INDEXERING. DE ILLUZIE. Meeste bedragen blijven gelijk

Kunnen mensen leven zonder illuzies ? Droombeelden in verband met schoonheid, goedheid, vrede, geluk. Zijn illuzies niet de balsem die het leven van elke dag zoveel draaglijker maken ?

Men moet er wel voor zorgen dat die droomwereld niet tot een waanidee verwordt. Een idee die haar eigen leven gaat leiden en die op de duur alle zin voor verhoudingen en elke band met de realiteit ontbeert.

RECHTVAARDIG.

Op fiskaal gebied is dat niet anders. Ook daar helpen illuzies de harde werkelijkheid draaglijker te maken. Illuzies over de rechtvaardige spreiding van de belastingdruk, over de fiskale gelijkheid van alle burgers, over de belasting die alleen maar netto-inkomsten treft, over fiskale stimulansen die in werkelijkheid niets meer stimuleren, enzovoort.

INDEXERING.

Nog zo’n illuzie wordt gevormd door het sprookje van de “indexering”. Naar aanleiding van de grote hervorming van de personenbelasting van eind 1988, werd in de fiskale wet heel plechtig en heel officieel het grote principe van de “indexering” ingeschreven. Voortaan zouden alle vaste bedragen die in de sfeer van de personenbelasting voorkomen, jaarlijks aangepast worden aan de evolutie van het indexcijfer van de konsumptieprijzen. Kwestie van te vermijden dat de voorthollende inflatie nog verder aanleiding zou geven tot een sluipende belastingverhoging.

BELOFTE.

Maar men weet dat die plechtige belofte niet lang stand gehouden heeft. De automatische jaarlijkse indexering is welgeteld drie jaar goed gegaan. Voor de aanslagjaren 1991, 1992 en 1993. Om vervolgens vanaf het aanslagjaar 1994 voor het grootste gedeelte buiten spel te worden gezet. De idee van de automatische indexering is dan ook verworden tot een illuzie. Iets dat op het eerste gezicht veel mooier is dan de werkelijkheid.

En bij nader toezien is het zelfs geen illuzie meer, maar een waanvoorstelling, een hallucinatie, die nauwelijks nog uitstaans heeft met de werkelijkheid. De harde waarheid is immers dat het overgrote gedeelte van de vaste bedragen al lang niet meer geïndexeerd wordt. De regel is tot uitzondering verworden. En de uitzondering tot regel.

STAATSBLAD.

Wel houdt men de illuzie hoog. Door jaarlijks in het Staatsblad een bladzijdenlange lijst te publiceren van de “geïndexeerde bedragen”, waarvan de meeste zoals gezegd geen frank omhoog gaan, omdat ze sedert het aanslagjaar 1994 buiten de automatische indexering vallen. Of hoe men de belastingplichtigen blij probeert te maken met een dode mus.

HAND.

Welke bedragen worden nog wel geïndexeerd ? Men kan ze bijna op de vingers van een hand optellen. Het gaat om de belastingvrije som van alleenstaanden en echtgenoten, de verhogingen van de belastingvrije som in funktie van kinder- en gezinslasten, het maximumbedrag van de toegelaten bestaansmiddelen van personen ten laste en het maximumbedrag van de investeringen van KMO-vennootschappen die nog voor de gewone investeringsaftrek in aanmerking komen.

HUWEN.

De belastingvrije som van alleenstaanden bedraagt voor het aanslagjaar 1996 (inkomsten van 1995) index-aangepast 196.000 frank. Echtgenoten hebben daarentegen voor hetzelfde aanslagjaar slechts recht op een belastingvrije som van 154.000 frank. Met dien verstande dat elk van beide echtgenoten aanspraak heeft op de belastingvrije som. Dus in totaal twee keer 154.000 frank of 308.000 frank samen. Maar daarmee blijven ze nog ruim achter de belastingvrije som van een koppel dat ongehuwd samenleeft. Ongehuwden hebben fiskaal immers de hoedanigheid van “alleenstaanden”. Een ongehuwd koppel heeft dan ook twee keer recht, niet op 154.000 frank (het bedrag van de gehuwden), maar wel op twee keer 196.000 frank (het bedrag van de alleenstaanden), of samen 392.000 frank. Welgeteld 84.000 frank meer dan de koppels die zich officieel in de echt hebben laten verbinden.

VERHOGINGEN.

En dan de verhogingen van de belastingvrije som. Voor één kind ten laste bedraagt de verhoging, zoals vorig jaar, 41.000 frank. Weliswaar is ook deze verhoging onderworpen aan de automatische jaarlijkse indexering. Maar door het spel van de “afrondingen” kan het gebeuren dat de indexering feitelijk zonder gevolg blijft. Wat dus met het bedrag van 41.000 frank inderdaad het geval is. Ouders van twee kinderen hebben meer geluk : daar stijgt de verhoging van de belastingvrije som van 104.000 naar 107.000 frank. Bij drie kinderen is dat van 234.000 naar 240.000 frank. Bij vier kinderen gaat men van 379.000 naar 388.000 frank. En de enkele gezinnen die een nog grotere bijdrage geleverd hebben aan de bevolkingstoename zien hun belastingvrije som, per bijkomend kind boven het vierde, nog eens stijgen met 148.000 frank (tegenover 145.000 frank vorig jaar).

KINDJE.

Wie een kindje ten laste heeft dat jonger is dan drie jaar en waarvoor geen kinderoppaskosten in aftrek worden gebracht, heeft recht op een bijkomende verhoging van de belastingvrije som. Die bedroeg vorig jaar 12.000 frank (per kind) en dat blijft ook weer door het spel van de afrondingen van de geïndexeerde bedragen behouden op 12.000 frank.

Die afrondingen spelen ook de verhoging voor de andere personen ten laste parten : 41.000 frank blijft 41.000 frank. Hetzelfde geldt trouwens ook voor de verhoging van 41.000 frank die toegestaan wordt ten aanzien van een niet-hertrouwde weduwnaar of weduwe, of van een ongehuwde vader of moeder die één of meer kinderen ten laste heeft. Idem voor de verhoging ten aanzien van een belastingplichtige die zelf gehandicapt is, of voor elke gehandicapte die ten laste is (telkens verhoging met 41.000 frank).

Die verhoging met 41.000 frank geldt tenslotte ook nog ten aanzien van een gehuwde belastingplichtige, voor het jaar van zijn huwelijk (en waarin hij dus nog als alleenstaande wordt beschouwd) als zijn wederhelft voor dat jaar geen bestaansmiddelen heeft genoten die hoger zijn dan (index-aangepast) 71.000 frank.

Tenslotte is er nog de verhoging van het belastingvrij minimum ten aanzien van een weduwe of weduwnaar, voor het jaar waarin de huwelijkspartner overleden is, voor zover de echtgenoot voor dat jaar geen bestaansmiddelen heeft gehad die hoger waren dan (index-aangepast) 71.000 frank ; die verhoging bedroeg vorig jaar 110.000 frank en dit jaar (aanslagjaar 1996) wordt dit 113.000 frank.

BESTAANSMIDDELEN.

Zeer belangrijk voor de praktijk zijn de maximumbedragen van de bestaansmiddelen die men mag hebben om nog als persoon ten laste te worden beschouwd. In de regel is dat voor het aanslagjaar 1996 (inkomsten van 1995) 71.000 frank (tegenover 69.000 frank vorig jaar).

Maar men weet dat dit bedrag in twee gevallen doorbroken wordt. Ten eerste ten aanzien van kinderen van een alleenstaande : zij mogen de helft meer bestaansmiddelen hebben, of afgerond 107.000 frank (tegenover 104.000 frank vorig jaar). Ten tweede ten aanzien van gehandicapte kinderen die ten laste van alleenstaanden zijn. Voor hen wordt het bedrag van de toegelaten bestaansmiddelen verdubbeld. Dus 142.000 frank voor het aanslagjaar 1996 tegenover 139.000 frank vorig jaar.

INVESTERINGSAFTREK.

En dan is er tenslotte nog de investeringsaftrek ten aanzien van de “gewone” investeringen van KMO-vennootschappen. Die geldt slechts voor een eerste schijf van (voor het aanslagjaar 1996 index-aangepast) 237.020.000 frank investeringen (tegenover 231.520.000 frank vorig jaar).

TARIEF.

De andere bedragen, schijven en plafonds worden voor het aanslagjaar 1996 en dit al sedert het aanslagjaar 1994 niet geïndexeerd. Dat geldt dus onder meer ook voor de inkomensschijven van het belastingtarief. De personenbelasting blijft dus behouden op 25 % voor de inkomstenschijf tot 253.000 frank ; 30 % op de daaropvolgende schijf tot 335.000 frank ; 40 % op het hogere gedeelte tot 478.000 frank ; 45 % op de hogere schijf tot 1.100.000 frank ; 50 % op het hogere gedeelte tot 1.650.000 frank ; 52,5 % op de hogere schijf tot 2.420.000 frank en tenslotte 55 % op alles wat hoger ligt dan 2.420.000 frank. Percentages die uiteraard nog verhoogd moeten worden met drie opcentiemen aanvullende krisisbijdrage.

BELASTINGVERHOGING.

De niet-indexering van de inkomensschijven van het belastingtarief maakt dat de personenbelasting, zoals weleer, op sluipende wijze omhoog gaat. Een aanpassing van lonen en wedden aan de levensduurte heeft immers tot gevolg dat men terechtkomt in hogere niet-indexaangepaste schijven van het belastingtarief. Weliswaar worden de belastingvrije sommen en de verhogingen daarvan wel geïndexeerd (zie hoger) ; maar die indexering doet de sluipende belastingverhoging slechts heel gedeeltelijk teniet. De geïndexeerde belastingvrije sommen worden immers aangerekend op en binnen de niet-geïndexeerde schijven van het belastingtarief ; wat maakt dat de lagere schijven van het belastingtarief vlugger uitgeput geraken ; zodat het niet van belasting vrijgesteld gedeelte van het inkomen automatisch in hogere schijven terechtkomt.

De illuzie van de indexering is bijgevolg zelfs geen waanvoorstelling meer. Het is gewoon een verkeerde voorstelling van zaken. In normale mensentaal heet dat volksbedrog.

Jan Van Dyck

Jan Van Dyck is fiskalist.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content