turnhout al de drie zalen van Studio Kursaal. Eerder hadden ook wij aan het stadsbestuur onze plannen bekendgemaakt voor de bouw van een nieuw bioscopencomplex van zes zalen. Als de vergunning van Utopia wordt goedgekeurd, kunnen we onze plannen opbergen.”

Een beetje ondernemer is door niets van dit alles uit het lood te slaan. Rastelli blijft dan ook gewoon uitbreiden. Volgende halte: Dinant. Daar staat nu voor Studio Filmtheaters een nieuw complex met vier zalen op de agenda – het eerste in een lange reeks. De verdelers juichen dit initiatief uiteraard toe. Ze vechten nog steeds voor elk bioscoopscherm. Dinant zat zonder bioscoop, nam eerst contact op met grote bioscoopgroepen zoals UGC maar zocht uiteindelijk Rastelli aan.

“Voor de grote jongens is dit klein bier. Het past niet in hun structuur – met theater managers en assistant theater managers – om deze zaak te runnen. Een klein complex kan zulke kosten niet dragen. Wij daarentegen werken niet met grote en dure structuren. Wij functioneren veel meer op familiale basis,” zegt Rastelli.

Dinant is maar een kleine toeristenstad met een slordige 15.000 inwoners. Tot een straal van vijftien kilometer zullen de mensen naar de bioscoop in Dinant komen. De nieuwe bioscoop ligt in het centrum van de stad, tussen de Citadel en vlakbij het Casino. Rastelli streeft naar een cijfer van 1950 bezoekers per week in vier zalen met een capaciteit van 900 mensen. Er komt ook een ondergrondse parking voor honderd auto’s. Rastelli heeft 90 miljoen frank veil voor dit project, dat waarschijnlijk in 2002 pas zal openen.

De cinema in Dinant

is geen onderdeel van een strategisch plan om na Louvain-la-Neuve vastere voet aan de Franstalige zijde des lands te krijgen. “Ik ben vanuit Leuven trouwens sneller in Dinant dan in Turnhout,” zegt Rastelli. In de studentenstad staat de hoofdzetel van Studio Filmtheater. Daar werken een vijftigtal mensen en wordt de programmatie van alle bioscopen gedaan.

Behalve van Dinant kreeg Rastelli overigens nog meer vragen uit Wallonië om cinemazalen te bouwen. Maar de prioriteiten liggen nu elders. Er zijn concrete plannen voor een complex van zes zalen in Koksijde, een complex van acht zalen in Aalst en één van vier zalen in Tienen. Studio Filmtheaters heeft zijn zinnen op de kleine provinciesteden gezet. Rastelli: “We laten de grote bioscoopgroepen liever vechten voor de grote steden. Die passen niet bij onze visie. Je bent daar werkelijk verplicht om megacomplexen neer te zetten. Onze opzet is anders: wij gaan naar kleinere steden en planten daar kleinere complexen neer met een perfecte uitrusting. Daar ligt voor ons de toekomst.”

Natuurlijk mag je niet verwachten dat elke bewoner van een provinciestadje zijn plaatselijke bioscoop eeuwige trouw zweert. Veel mensen trekken alsnog naar de grote cinemacomplexen. Maar het omgekeerde verschijnsel bestaat ook. “Heel wat bezoekers knappen af op het fabriekssysteem van de Kinepolis-complexen. Ik zie die grote bioscoopcomplexen buiten het stadscentrum nog wel even groeien maar dan zullen de mensen, en vooral families, het wel voor bekeken houden. Voor jongeren maakt het allemaal minder uit.”

Samen met zijn vader speelde Jan Rastelli een baanbrekende rol in het invoeren van de zogenaamde horizontale programmatie. Vroeger draaide dezelfde film doorlopend in één zaal. Omdat Studio Filmtheaters meer films wilde vertonen, draaiden ze om acht uur een prent en om tien uur een andere. Dat had een gunstig effect op de bezettingsgraad. De filmverdelers zijn er daarentegen minder gelukkig mee. Die willen zo veel mogelijk vertoningen voor hun films en dan nog liefst in de grote zaal. De verdelers moeten immers met goede cijfers uitpakken bij hun hoofdkantoren in Londen en Amerika.

Horizontale programmatie is slechts één manier om publiek te lokken. Er zijn nog andere manieren. Rastelli wil bijvoorbeeld weten wat voor volk naar zijn filmtheaters komt. Omdat hij niet alle lagen van de bevolking kan aantrekken, moet hij meer keuzes maken. Hij moet de films die hij draait goed kennen en hun commerciële waarde ervan inschatten. En dan goed berekenen op welke uren hij welke film vertoont. “Daarom zit ik altijd in een van mijn zalen en mijn programmatrice ook. Tot mijn verbazing stel ik vast dat het bioscooppubliek, zelfs de studenten in Leuven, veel minder kritisch dan vroeger is. Daardoor zijn we vaak verplicht om minder cinefiele en meer commerciële films te draaien,” zegt hij.

Het cinemabedrijf

is nog altijd een goed lopende business, vindt Jan Rastelli. Op elk verkocht bioscoopkaartje houden ze tussen 15% en 20% over, na aftrek van de vaste kosten, de BTW en de stadstaks. De helft van de prijs van een kaartje komt in de zak van de verdeler terecht. “Wij zijn nog familiaal ingesteld en niet zo plat commercieel. Nou ja, wij zijn natuurlijk ook commercieel, maar het ligt er niet zo vingerdik op.”

johan tits

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content