Midlife crisis

De Japanse economie veert, na vier jaar pijnlijke stagnatie, opnieuw op. Andere Aziatische landen, waarin door Japanse ondernemingen stevig werd geïnvesteerd, plukken nu een groot deel van de vruchten.

Tokyo.

De Japanse zomer van ’92 was de meest regenachtige in jaren. Yasuki Takano was toentertijd vice-president van de in moeilijkheden verkerende elektronicaproducent Sanyo. Als een van Japans grootste fabrikanten van airconditioners kon het zich een frisse zomer helemaal niet veroorloven. De pijlsnel stijgende yen zette al het mes in de waarde van de buitenlandse omzet en er was te veel personeel, een gevolg van de overexpansie in de jaren ’80. De kille zomer maakte de reeks tegenslagen compleet : Sanyo boekte voor het eerst een bedrijfsverlies.

Het waren harde tijden, maar ze bereidden wel de weg voor veranderingen. Toen Takano de daaropvolgende winter president werd van de onderneming, dankte hij meer dan 5000 van de 30.000 werknemers van Sanyo af en verplaatste de productie van 90 % van de kleurentelevisies en videorecorders naar goedkopere vestigingsplaatsen in Azië. Sanyo is nu uit de rode cijfers en dingt op een agressieve manier mee naar nieuwe markten voor zijn digitale consumptiegadgets.

Na een woelig decennium is Japan Inc. terug van weggeweest. Eerst was er de “bubble” van het einde van de jaren ’80, toen de waarde van de activa pijlsnel de hoogte inging en de ondernemingen razendsnel uitbreiding namen. Toen dat ballonnetje werd doorprikt, onderging Japan een vier jaar durende baisse, de ergste sinds de oorlog. Maar vandaag komt Japan de kater te boven. De winst voor belasting van de ondernemingen steeg in het begrotingsjaar tot maart 1996 met 23 % terwijl de beurs op een niveau staat dat bijna 50 % hoger ligt dan vorig jaar. De economie vertoont voor de eerste keer in vijf jaar opnieuw een aanhoudende groei.

De Japanse revival is echter geen perfect comeback-verhaal. Het is opvallend dat een enorm deel van de groei-impulsen van de ondernemingen elders in Azië totstandkomen. Japan treedt te voorschijn als een volwassen economie op zijn Europees met groeivooruitzichten die veel bescheidener zijn dan tijdens de Japanse boom-jaren. In eigen land zoeken de ondernemingen naar middelen om te besnoeien op personeel, stijgt de werkloosheid en bereikt het aantal faillissementen recordcijfers.

Alles bij elkaar overheerst echter het optimisme in Japan, zij het voorlopig bescheiden en met de nodige dosis voorzichtigheid. “Japan zal zich wel uit de slag trekken,” zegt Minoru Makihara, voorzitter van het reusachtige handelshuis Mitsubishi Corp. “Onze basisopleiding ligt erg hoog en onze mensen zijn nog altijd harde werkers.” Makihara, die een westerse opvoeding genoot, beweegt zich in de voorhoede van een veranderend Japan. Hij verklaart openlijk dat hij orde op zaken wil stellen in het eerbiedwaardige handelshuis, dat qua omzet de grootste onderneming ter wereld is. Makihara wil van Mitsubishi een meer wereldwijde onderneming maken die er niet voor terugdeinst risico’s te nemen. “We moeten de oude manier van denken opschudden,” zegt hij.

Het is niet duidelijk of Japan Inc. in zijn geheel klaar is voor zo’n radicale koersverandering (zie kader : Oude gewoonten). Voorlopig is de Japanse ommekeer echter aan de gang. Na vier jaar van stagnatie groeit het BBP opnieuw met meer dan 2 % per jaar sommige optimisten schatten zelfs meer dan 3 %. Wat de heropleving een ruggensteuntje geeft, zijn de lage rentevoeten van de centrale bank en de terugval van de yen van een piek van 79 voor een dollar in april 1995 naar een niveau tussen 105 en 110 nu. Toen de yen op zijn hoogtepunt stond, was het in het dure Japan bijna onmogelijk geworden om fabrikaten te exporteren. Voor de rest van Azië is het niveau van de yen een cruciale indicator. De jongste terugval heeft zo zijn voor- en nadelen. Een verhoging van de Japanse vraag zal vermoedelijk meer import uit de regio aantrekken. Maar de zwakkere en nu blijkbaar stabiele yen holt voor een deel het prijsvoordeel uit dat landen als Zuid-Korea en Taiwan genieten, die in een nek-aan-nek race verwikkeld zitten met Japan op de markt van de auto’s, de schepen en de chips. Bovendien leidde de periode van de ongenadig hoge yen naar een herstructurering waaruit Japan Inc. slimmer en fitter tevoorschijn kwam.

DELOKALISATIE.

Maar Azië zal de investeringsvruchten kunnen blijven plukken omdat de Japanse drang om elders productie-eenheden op te zetten geen enkel teken van verzwakking toont. De verschuiving van de productie overzee heeft bijgedragen tot de vorming van de Japanse economie nieuwe stijl. Vorig jaar vertegenwoordigden fabrikaten 59 % van de Japanse import, vergeleken bij amper 23 % in 1980. De import uit Azië is op dit ogenblik goed voor 61 % van de Japanse markt van kleurentelevisies en 55 % van de markt voor haardrogers. Japan voert overigens niet alleen gadgets voor consumenten in. Om de kosten te drukken, kopen Japanse ondernemingen die in het binnenland produceren steeds meer onderdelen aan in Azië. NEC, de leidinggevende Japanse computeronderneming, koopt 90 % van zijn onderdelen in het buitenland aan. Toshiba zegt dat het de aankoop van onderdelen in Azië, voor gebruik in Japan, wil opvoeren van amper 50 miljard yen in 1994 naar 200 miljard yen (1,8 miljard dollar) in 1998. Sommige bedrijven gaan nog verder. Hitachi, de grootste elektronica-onderneming van Japan, laat zijn pc’s maken door Taiwanese bedrijven : Acer voor de bureaucomputers, Tatung voor de notebooks. En het hoofdkwartier van de videorecorder-activiteiten van Toshiba is gevestigd in Singapore.

Omdat de grote bedrijven begonnen zijn leveranciers in het buitenland af te tappen, stormen de alerte kleinere Japanse ondernemingen overzee om ook een graantje te kunnen meepikken. Het zijn dus niet alleen de grootste Japanse bedrijven die zich overzee wagen, het is de hele Japan Inc. van hoog tot laag. Neem Sodick, een firma uit Yokohama die elektrische “uitstootmachines” maakt, drie meter hoge dozen vol elektronische en mechanische gadgets die de mallen en persen uitspuwen die gebruikt worden bij de fabricage van onderdelen voor auto’s en elektronische onderdelen. De onderneming bereikte haar dieptepunt in 1993, een jaar na Sony, toen de verkoop terugviel naar minder dan de helft van zijn piek van 33 miljard yen in 1990.

Voorzitter Toshihiko Furukawa reageerde door schoon schip te maken : hij ontdeed zich van zowat de helft van zijn 1000 Japanse personeelsleden. “We betaalden hen een jaarwedde uit en zegden dat ze moesten opstappen wat konden we anders doen ?” zegt hij nuchter. Sodick maakte vorig jaar opnieuw winst na vier jaar in de rode cijfers te hebben gezeten. Het geheim : de onderneming produceert nu meer dan de helft van haar machines in Thailand waar ze meer mensen tewerkstelt dan in Japan. De volgende bestemming is China, waar Sodick sinds vorig jaar geleidelijk zijn activiteiten aan het opbouwen is. “Wanneer Japanse bedrijven naar het buitenland trekken, hebben ze daar onderdelen nodig,” zo redeneert hij. “Dus moesten ook wij naar het buitenland.”

Al die investeringen hebben de resultaten van de Japanse bedrijfswereld gunstig beïnvloed en de heropleving van de winstcijfers bevorderd. Er groeit evenwel onenigheid over de vraag of die trek naar het buitenland geen hoge kosten voor de binnenlandse economie met zich brengt. Tomohiko Mimura, de auteur van een recente studie van het Ministry of International Trade and Industry (MITI), zegt dat die overzeese activiteiten waarschijnlijk hebben bijgedragen tot het verlies van 110.000 jobs in Japan.

Het komt er uiteindelijk op neer dat het begrip Japan Inc. opnieuw wordt doordacht, een begrip waar de loyauteit ten opzichte van het land voorheen de enge bedrijfsbelangen placht te overstijgen. “Dit is een nieuw tijdperk waarin de ondernemingen alleen het beste land uitkiezen om hun activiteiten uit te voeren,” zegt Mimura. De verschuiving van de productie brengt aan de andere kant ook voordelen met zich. De consumenten halen profijt uit goedkopere producten en het gigantisch overschot op de handelsbalans van Japan is kleiner geworden. En dat was jarenlang de belangrijkste bron van internationale wrijvingen.

Maar de binnenlandse uitholling vormt een onmiskenbaar teken dat Aziës eerste Wirtschaftswunder zich nu doorheen zijn midlife crisis worstelt. De officiële werkloosheidsgraad staat op een recordhoogte van 3,4 % en economen zeggen dat de reële werkloosheid ongeveer het dubbele bedraagt. Haruo Shimada, professor Economie aan de Keio Universiteit in Tokyo, waarschuwt voor een aanzienlijk verlies van arbeidsplaatsen in de diensten- en distributiesectoren. Die geven werk aan 30 miljoen mensen, zegt hij, en ze moeten daarvan 10 tot 15 % kwijtraken.

In zo’n omgeving moeten de ondernemingen slank en fit zijn. Heel wat bedrijven ontwikkelen zich gunstig op dat vlak. Sanyo bijvoorbeeld, ontdeed zich de voorbije jaren stilletjes van een groot deel van zijn personeel. Nadat hij president geworden was, splitste Takano de onderneming ook op in acht semi-onafhankelijke filialen met aan het hoofd telkens een president. Die eenheden mogen verschillende miljarden yen investeren zonder toelating te moeten vragen aan het centrale hoofdkwartier en ze mogen hun balansen opstellen alsof ze onafhankelijke bedrijven waren.

ALLES OP O&O.

Die veranderingen hebben het beslissingsproces versneld. Officiële vertegenwoordigers van de onderneming zeggen dat ze een uitstekende uitgangspositie heeft verworven in de ontwikkeling van GSM-toestellen omdat een gewiekste afdelingschef besloot mee te doen aan een uiteindelijk succesvolle proefneming van het systeem. Andere, meer voorzichtige elektronicabedrijven stonden erbij en keken ernaar.

Japanse ondernemingen hebben er eveneens voor gezorgd dat ze vooraan blijven in het soort technologie dat ze het beste aankunnen (zie kader : Nikon’s nieuwe focus). Zelfs toen de economie in het dal zat, bleven bedrijven die geld staken in onderzoek en ontwikkeling ver boven het niveau van de boom-jaren ’80. “Japanse ondernemingen zetten alles op O&O,” zegt Keith Henry, een werkleider van het Japan-programma aan het Massachusetts Institute of Technology. “Ze wedden erop, ongeacht of de conjunctuur stijgt of daalt.” En die weddenschappen brengen eens te meer geld op. De Japanse elektronicabedrijven pakken uit met een nieuwe generatie gadgets. Digitale camcorders zullen waarschijnlijk de huidige generatie handbediende videocamera’s van tafel vegen. Uiterlijk volgend jaar zullen Japanse ondernemingen op de proppen komen met toestellen om het televisietoestel te verbinden met het Internet.

Ondanks die heropleving blijven er toch vragen. Zal Japan in staat zijn om succesvolle risicobedrijven op te zetten in vervanging van de oude productie-eenheden ? Het antwoord is een krachtig “misschien”. Hoewel vastberaden jonge ondernemers zich een weg banen in de zakenwereld, moet Japan nog altijd een Microsoft of zelfs een Netscape voortbrengen.

En de ommekeer bij sommige grote ondernemingen gaat hand in hand met mislukkingen bij andere. In het verleden ging het opkomend getij in de Japanse industrie telkens gepaard met het opkrikken van alle grote ondernemingen in een sector. Nu niet meer, zeggen economen. Neem bijvoorbeeld de Japanse autoconstructeurs. De winst van Toyota stijgt en het automerk begint nu met activiteiten in Thailand Azië is de opkomende markt voor massavoertuigen. Maar Mazda is pas onlangs opnieuw winstgevend geworden. Tussen maart 1995 en maart 1996 zakte de verkoop met 15 %. De problemen bij Mazda, zoals bij zoveel andere, begonnen met overexpansie en het onvermogen om op een agressieve manier naar het buitenland te trekken.

Ook in de financiële markt is er voor elk wat wils. De 11 city-banken verloren in het totaal 1,5 biljoen yen toen ze voor 6,3 biljoen yen onrecupereerbare leningen afschreven. Analisten zeggen dat de inkomsten van de banken in de komende jaren waarschijnlijk laag zullen blijven. Het slakkengangetje waarmee inspanningen worden geleverd om het financiële boeltje op te ruimen, toont aan hoe traag Japan is om de manier waarop het thuis zaken doet te herzien. De regering krijgt kritiek te verwerken omdat ze het zachtjes aan zou doen met de belofte komaf te maken met de bureaucratie die innovaties en nieuw ondernemerschap belemmert.

Maar nu de economie weer uit het dal komt, heerst er weer vers optimisme en vastberadenheid om de economische winsten te bestendigen, zij het op lagere niveaus dan tijdens de bezeten “bubble”-jaren.

Volgens Makihara van Mitsubishi bestaat de truc erin motivatie op te wekken : “Je moet een crisisgevoel hebben om veranderingen door te voeren,” zegt hij. “In de VS kan je mensen afdanken en meteen een crisissfeer creëren.” In Japan daarentegen “moet je de mensen aanporren en hen met de neus drukken op wat er kan gebeuren als er niets wordt gedaan.”

SEBASTIAN MOFFETT

Far Eastern Economic Review

JAPAN NA DE AFSLANKING Alles bij elkaar overheerst het optimisme.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content