JEAN-LUC DEHAENE. UITERLIJKHEDEN. De ontbrekende kwaliteit
Allicht zal Jean-Luc Dehaene de rij sluiten van de acht eerste ministers die het katolieke Vlaanderen in de twintigste eeuw aan België heeft geleverd. In omgekeerde volgorde zijn dat Martens, Tindemans, Lefèvre, Eyskens (senior ; de junior was maar korte tijd premier), Van Houtte, Poullet en Van de Vyvere. Toeval en leeftijd brengen mee dat ik met allen, behalve met Poullet, nog gesprekken heb gevoerd.
Met uitzondering van Van Houtte (die ook eerder toevallig eerste minister werd) waren zij zeer begaan met de zogeheten “verbasteringsdruk” die de eigenheid van de Vlaamse meerderheid onderging, en ze waren veeleer somber gestemd over de ver reikende gevolgen die het voortduren daarvan kon meebrengen voor de daling van het peil van het hele land. (Die daling van het peil kan men nu, bij het einde van de eeuw, gemakkelijk vaststellen).
GELIJKSCHAKELING.
Naast Van Houtte is de andere uitzondering, men zal het reeds begrepen hebben, de huidige en laatste eerste minister van de reeks. De verklaring hiervoor ligt niet in het feit dat Dehaene, zoals trouwens nog anderen in de hierboven opgesomde lijst, van huis uit eerder Franssprekend is dan Nederlandstalig. Dit is één van de uiterlijkheden die men met het blote oor kan vaststellen.
De eerste minister is overigens te goed geoefend in het inschatten van machtsverhoudingen, om te onderschrijven hetgeen twintig radikale namen uit de Vlaamse Beweging publiek hebben voorgehouden in hun geschil rond de IJzerbedevaart : een “groeiende eensgezindheid in de Vlaamse Beweging” nu, “op het einde van de twintigste eeuw, op de drempel van de uiteindelijke en volledige Vlaamse ontvoogding. “
Neen, bij het opereren van Dehaene op het “middenveld”, waar macht wordt geschikt en herschikt, is er eenvoudigweg geen Vlaamse Beweging of Vlaamse politieke machtsformatie of wat dan ook nog aan te treffen. De institutionele zelfbeschikking bleek gemakkelijk geïntegreerd te kunnen worden in een algemene operatie van hetgeen ik met een historisch maar vergeten woord niet beter dan een “gelijkschakeling” kan noemen.
VERWARRING.
Hier valt méér vast te stellen dan het ontbreken van een Vlaamse reflex bij de laatste in de rij van de twintigste-eeuwse katolieke premiers van Vlaamse komaf. De laatste onder hen heeft een andere standplaats gekozen voor zijn ambitie : een betere zuil, zeker beter dan de niet meer bestaande, en die hij overigens ook de laatste jaren tot tweemaal toe op het punt stond te verlaten. Dat was het geval in 1991, na de verkiezingen, voor een financiële loopbaan (zij het ook binnen dezelfde zuil) en in 1994 voor een hogere Europese politieke funktie.
De laatste Belgische eerste minister van deze eeuw zal niet boven de anderen uitsteken door de kracht van zijn overtuiging. Hij zal dat wel door het juiste inschatten, zoals het een sportliefhebber past, van de beschikbare krachten en de prestaties op het speelveld en door het voorzien van de waarschijnlijke afloop van de match die een politieke krachtproef inderdaad ook is.
De aflijning van het middenveld zelf behoort tot het politieke gedoe, zodat sommige mogelijke spelers zelfs geen toegang krijgen. Bepaalde spelers zijn tegelijkertijd ook scheidsrechter ; zij vormen ploegen, die dan koalities genoemd kunnen worden. De verwarring stijgt echter evenredig met het aantal en de diversiteit van de deelnemers, politieke en niet-politieke, uit de partikuliere of de publieke sektor. De zuilen barsten, de banden lossen of scheuren, de instellingen funktioneren niet of, nog erger : ze over-funktioneren.
INZINKING.
Eigenlijk mag men verwachten dat, wanneer dergelijke toestanden zich voordoen, ook een krachtige figuur opstaat : een “doener” aan wie men niet moet vragen wat zijn programma is (hij geeft het ongevraagd, men kan er niets uit besluiten) en die niets anders wil doen dan alles bij elkaar houden.
Wie zal in deze omstandigheden bij hem de kwaliteit missen die men in andere tijden bij politici zocht en ook aantrof ? Dat was meer dan het inschatten van het doenbare : het ging om een beeld, men zou bijna zeggen een geloof, dat mens en maatschappij betreft. Het ontbreken daarvan reveleert echter een inzinking, die niet tegengehouden kan worden met een krachtige vlaag van euforie.
Men moet niet verder zoeken. De biografen, die ongetwijfeld reeds (nog vóór de beeldhouwers) aan het werk zijn over de laatste eerste minister van deze eeuw, zouden het woord van Oscar Wilde voor ogen moeten houden : dat alleen de domkoppen bij hun beoordeling niet voortgaan op de uiterlijkheden.
LODE CLAES
Lode Claes is voorzitter van de redaktie-adviesraad.
ESSAY
Lode Claes : bij Jean-Luc Dehaene ontbreekt méér dan een Vlaamse reflex.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier