Het daget in den zuiden

Wolfgang Riepl
Wolfgang Riepl redacteur bij Trends

Wie haalt het in zijn hoofd om te investeren in Wallonië? Niemand toch? Denk nog eens na. Het Waals Gewest, dat vorig weekeinde zijn twintigste verjaardag vierde, heeft zijn verleden van gesubsidieerde industrieën en militante vakbonden van zich afgeschud. De nieuwe Waalse entrepreneur, hooggeschoold en meertalig, heeft de KMO ontdekt. De jaarvergadering van de Union Wallonne des Entreprises zal er vandaag, 19 oktober, niet over kunnen zwijgen.

Professor Michel Quévit heeft het altijd gezegd: de omschakeling van Wallonië is een proces van twintig jaar. Pas de jongste vijf jaar is die verandering effectief gestart. “Maar daarmee hinkt het gewest eigenlijk twintig jaar achterop. Eindelijk werkt Wallonië, net als Vlaanderen, aan een weefsel van KMO’s. Maar noem het geen kopie van het Vlaamse economische model. Door de globalisering sleutelen overal in Europa de regio’s aan de ontwikkeling van een performant weefsel van innoverende KMO’s.”

Wordt het geduld van professor Quévit eindelijk beloond? Al in 1978 maakte de econoom en hoogleraar aan de Université Catholique de Louvain ( UCL) met Le déclin wallon een koele analyse van de structurele zwaktes van de Waalse economie. En gaf meteen de antwoorden voor de noodzakelijke renaissance. “Een economische heropleving hangt nauw samen met culturele en psychologische factoren. De ondernemingsgeest is in Vlaanderen veel sterker aanwezig. In de vele kleine familiebedrijfjes wordt het ondernemerschap van vader op zoon overgeleverd. Zij leerden knokken om hun producten internationaal op de markt te brengen. Maar in Wallonië fungeerden de KMO’s enkel als toeleveranciers voor de zware industriële bedrijven. Zij hadden een gegarandeerde afzetmarkt en hoefden nauwelijks risico’s te nemen. Ook jongeren kozen steevast voor een stabiele loopbaan in een van die grote ondernemingen.”

De jaren zeventig en tachtig gelden dan ook als verloren decennia voor Wallonië: het gewest slikte de ene na de andere bedrijfssluiting. De hakbijl sloeg ongenadig in op de (conjunctuurgevoelige) zware industrie en op fabrikanten van halfafgewerkte producten met weinig toegevoegde waarde. Universitairen namen de plaats in van laaggeschoolden, die door aanhoudende investeringen in automatisering werden weggesaneerd. Schoolvoorbeelden van die omschakeling, waarbij 200.000 banen werden afgeschaft, zijn de metaalindustrie ( Cockerill Sambre), de glasnijverheid ( Glaverbel) en cementbedrijven. Volgens het jongste verslag van de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid werden in Vlaanderen tussen 1981 en 1998 236.000 banen gecreëerd; Wallonië zag er in diezelfde periode 9000 verdwijnen. Sinds 1991 neemt het aantal jobs weliswaar toe in beide gewesten, maar in Vlaanderen komen vijf keer meer banen tot stand.

Het enorme reservoir

aan Waalse werkkrachten is onvoldoende geschoold. Dat blijkt nog maar eens uit het recente Rapport sur la situation économique de la Wallonie van de Union Wallonne des Entreprises ( UWE), de Waalse tegenhanger van het Vlaams Economisch Verbond ( VEV). Ondanks de huidige gunstige conjunctuur blijft 15% van de beroepsbevolking uitkeringsgerechtigd werkloos. Eén op twee is dat al meer dan twee jaar, een kwart zelfs vijf jaar en langer. Ruim 60% van de werklozen heeft geen diploma van het hoger middelbaar onderwijs. “Vooral de technische opleidingen moeten verbeteren,” zucht hoogleraar Michel Quévit. “En die behoefte geldt a fortiori voor de leraars, die nog meer dan hun leerlingen moeten worden omgeschoold.”

Nog een pijnpunt voor de UWE is de systematische onderinvestering in Waalse bedrijven (zie grafiek: Verhouding investeringen/bruto toegevoegde waarde). Daardoor dreigt de huidige groei, die eindelijk ‘s lands gemiddelde bijbeende, meteen in de kiem te worden gesmoord. Want de verzadiging van de productiecapaciteit is al nabij (zie grafiek: Benutting van de productiecapaciteit). Laat staan dat bedrijven voldoende oog hebben voor investeringen in nieuwe technologieën, of in onderzoek en ontwikkeling (zie tabel: Uitgaven voor onderzoek en ontwikkeling).

De Waalse klaagzang kan zo nog een tijdje voortgaan. Wallonië levert slechts 14% van de Belgische uitvoer. Het voorbije decennium creëerde Wallonië 2,5% nieuwe bedrijven – tegenover een landelijk gemiddelde van 5,5%. Volgens cijfers van de Europese regionale databank bedraagt het gemiddelde in gebruik genomen Europese patenten 91 per één miljoen inwoners in de Europese Unie; Wallonië haalt amper 56, Vlaanderen 108.

Die slechte cijfers

wijzen op het structurele gebrek aan individuele initiatieven: Walen vertrouwen liever op ingrepen van bovenaf. Het schoolvoorbeeld vormen de immense Europese steunprogramma’s Objectief 1, Objectief 2 en Objectief 3. Voor elke frank Europees geld legt de Waalse gewestregering er nog eens een frank bovenop. Van 1994 tot 1999 vloeide al 100 miljard naar de provincie Henegouwen. Tot 2006 komt daar nog eens 70 miljard frank bovenop. “Sommige sectoren doen het goed, zoals biotechnologie, farmacie en informatica. Maar ondanks – of misschien wel dankzij – het Europese geld, blijft de dynamiek in Henegouwen lager dan in de andere provincies,” zucht Bernard Surlemont, professor aan de Université de Liège en voorzitter van het Centre de Recherche PME et d’Entrepreneuriat. Het Europese geld vloeide ook voornamelijk naar grote infrastructuurwerken in plaats van naar projectgebonden opdrachten. Surlemont: “Pas de jongste vijf jaar dringt het tot onze jongeren door dat het heel leuk kan zijn om voor jezelf te beginnen. Het wordt nu ook maatschappelijk aanvaard. Academici krijgen eindelijk het ondernemerschap ingepompt. Studenten worden niet langer louter tot technische kaderleden gekneed.”

Er zijn inderdaad signalen dat Wallonië uit het dal kruipt (zie kaders). De heropleving begon al midden de jaren tachtig rond de universiteiten, met de ontwikkeling van spin-offs en hoogtechnologische polen. In Namen werd de biotechnologie sterk uitgebouwd, in Bergen heerst het nichebedrijf Multitel, dat sleutelt aan spraaktechnologie. Luik scoort met lucht- en ruimtevaart op het Parc Scientifique du Sart Tilman. Veel nieuwe bedrijvigheid bouwt er bovendien voort op oude succesnummers, zoals Techspace Aero in Herstal, een rendabele dochter van het Franse Snecma.

Waals-Brabant kreeg niet toevallig de bijnaam Wallifornië, door een mix van universiteiten, innoverende bedrijfjes en laboratoria van grote industriële groepen. Rond de UCL ontvouwde zich een cluster voor de biomedische en farmaceutische industrie, met wereldwijde topbedrijven zoals SmithKline Beecham, Ion Beam Applications ( IBA), en Baxter.

Ook de overheid springt op de kar van de langzaam groeiende ondernemingsgeest met het Contrat d’Avenir, dat half februari 2000 door het Waalse parlement werd goedgekeurd. “Een poldermodel in het klein,” schreef een enthousiast Forum, het lijfblad van de grootste Nederlandse werkgeversvereniging VNO-NCW. Met het toekomstcontract wil de gewestregering de economische achterstand van Wallonië ten opzichte van het Europees gemiddelde wegwerken tegen 2010. De economie zou dus jaarlijks met 4% moeten groeien.

Centraal in

het Contrat d’Avenir staat de nauwere samenwerking met de privé-sector, en de KMO’s in het bijzonder. “De overheid schenkt eindelijk aandacht aan de très petites entreprises van minder dan twintig werknemers. Dat is een enorme verandering,” zegt professor Quévit.

Het ambitieuze toekomstcontract onderschrijft ook een klantvriendelijk en gedepolitiseerd overheidsapparaat. Een eerste aanzet werd in 1999 gegeven, met de verzelfstandiging van het Office for Foreign Investors ( OFI, de Waalse dienst voor buitenlandse investeringen). Het OFI wordt voortaan bestuurd door overheid, werkgevers en werknemers, en werkt op contractuele basis. Het orgaan is verplicht de volgende drie jaar 30 miljard frank aan investeringen binnen te halen, en 5000 jobs te creëren. Medio 2000 waren investeringen ter waarde van 7 miljard frank al ingeboekt – waarmee het OFI 30% boven schema zit. Maar de Waalse dienst voor buitenlandse investeringen zwaait dan ook met riante voorwaarden. Een investeerder die meer dan vijftig jobs creëert, krijgt 1,5 miljoen frank subsidie per baan. Voeg daarbij de lage grondprijzen en een bijdrage in de opleidingskosten.

Tussen haakjes: ook investeerders uit Vlaanderen behoren volgens de statistieken van het OFI tot het buitenland.

Ongetwijfeld stijgt de aantrekkingskracht van Wallonië naarmate de macht van de vakbonden taant. Het clichébeeld – er wordt altijd overal gestaakt – is definitief begraven. Alleen binnen de overheidsdiensten – waar 40% van de beroepsbevolking actief is – blijft de positie van de vakbonden beresterk. Maar het afgelopen decennium kromp het aantal bedrijven met meer dan duizend werknemers met een derde. De vakbonden sluiten bovendien sociale afspraken, waarbij ze gedurende een bepaalde periode sociale vrede garanderen.

“Het Waalse economische landschap is totaal gewijzigd. De nieuwe generatie vakbondsmilitanten pleit voor een pragmatische aanpak,” zegt Claude Rolin, voorzitter van het Waalse directiecomité van de Confédération des Syndicats Chrétiens ( CSC), de Waalse evenknie van het ACV. “De onderneming is niet langer onze vijand, we aanvaarden de vrije markt. Want rendabele bedrijven creëren Waals welzijn.” Veelbetekenend is het solidariteitspact tussen vakbonden en werkgevers in de provincie Luxemburg. Via bemiddelingsrondes – des lieux de médiation – worden er conflicten binnen KMO’s, waar vakbonden niet zijn vertegenwoordigd, ongedaan gemaakt.

wolfgang riepl

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content