Jan Pellens
Deze maand is het precies twee jaar geleden dat Hessenatie haar kantoren op de Antwerpse Stijfselrui omruilde voor een intrek in een kraaknieuw pand aan de andere kant van de metropool. In 1990 had moedermaatschappij Compagnie Maritime Belge ( CMB) een aantal huizen opgekocht tussen het Museum voor Fotografie en het Hof van Beroep. Die huizen werden neergehaald, en in de plaats daarvan kwam een groot (bijna een hele straat lang), nieuw kantoorgebouw in pakhuisstijl te staan. Sober, onopvallend, conform de architectuur in de buurt. Het is overigens dat deel van Antwerpen dat – naast het Eilandje – op dit moment het meest geliefd is bij bouwpromotoren en projectontwikkelaars. CMB en Hessenatie hebben het met hun aankoop dus zeker getroffen. In 1998 verhuisde Hessenatie van Antwerpen Noord naar Antwerpen Zuid en Jan Pellens ging mee.
“Natuurlijk is een kantoor een belangrijke plek. En dan bedoel ik niet zozeer het interieur, de aankleding en noem maar op. Want daar houd ik me niet zo mee bezig. De dingen die in mijn kantoor staan (een miniatuur gekantklost schip in kader, een terracotta beeld van een Chinese krijger… ), heb ik gekregen. Of ze zijn hier toevallig beland. Mijn bureau ligt zeker niet in het mooiste vertrek van dit gebouw. Maar dat laat me eerlijk gezegd volledig koud. Ik hoef niet aan de voorkant van dit pand te zitten; door een gigantisch raam naar de Schelde te kunnen kijken, uitzicht te hebben op de Onze-Lieve-Vrouwe-kathedraal, het strand van Sint-Anneke te zien en wat nog meer. Voor mij is een kantoor in de eerste plaats een oord waar je rustig en comfortabel kunt werken. En dat kan ik hier.”
Aan het woord is Jan Pellens. Megalomane trekjes vertoont zijn werkkamer inderdaad niet. Op de grootte na, is dit een zeer alledaags kantoor. Rond de houten vergadertafel staan zes blauwgroene stoelen geschikt. Op de brede werktafel een paar meter en een grote plant verderop ronkt een laptop. De laptop is omringd met enkele lege flesjes Coca-Cola en een radio die alleen afgestemd wordt op het journaal. Aan de andere kant van het werkblad houden twee ingekaderde honden hun baasje in het oog.
“Dat zijn mijn honden. Of beter gezegd: dat waren mijn honden. De labrador leeft nog, maar de Duitse scheper is jammer genoeg overleden. Die dieren zijn me zeer genegen,” zegt Pellens en hij nipt van zijn Coca-Cola. “De enige drank waar ik geen dorst van krijg.”
“Meestal begin ik al om 7 uur ‘s ochtends. En vroeger dan 19 uur ‘s avonds zul je me niet naar huis zien gaan. Uit gewoonte. Maar meer nog uit solidariteit met de sector. Ik heb collega’s die om vijf uur ‘s ochtends beginnen. De haven leeft, dag in dag uit, en ook ‘s nachts. Ik ben verknocht aan de haven. Aan de drukte om en rond de schepen, aan dat onophoudelijke werkritme, dat laden en lossen dat 24 op 24 uur doorgaat, die rapporten die ongeacht het uur binnenstromen en gelezen en goedgekeurd moeten worden… De haven is altijd in de weer. En voor mij geldt eigenlijk hetzelfde: als ik niet slaap ben ik aan het werk. Wat uiteraard niet betekent dat ik altijd achter mijn bureau zit. Ik geloof dat ik gerust mag stellen dat ik de helft van mijn werktijd niet op kantoor doorbreng. Maar bij klanten, zakenpartners, en natuurlijk ook op de baan. Op schepen kom ik niet meer; dat werk wordt voor me gedaan. Maar ik moet natuurlijk veel onderhandelen. En lezen lezen lezen.
Het aantal laad- en losrapporten dat hij in zijn handen krijgt, is niet te tellen. “Jazeker, de meeste rapporten handel ik per e-mail af. Daar kun je binnen de havenindustrie namelijk niet onderuit. Hier is elke minuut gewonnen; dus hoe sneller de communicatie kan verlopen, hoe beter.”
Ook met zijn secretaresse verloopt de communicatie vlot. Zijn kantoor is van het hare gescheiden door een glazen deur. En die staat een efficiënte gebarentaal toe. Juist ja. Met de rechterwijsvinger de beweging van een metronoom imiteren, betekent nu ben ik er even niet en ik zal wel terugbellen. Maar hun vocabularium is uiteraard breder dan dat.
“Neen. Ik mis de haven niet. Mijn werk, dat ís de haven. Ik hoef daarvoor de schepen niet te zien. Hoef de kapiteins niet te spreken, de ladingen niet persoonlijk te checken. Via mijn raam kan ik een stukje van de Schelde zien. Dat is genoeg. Vergeet niet dat ik hier eigenlijk veel dichter bij de kades en terminals zit, dan toen we nog in de Stijfselrui werkten. De Liefkenshoektunnel ligt op een boogscheut hiervandaan. En dat verkeer vlot tenminste; iets wat je van het stadsverkeer niet kan zeggen. Het is een hel om via de stedelijke verkeersaders van het zuiden van Antwerpen naar het noorden te rijden. Ruim een half uur doe ik er soms over.
En nu willen ze de Leien nog twee jaar dichtgooien. Kun je je voorstellen wat een tijd- en geldverlies dat voor al die Antwerpse bedrijven betekent? Maar daar denken ze in het stadhuis niet aan.”
Voor wie hij zondag heeft gestemd? “Dat blijft binnen de muren van het stemhokje.”
MARGOT VANDERSTRAETEN
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier