MANAGEMENT EN KERK

In de tribune van 30 mei jl. probeert prof. Marc Buelens als managementdeskundige te kijken naar pogingen om “een managementcultuur in de kerk” in te brengen.

1. Vooreerst vertrekt M. Buelens vanuit een bepaalde visie op “de Kerk”. Hier botst de managementdeskundige al met de sociologische realiteit en miskent hij de grond van het conflict. Bedoelt hij de Kerk als hiërarchisch gestructureerde instelling, geleid vanuit het Vaticaan ? Wellicht wel, maar dan negeert hij het feit dat sinds het tweede Vaticaans Concilie “Kerk” zich principieel als “Gods volk” wil begrijpen. Met andere woorden, dit legitimeert het feit dat dit volk ook het woord neemt op organisatorisch vlak. Behalve deze eerste conflicterende opvatting, kan “kerk” ook nog bekeken worden vanuit een lokale (parochie-)dynamiek waar “mensen” de kerkgemeenschap uitmaken en er hun verantwoordelijkheden opnemen omdat ze ertoe empowered zijn en zelfs in kleine business-units werkzaam zijn zoals liturgische werkgroep, zangkoor, catecheseploeg voor vormelingen, kerkfabriek, ziekenzorg… Volgens het nieuwe kerkelijke wetboek (een soort huishoudelijk reglement) wordt de gelovige zelfs uitgenodigd te spreken wanneer hij zich hiertoe in eer en geweten verplicht voelt.

2. Merkwaardig vind ik de tegenstelling die M. Buelens maakt tussen doelstellingen en waarden. Alsof het bij een “ideologische” organisatie ook niet de bedoeling is om de waarden te beleven, voor te leven, te versterken, te verspreiden… Indien “waarden” de doelstellingen van een organisatie niet meebepalen, vrees ik dat ze zullen vervluchtigen. Daarom de zeer belangrijke zorg om na te denken over wat men met deze waarden wil aanvangen, juist omdat een ideologische (maar wat wordt hiermee eigenlijk bedoeld ?) organisatie geen andere primaire doelstellingen nastreeft.

Wanneer we dit toepassen op de Kerk, dan zien we immers dat ze altijd gericht is om iets te bereiken : m.n. “Kerk te stichten” (met de onduidelijkheid zoals hoger beschreven). “Kerk is missie” klinkt het dan. Dat de Kerk zich in het verleden heeft bezondigd aan “kruistochten” en minder fraaie of “waardenvolle” doelstellingen is algemeen bekend. Nochtans kan men er in de kerk niet vanonderuit na te denken over de eigen “zending”. Het evangelie heeft een duidelijk mission statement : het evangelie te verkondigen, te getuigen van Jezus’ leven, volkeren tot leerlingen te maken, te dopen en hun te leren alles te onderhouden wat Jezus geboden heeft. Katholieke instellingen (universiteiten, scholen, ziekenhuizen en andere) ontdekken de waarde van “opdrachtverklaringen” waarin o.m. de “katholieke specificiteit” beschreven wordt, en voeren zelfs integrale kwaliteitszorg in om hun doelstellingen te verwezenlijken, m.n. het concreet realiseren van hun specifieke waarden.

3. Dus geen gebrek aan doelstellingen in de Kerk. Wel echter grote onduidelijkheid over de invulling ervan en de prioriteiten. Laten we meteen de kerkleiding ernstig nemen. Sinds enkele jaren pleiten de kerkelijke gezagsdragers (paus en bisschoppen) voor een “nieuwe evangelisatie”. Rijst toch onmiddellijk de vraag hoe men dit gaat managen. Volgens de enen gaat het erom alle gelovigen opnieuw in de pas te laten lopen. Anderen verzekeren dat het gaat om een nieuw elitair christendom te vormen waarvan de Charismatische Beweging, Opus Dei (na het “falen” van de Jezuïeten) en andere “bevoorrechten” de stoottroepen vormen. Nog anderen pleiten dan weer voor een brede basisbeweging waarbij niet noodzakelijk de instelling, maar wel de evangelische waarden gered worden. Tenslotte zijn er de christelijke zuilen en de partij die aanhang zoeken rond “christelijke waarden”, zelfs bij niet-gelovigen ! Wie managet hier wat ?

4. Welke rol spelen de managers ? Buelens stelt dat “de duizenden leefgemeenschappen inspiratie vinden bij de paus”. Ik meen dat de primaire inspiratie in het evangelie ligt. Al ten tijde van Paulus waren hier conflicten over. Aan de christenen van Korinthe kaartte hij dit aan : men is niet voor Paulus of Apollos of Petrus, maar voor Christus. Ook aan de Galaten schrijft hij over zijn conflict rond de beleidsopties van Petrus : heidenen moeten niet eerst joden worden en dan pas christenen, maar mogen onmiddellijk christen worden en op deze manier bevrijd worden van de (joodse) wetten. Sindsdien is geen enkele paus zonder kritiek vanuit de basis geweest. Dit is wellicht een belangrijk element geweest in het overleven van de Kerk als organisatie. Maar leren we dit ook niet in de “managementkunde” ? Elke organisatie heeft nood aan zijn “nar” om na te denken over haar prioriteiten, waarden en normen ? Vergeten we niet dat sinds het tweede Vaticaanse Concilie de eigenlijke hoofdmanager opnieuw in zijn/haar rol bevestigd is geworden (tot spijt van wie het benijdt) : de Geest Gods die waait waarheen hij/zij wil en die niemand in pacht heeft.

5. Al vroeg in het ontstaan van de eerste kerkgemeenschappen is er nagedacht over de organisatorische kant ervan. Dit ging zowel over de praktische kwesties als verdeling van goederen en missiegebieden (Petrus voor de joden en Paulus voor de heidenen), als de meer “ideologische” kanten. In een onvergetelijk beeld maakt Paulus de vergelijking van de kerk met een lichaam, waar de charisma’s van de verschillende “ledematen” elkaar aanvullen tot één geheel. Door hun samenwerking komt de geheel eigen “synergie” tot stand. Eigenlijk zijn alle brieven van Paulus “management”brieven. Overigens, in kerkelijke taal noemde dit vroeger “apostolaat”, nu “pastoraal”. Dit laatste is afgeleid van de “pastor”, herder. “Pastoraal” is zelfs een vakgebied in de theologische opleiding van priesters en (steeds meer) leken om de “kudde” (alhoewel de leden dit begrip zullen afwijzen om hogergenoemde reden) zo goed mogelijk te “managen”.

6. Ietwat cryptisch eindigt M. Buelens met de bemerking dat management ook een ideologie is. Ik zou deze gedachten even willen doortrekken : functioneert heel wat “management” niet in een quasi- of pseudo-religieuze context ? Worden managers niet als “goden op een verre Olympus” (prof. Sievers, laureaat van de HBK-prijs van 1995) beschouwd, als “hogepriesters” of “goeroes” ? Is het niet verwonderlijk dat etnologisch en antropologisch geschoolden het wonderwel goed doen als managementadviseurs omdat zij vertrouwd zijn met het functioneren van tradities, waarden, normen, rituelen, symbolen, mythen… in leefgemeenschappen ? Daarom een goede raad aan alle managementdeskundigen : bestudeer aandachtig grote godsdiensten en stel je de vraag : waarom blijven zij al eeuwen op de markt en blijven zij klanten vinden ? Is dat dank zij of ondanks de grote woorden die gebruikt worden, en geldt dat ook niet een klein beetje voor elke bedrijifsorganisatie ?

Herman Lodewyckx, docent ethiek & HRM, Oostende.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content