Lagere inkomens zijn weer de dupe

Het nettoloon van zowat alle werknemers oogde eind januari een stuk aantrekkelijker. Uit een recente studie komt echter naar voren dat de lagere inkomenscategorieën er minder op vooruitgaan dan gedacht.

Ook lichtjes gekird toen u de loonafrekening van januari onder ogen kreeg? De veelbesproken belastingverlaging van de regering- Verhofstadt laat zich nu echt voelen. Toch zit er iets niet snor in de loonwig bij de lagere lonen. De loonwig is het verschil tussen de totale loonkosten van een werknemer en het nettoloon dat die op zijn bankrekening ziet verschijnen.

Voor de inkomens net boven de allerlaagste neemt als gevolg van de belastinghervorming de marginale loonwig aanzienlijk toe. De marginale loonwig is de wig op de brutoloonsverhoging die een werknemer krijgt. Tot deze conclusie komen Etienne de Callataÿ, hoofdeconoom van Bank Degroof, en Koen Aelgoed van Ceder, de studiedienst van de CD&V. Zoals blijkt uit tabel 1 ( De wig wordt een kloof) neemt de marginale loonwig op de brutomaandlonen tussen 1150 en 1500 euro scherp toe. De hoofdoorzaak van de bizarre toename van de marginale loonwig in deze inkomenscategorie moeten we zoeken bij de afschaffing van het belastingkrediet. De daling van de marginale loonwig op de hogere inkomens is nagenoeg verwaarloosbaar.

Ernstige gevolgen

De gevolgen van een toename van de marginale loonwig op de inkomens net boven de allerlaagste inkomens mogen niet onderschat worden. De hogere marginale loonwig betekent immers dat werknemers die een brutoloonsverhoging ontvangen daar nu netto minder van overhouden dan voor de belastinghervorming het geval was. De regering-Verhofstadt bestraft dus bijkomende arbeidsinspanningen van deze categorie van werknemers. Sterker nog, de regering verkleint opnieuw de relatieve bereidheid tot het verrichten van arbeid van een hele groep van mensen die het sowieso al niet makkelijk hebben om aan hun trekken te komen op de arbeidsmarkt. Je kan het deze mensen nauwelijks kwalijk nemen dat ze een vervangingsinkomen opnieuw een aantrekkelijker alternatief vinden. Het kabinet van minister van Financiën Didier Reynders ( MR) reageert verrast en verward op deze cijfers van De Callataÿ en Algoed.

Elke degelijke eerstejaarscursus economie leert dat een hoge loonwig een belangrijke hinderpaal is naar het verhogen van de tewerkstelling. Dat geldt zowel voor de gemiddelde als de marginale loonwig. Instellingen zoals de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling ( Oeso) en het Internationaal Monetair Fonds ( IMF) hameren ook met de regelmaat van de klok op deze onontkoombare wetmatigheid van het economische leven. Als de regering-Verhofstadt haar prioritaire doelstelling van verhoging van de participatiegraad (het percentage van de beroepsbevolking dat effectief werkt) echt ernstig neemt, zou ze een verlaging van de loonwig hoog in haar vaandel moeten voeren.

In de realiteit is van die prioriteit bitter weinig in huis gekomen. Uit recente gegevens van de Europese Commissie blijkt dat de gemiddelde loonwig in België nog altijd veruit de hoogste van de hele Europese Unie ( EU) is. Voor een alleenstaande met een gemiddeld salaris bedraagt de loonwig 55,6%, dat is een kwart hoger dan het gemiddelde van de EU (zie tabel 2: België Europees loonwigkampioen). Bovendien nam de gemiddelde loonwig in België tussen 1997 en 2001 weliswaar met 1 procentpunt af, maar in de EU bedroeg de daling 2,1 procentpunt. Ondanks de loodzware last van een al zeer hoge loonwig, zowel gemiddeld als marginaal, zijn we er dus niet eens in geslaagd het ritme van onze Europese partners te volgen.

Het wordt zeer moeilijk om bewindsvoerders die de mond vol hebben over de noodzaak van meer tewerkstelling en verhoging van de activiteitsgraad nog ernstig te nemen.

Johan Van Overtveldt

De regering-Verhofstadt bestraft bijkomende arbeidsinspanningen van werknemers met een laag inkomen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content