Met de hamer in de hand

Met zes verkoopzalen in Vlaanderen en straks ook een in Brussel toont Alexander Descamps dat er nog groei in de kunsthandel zit. Om de markt te volgen, schroeft hij de positionering van veilinghuis Cnock omhoog.

Met een omzet van zo’n 200 miljoen frank, gerealiseerd door 8 mensen, mag de nv Cnock zich het tweede grootste kunst- en antiekveilinghuis van het land noemen, na de nv Servarts die de maandelijkse veilingen in het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten organiseert en daar vorig jaar 302 miljoen omzet mee haalde. Zijn brutomarge haalt zo’n huis uit de commissies die verkoper en aankoper betalen, en die samen gemiddeld tussen 20 en 30 % van de totale prijs uitmaken.

Cnock houdt een dertigtal veilingen per jaar, gespreid over zes vestigingen : Knokke, Mechelen, Rotselaar, Vichte, Rupelmonde en Maldegem. Na de zomer komt Brussel daar als zevende bij.

Bedrijfsleider en eigenaar Alexander Descamps groeide op in Knokke als zoon van een antiekhandelaar. Voor zichzelf zag hij het wachten tot iemand wat komt kopen niet zitten. Na zijn studies kunstgeschiedenis besloot hij daarom in 1982 met een veilingzaal te starten in Knokke vandaar ook de naam Cnock. Samen met z’n echtgenote/vennoot Yvette Desmet slaagde hij erin de onderneming uit te bouwen en in de loop der jaren verschillende nieuwe zalen te openen. In 1987 verwierf Descamps bijvoorbeeld het “Rega’s Hof” in Rotselaar, waarmee Cnock als enige in België zelf over een heus kasteel beschikt om veilingen in te organiseren. In ’94 wist hij het pand van Mon Bernaerts in Mechelen over te nemen, toen die gerenommeerde veilingmeester naar Antwerpen verhuisde.

GEOGRAFISCHE SPREIDING.

Met de investering in zoveel verschillende zalen onderscheidt Cnock zich van de andere veilinghuizen in ons land, die zich tot een, hooguit twee vestigingen beperken. De reden voor die geografische uitzwerming is dat men dicht bij “het aanbod” wil zitten. “Mensen die iets langs een veiling willen verkopen, gaan daarvoor niet aankloppen bij een roepzaal aan de andere kant van het land tenzij het om tamelijk uitzonderlijke stukken gaat.” Er zit nog een ander aspect aan : loten die op een veiling in vestiging A niet verkocht raken, vinden een tijdje later in vestiging B misschien wél een koper. Gemiddeld worden bij Cnock naar eigen zeggen slechts 10 % van de loten ingehouden. Dat heeft er dan weer mee te maken dat voor voorwerpen beneden de 100.000 frank aan de verkoper geen minimum-verkoopprijs wordt gegarandeerd bij Cnock.

Een andere reden voor het opzetten van zes (straks zeven) verschillende vestigingen ligt volgens Alexander Descamps in de wet op de handelspraktijken die in juli 1991 van kracht werd, en die bepaalt dat in België niet geveild mag worden buiten een erkend veilinghuis. Descamps begrijpt dan ook niet waarom het ministerie van Economische Zaken zijn eigen wetten niet toepast en aan Christie’s reeds tweemaal een uitzondering heeft toegestaan. Vorige week nog verkocht dit Britse veilinghuis in het Kaasterkasteel in Rumbeke de antiek-inboedel van antiquair Erik Loncke. Descamps : “Dat toont ten overvloede aan dat de overheid het Belgische veilingwezen niet gunstig gezind is.”

Het hoge volgrecht in België maakt het onze veilinghuizen ook al niet gemakkelijk. Dat volgrecht houdt in dat de kunstenaar, of zijn erfgenamen, bij elke openbare verkoop recht heeft op een bepaald percentage van de verkoopprijs. In België is dit 6 %, in Frankrijk 3 %, in Duitsland 2 % en in andere lidstaten van de Europese Unie zelfs 0 %. Bovendien moet alleen in België ook nog eens BTW worden betaald op het volgrecht. Descamps wijst erop dat als gevolg daarvan veel belangrijke (dure) Belgische werken in het buitenland worden verkocht. Zodat de Belgische Schatkist door eigen kortzichtige maatregelen heel wat opbrengsten ontloopt.

MARKTEVOLUTIE.

Cnock heeft (nog ?) niet de artistieke faam die een Campo of een Bernaerts zich vergaard hebben die oriënteren zich veel exclusiever op een “hoger” gamma, vooral schilder- en beeldhouwkunst , maar er worden toch regelmatig topstukken met een waarde van meer dan 1 miljoen frank afgeklopt. Zo ging onlangs nog een werk van Jan Breughel de Jonge bij Cnock onder de hamer voor een bedrag van 2,4 miljoen frank ; in april haalde een werkje van Emile Claus 1,1 miljoen. Hoewel er ook steeds andere, goedkopere stukken afgehamerd worden, wil Descamps in de toekomst meer van dergelijke topstukken gaan veilen. De filosofische uitleg : “Steeds meer mensen ervaren immers dat men met kunst een innerlijke rijkdom in huis haalt die men met geld op de bank niet kan verwerven.” Maar er is ook een mercantiele verklaring : de heropleving die de kunstmarkt de jongste tijd kenmerkt, steunt precies op de kwalitatieve topstukken. Daarvoor worden inderdaad weer forsere prijzen betaald, terwijl de “middelmaat” blijft slabakken.

B.J.

ALEXANDER DESCAMPS (CNOCK) De overheid is het Belgische veilingwezen niet gunstig gezind.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content