Kempense Steenkolenmijnen. De bodem van de put
Twee jaar geleden brak het schandaal van de Kempense Steenkolenmijnen los. Twee uit de privé-sektor aangetrokken managers die Limburg (met veel geld) een nieuwe dynamiek moesten schenken, werden publiek afgeslacht op het altaar van de politieke afrekeningen.
De verantwoordelijke politici en hun vertegenwoordigers ontsprongen de dans.
Halfweg de jaren ’80 kwamen de Kempense Steenkolenmijnen (KS) de Vlaamse politieke wereld de strot uit. De NV KS was in 1967 opgericht als een fusie van privé-vennootschappen, die de verlieslatende mijnbouw wilden afstoten. Via de Nationale Maatschappij voor de Herstrukturering van de Nationale Sektoren (NMNS) (holglas, staal, steenkool en scheepsbouw) werd de Belgische staat enige aandeelhouder. In 1984, na de regionalizering van de nationale sektoren kwam de bevoegdheid over de mijnen in Vlaamse handen. Ontsteltenis alom, toen begin 1986 bleek dat de verliezen van de KS in stijgende lijn evolueerden (geraamd op 13 miljard in 1986 en 17 miljard in 1987). Verwacht werd dat er tot het jaar 2000 nog meer dan 260 miljard in de putten zou moeten gegooid worden, alleen om de verliezen te dekken. Ondertussen voelden ook de mijnwerkers nattigheid en volgden er militante stakingen. Er zou een “herstrukturering” komen die in ieder geval de sluiting van de mijnen van Eisden, Waterschei en Winterslag (het Oostelijk Bekken) inhield. Wat er met het Westen (Zolder en Beringen) zou gebeuren, stond nog niet vast.
KOLEN-GANDOIS.
De toenmalige regering-Martens gaf Bernard Martens, gedelegeerd bestuurder van de NMNS, de opdracht een kolen-Gandois te zoeken. Nadat José Dedeurwaerder buiten zijn weten opgevoerd werd en letterlijk op de vlucht sloeg voor het regerings- en mijnwerkersgeweld kreeg Thyl Gheyselinck de eer. De man werkte in Portugal voor Shell en was vrij onbekend. Gheyselinck was één van de eerste privé-managers die de hete kastanjes uit het vuur moest halen voor politici die zichzelf geen meester meer zagen over ekonomische sektoren of aktiviteiten die ze pretendeerden te leiden. De manager zou er zijn vingers aan verbranden, hoewel het de eerste jaren entoesiasme troef was bij zijn opdrachtgevers.
Gheyselinck trad aan als KS-baas op 1 januari 1987. Hij kreeg 28 miljard om het Oostelijk Bekken te sluiten. Een deel van dat geld zou gebruikt worden om de mijnwerkers uit te kopen met de fameuze afscheidsvergoeding van 800.000 frank. Ondanks enig obligaat verzet, slaagde Gheyselinck. Bovenop stelde de regering nog eens 71 miljard ter beschikking om het Westelijk Bekken te herstruktureren, tussen 1986 en 1996.
“Gezien de ongewoon moeilijke opdracht”, kreeg Gheyselinck bijna volledige volmacht en kumuleerde hij de funkties van voorzitter en gedelegeerd bestuurder. Hij dankte de bestaande raad van bestuur van de KS af en verving hem door een zeskoppig gezelschap : de professoren Wim Van Looy en Jozef Dilewijns, de ondernemer Robert Kumpen, Gerard Van Acker van de GIMV, Bernard Martens en later VLD-kamerlid Valère Vautmans. Volgens journalist Ivo Vandekerckhove (1) had de manager een viscerale afkeer van politieke inmenging en bedacht hij zijn raad van bestuur een eerder passieve rol toe. Vandekerckhove vermeldt een sprekende anekdote. Via toenmalig SP-voorzitter Karel Van Miert, zou Willy Claes de voor KS bevoegde minister Philippe Maystadt (PSC) hebben geïnterpelleerd om Gerard Van Acker (nochtans ook SP) in de raad van bestuur te vervangen door Claes’ ex-kabinetschef Johan Delanghe. Deze typische poging tot inmenging deed Gheyselinck in toorn ontsteken en met ontslag dreigen. Ook hij kon echter niet verhinderen dat de KS een speeltuin bleven van de CVP en de SP, die er bij gelegenheid de PVV/VLD bij betrokken.
REKONVERSIE.
Vanaf 1987 zou er werk gemaakt worden van de “rekonversie” binnen het Toekomstkontrakt voor Limburg, dat ondertekend werd door de Vlaamse regering, de federale regering, de Europese Kommissie en de provincie. KS zou, samen met het Vlaamse Gewest, een rekonversieholding financieren met een kapitaal van 5 miljard. Dat werd de Limburgse Investeringsmaatschappij (LIM), waarin we als direkteur-generaal oude bekende Bernard Martens (van CVP-strekking) terugvinden.
In april 1989 zette Gheyselinck een beslissende stap. Een vervroegde sluiting van het Westelijk Bekken, zou veel geld opleveren, dat dan weer kon geïnvesteerd worden in ekonomische diversifikatie ten bate van de werkgelegenheid. De Vlaamse regering hechtte haar goedkeuring aan het idee en besliste de uitbating volledig te stoppen voor 1993. De helft van het uitgespaarde geld kon besteed worden aan nieuwe aktiviteiten. Op het eerste gezicht een perfekt logische en toekomstgerichte beslissing, ware het niet dat “de miljarden van KS” en de macht die ermee verbonden was een nog grotere aantrekkingskracht zouden gaan uitoefenen op politieke beheerders en bevriende bedrijfsleiders.
Gheyselinck was in 1989 niet van plan de mijnwerkers van het Westelijk Bekken even veel poen toe te stoppen als hun ex-kollega’s uit het Oosten. Hij zwichtte echter voor de zware druk van onder meer de opzichtersvereniging. Ook het kabinet-De Batselier liet zich niet onbetuigd in het opvoeren van de afscheidspremies, hoewel daar en in syndikale kringen wel bereidheid bestond om zoveel mogelijk geld te reserveren voor nieuwe jobs. Uiteindelijk koos de overgrote meerderheid van de 5500 overblijvende mijnwerkers dat jaar voor een pensioenregeling of voor een gouden handdruk van 880.000 frank bruto.
ERC.
Ondertussen maakte de KS-manager werk van een groots jobverschaffend rekreatief projekt annex winkelcentrum dat ERC genoemd werd. Hoewel er voor 430 miljoen frank studies uitgevoerd werden, zou het ERC er nooit komen. Het koncept zou Gheyselinck echter inspireren tot zijn enige echt zware misstap. Ervan overtuigd dat hij de KS en de overheid veel miljarden bespaard had, liet hij zich na de zomer van 1989 door Maurits De Prins verleiden tot de aankoop van Super Club-aandelen voor een bedrag van 1,35 miljard. Gheyselinck werd daarin gevolgd door zijn raad van bestuur, die even verblind was door de toen nog steile opgang van Super Club en de belofte van De Prins om 2,5 miljard te investeren in het ERC. Ter ontlasting van Gheyselinck kan aangehaald worden dat in die tijd vele respektabele personen en instellingen zich lieten lijmen door De Prins, die vooral in liberale en CVP-kringen fans telde. Het eindresultaat was dat KS het geïnvesteerde geld verloor in het faillissement van Super Club. Het siert Gheyselinck dat hij altijd de volle verantwoordelijkheid opgenomen heeft voor dit debâcle.
Tegen 1990 had Gheyselinck de kontrole over KS en alles wat er rond hing verloren. De GIMV-dochter Gimvindus (met als direkteur de CVP’er Roger Malevé) was hoofdaandeelhouder geworden en stond nu in voor de financiering van KS. Bovendien zochten de kopstukken van GIMV en Gimvindus, Van Acker en Malevé, een veel aktievere invloed op het beleid. Tot overmaat van ramp had de manager door een aantal ongebonden beslissingen krediet verloren bij lokale en invloedrijke ondernemers met politieke banden. Zijn ERC-projekt, dat protest opriep bij allerlei drukkingsgroepen (van groene jongens tot NCMV), werd politiek afgeremd. In mei 1991 kondigde Gheyselinck aan dat hij tegen de zomer van dat jaar opstapte, maar eerst nog een privé-financier (de Britse groep Stadium) zou zoeken voor het ERC. Hij hield beide beloften, maar na zijn vertrek werd het projekt afgevoerd.
KLUFT.
Het vertrek van Gheyselinck, dat terecht of ten onrechte gedeeltelijk op het saldo van SP-agitatie wordt geschreven, deed een echt investituurstrijdje ontstaan. Uiteindelijk waren de twee ernstige kandidaten de baas van Begemann-bedrijf VCST Ludwig Van Kauter (gesteund door de CVP) en Peter Kluft (toen manager van Lederland en als niet-partijgebonden vrijzinnige een valabel alternatief voor de SP). Sommige stromingen binnen de CVP zouden de keuze voor Kluft nooit verteren.
Kluft liet zich eind 1991 over het gladde ijs leiden met de belofte dat hij als privé-manager zou kunnen werken en afgeschermd worden van “de politiek”. Hij zou het KS-geld aanwenden voor enerzijds de ontmanteling van de mijnbouw en anderzijds een aktief industrieel en ekonomisch beleid, gericht op het scheppen van banen. Binnen het kader van een Strategisch Plan stelde hij voor de KS om te vormen tot een nieuw bedrijf met vijf divisies. De aktiviteiten situeerden zich in de domeinen milieu, energie (wervelbedtechnologie), bouw, logistiek (het Hermes-projekt) en rekreatie plus shopping (Fenix). Fenix werd het omvangrijkste, bekendste en meest gekontesteerde projekt. Vooral het NCMV ageerde er tegen (wegens de vermeende bedreiging van de belangen van de Limburgse middenstand), terwijl ook milieugroeperingen moeilijk deden (omwille van het ruimtebeslag).
De manager zou zijn verblijf niet lang rekken. Het van binnen- en buitenaf gevoede KS-roddelcircuit draaide van bij het begin op volle kracht. Interne konflikten en aanvaringen met politiek geïnspireerde leden van de raad van bestuur deden de rest. In maart 1993 bundelde een door het NCMV gesponsorde Brugse CVP-senator in twee brieven aan Luc Van den Brande een waslijst verdachtmakingen. Deze zouden gedikteerd zijn door de opzichtersleider Michel Dylst die overigens op de CVP-lijst kandideert bij de nakende verkiezingen. De manager werd door de raad van bestuur aan de deur gezet op beschuldiging van het uitbetalen van “zwarte” premies van 100.000 frank aan 16 opzichters. Kluft heeft deze en andere betichtingen steeds ontkend en zijn verhaal achteraf zelfs te boek gesteld (2). Hij werd opgevolgd door André Deleye (Begemann en tevens betrokken bij Boelwerf), die ondertussen ook al opstapte.
Na Klufts ontslag verrichtten een parlementaire kommissie en het Hoog Komitee van Toezicht een onderzoek. In het raam van een strafrechtelijke procedure tegen gewezen KS-bestuurders en direktieleden ging ook het parket van Hasselt in het dossier grasduinen. Vandaag werd de zaak nog steeds niet voor de raadkamer van de korrektionele rechtbank gebracht. Is ze onvoldoende gegrond ? Of vindt het politieke milieu dat er beter geen oude koeien uit de sloot gehaald worden ?
Het belette Van den Brande niet om eind 1993-begin 1994 met de grove borstel door de KS en aanverwante maatschappijen te gaan. De banden met de GIMV werden doorgesneden en de KS werden omgevormd tot de NV Mijnen, die zich nog enkel bezig te houden heeft met slopen, saneren, restaureren en afhandelen van het “sociaal passief”. De participaties werden ondergebracht in een nieuwe Limburgse Participatiemaatschappij (LPM). Als koepel fungeert de Limburgse Rekonversiemaatschappij (LRM), die onder het gezag staat van de Vlaamse regering, geadvizeerd wordt door de Permanente Werkgroep Limburg en haar middelen put uit een Limburgfonds. Klufts geesteskinderen Hermes en Fenix zouden in afgeslankte vorm toch nog gerealizeerd worden.
Of de nieuwe struktuur van het rekonversiegedoe veel doorzichtiger en efficiënter is dan de vorige, valt te betwijfelen. Zeker is dat de ambities flink afgezwakt zijn en dat de hoopvolle perspektieven voor veel vervangend werk niet waargemaakt werden. Dit kan in geen geval verweten worden aan de twee gehalsrechte managers. Zij werden gedwarsboomd door politici en parapolitici en aktief buitengewerkt op het moment dat ze konstruktieve beslissingen zouden gaan nemen. En wat gebeurde er met de echte verantwoordelijken voor het soepje ? Van den Brande en De Batselier zijn althans tot 21 mei nog steeds minister. Malevé, Van Acker en Rainier van Outryve behielden hun posities bij respektievelijk Gimvindus en GIMV. Bernard Martens werd direkteur-generaal bij LRM en LPM, onder voorzitter Johan Delanghe die na een eerste mislukte poging naderhand toch bij het mijnendossier betrokken geraakte. Wat valt er nog meer te zeggen ?
JOS GAVEL
Ivo Vanderkerchove, De miljarden van KS, 1993, Coda, 363 blz.
Peter Kluft, Mijn verhaal De gebroken droom van de Kempense Steenkolenmijnen, 1993, Uitgave in eigen beheer, 211 blz.
SUKKELGANG VAN DE LIMBURGSE REKONVERSIE Weinig doorzichtig en weinig efficiënt.
THYL GHEYSELINCK Politici maakten van KS hun speeltuin, maar híj moest de hetekastanjes uit het vuur halen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier