‘Heksenjacht’ op zelfstandigen en bedrijven

Minister van Justitie Laurette Onkelinx (PS) wil bedrijven sluiten als ze twee keer een misdrijf plegen. De juridische wereld reageert verbijsterd. En vreest een heksenjacht. Trends zet alle recente maatregelen op een rij die de aansprakelijkheid van bedrijfsleiders, bestuurders en belastingplichtigen verhogen.

Als Dexia tweemaal wordt veroordeeld (in de dossiers Lernout & Hauspie en Spaar Select, bijvoorbeeld) moet de bank bij gerechtelijk bevel mogelijk zijn Belgische kantoren sluiten. Als er zich bij De Post nog eens een zwaar geval van pesterijen voordoet, mag CEO Johnny Thijs de lichten doven. Ook boven de hoofden van de 1400 werknemers van UCO hangt het zwaard van Damocles: als het bedrijf nog ooit – zelfs zonder opzet – een milieumisdrijf pleegt, moet het dicht. Althans, dat is de uiterste consequentie van de wet die minister van Justitie Laurette Onkelinx (PS) vorige week door het parlement wilde jagen met de steun van premier Guy Verhofstadt (Open VLD). “Maatregelen die bedoeld waren om de Russische maffia van het Antwerpse Falconplein te liquideren, gelden na goedkeuring van deze wet voor alle bedrijfsleiders,” weet Patrick Waeterinckx, specialist ondernemingsstrafrecht bij Van Goethem Advocaten.

In feite stuurde het ontwerp-Onkelinx louter technisch de wet van 22 juni 1999 bij, die de strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen invoert. “Een goede zaak,” noemt Waeterinckx die wet. “Ging een onderneming voor 1999 in de fout, dan trachtte het gerechtelijke apparaat de natuurlijke personen achter het bedrijf te laten veroordelen. Een bestuurder liep een zwaar risico. Na die wet kan het bedrijf zelf veroordeeld worden tot een boete. De maatregel vermindert de aansprakelijkheid van ondernemers. Er was echter een probleem, omdat de wet met haken en ogen aan elkaar hing en vlug voor de verkiezingen gestemd moest worden. Hopelijk maakt deze regering die fout niet.”

Over de afschaffing van de decumul en de bijsturing van de regels in verband met de lasthebber die Onkelinx voorstelt (zie kader: Iedereen aansprakelijk) bestaat grote consensus, net als over de geldelijke straffen die het voorstel inlast. De consensus ontbreekt compleet bij de invoering van nieuwe straffen voor ondernemingen. Zo kunnen rechtspersonen die veroordeeld werden tot een geldboete van 12.000 euro, uitgesloten worden van overheidsopdrachten. Opvallend is de invoering van artikel 56ter van het Strafwetboek. Deze bepaling schrijft voor dat een rechtspersoon, die voor een tweede keer werd veroordeeld voor een geldboete van 24.000 euro (het equivalent van een jaar gevangenisstraf, 132.000 euro geïndexeerd) een extra straf kan worden opgelegd. De rechter kan de rechtspersoon dan verbieden zijn werkzaamheden uit te voeren of de sluiting bevelen van een of meer vestigingen ervan. Deze extra straf duurt één tot tien jaar. Joost Everaert (vennoot Allen & Overy): “Eeuwen geleden werden ook de familieleden bestraft van iemand die over de schreef ging. Nu kan een rechter duizenden werknemers mee veroordelen tot de werkloosheid.”

De sanctie van de sluiting werd al voorzien in de wet van 1999, zodat premier Guy Verhofstadt de regering-Dehaene citeerde als initiatiefnemer van de strenge maatregel. Tony Van Parys, justitiespecialist van CD&V, noemt dat intellectueel oneerlijk: “Deze extreem zware sanctie bestrafte criminele organisaties voor misdrijven, die een nieuwe wet later moest omschrijven. Nu kan een bedrijf volgens het ontwerp-Onkelinx gedwongen worden de deur te sluiten als zijn afvalwater tweemaal een te hoog zuurgehalte heeft. Ik ken rechters die daar met de glimlach een boete voor 24.000 euro voor geven.”

Karel Van Eetvelt (Unizo) wordt met sms’jes bestookt over het ontwerp, voor hem “een drempel tegen ondernemerschap”. Hij vreest: “Het Verbond van Belgische Ondernemingen, dat vrij mild was in zijn reactie, heeft de impact van de nieuwe wet onderschat.” Bij het VBO zelf reageert men verbaasd op de uitlating van de premier, als zou de organisatie de voorstellen grotendeels steunen. “Dat is een zeer vrije interpretatie,” klinkt het aan de Ravensteinstraat. “Nu wordt met een kanon op een mug geschoten.”

Op de zitting van 18 juli 2006 leverden de sociale partners in de Nationale Arbeidsraad een advies af over het voorontwerp van de wet tot invoering van een sociaal strafwetboek. In dat advies spreken de sociale partners zich uit tegen de bijkomende sancties van tijdelijke sluiting, beroepsverbod en exploitatieverbod. Trends vernam bij het ter perse gaan dat de regering het VBO wil tegemoetkomen en de strafsluiting wil milderen. Er zouden extra buffers worden ingebouwd om al te lichtzinnige beslissingen te beletten.

De strafsluiting van één tot tien jaar wordt echter niet uitgesloten. Advocaat Johan Verbist (Linklaters) vindt het een bizarre straf. “In feite leidt ze tot de stopzetting van de going concern-activiteiten,” schetst hij. “Welke onderneming kan zichzelf voor een tijd op non-actief zetten, terwijl ondertussen de huur- en personeelscontracten lopen?”

Verbist vindt het helemaal vreemd, omdat de wet van 1999 al voorzag in de mogelijkheid een criminele onderneming te ontbinden. “Dit geldt dan voor de echte misdaadbedrijven, door de maffia opgezet om wapens, namaakgoederen of vrouwen te verhandelen,” weet hij. “In feite is ook de ontbinding een overbodige maatregel. Op het ogenblik dat de meeste van dat soort bedrijven voor de rechter verschijnt, zijn ze al de facto opgedoekt. Ik vrees wel dat de zogenaamd mildere straf – een tijdelijke sluiting – vooral gevolgen zal hebben voor gewone bedrijfsleiders.”

België: te mijden

Advocaat Joost Everaert wijst erop dat internationale advocatenkantoren hun cliënten erop zullen wijzen dat men in België verplicht kan worden de deuren te sluiten voor een inbreuk die in hun thuisland civielrechtelijk wordt gesanctioneerd. “De Belgische wetgever heeft ervoor geopteerd om heel wat inbreuken op het vlak van fiscaliteit, arbeidsrecht en milieu te sanctioneren via het strafrecht,” aldus Everaert. “Ik kan me inbeelden dat een chemisch bedrijf een miljoeneninvestering in de Antwerpse havenindustrie verschuift naar een andere vestiging, als het beseft dat het de boeken kan sluiten na twee keer veroordeeld te zijn voor een arbeidsongeval.”

Minister Onkelinx betoogde al dat de soep niet zo heet gegeten moet worden als ze wordt opgediend. De rechter hoeft die straf immers niet uit te spreken. Ook Joost Everaert denkt dat de rechters bij de toepassing van de nieuwe regels hun gezond verstand zullen gebruiken. Maar hij had liever dat de politiek dat ook doet. “Nu zet ze de poort open voor draconische maatregelen, die door andere landen zullen worden uitgespeeld tegen onze industrie.”

Ook Verbist stelt dat magistraten niet geneigd zijn een bedrijf te sluiten en werknemers op straat te zetten. Hij verwijst daarbij naar bedrijfsleiders die weliswaar schuldig waren, maar slechts een opschorting van uitspraak kregen en zo hun functie verder konden uitoefenen. “Het kwaad van een bedrijfssluiting is immers erger dan het kwaad van een niet-bestraffing, weet elke rechter die met zijn voeten op de grond staat,” aldus Verbist. “Het probleem is echter dat de nieuwe lading van magistraten veel theoretischer denkt. Sinds de invoering van de gerechtelijke stageairs worden de rechtbanken bemand met piepjonge magistraten, meestal uitstekende juristen maar met weinig ervaring, zeker niet met ondernemen. Stel je voor dat je als CEO stuit op een dertigjarige onderzoeksrechter die de wet rigoureus wil toepassen als voorbeeld voor het hele bedrijfsleven. In Frankrijk werden de voorbije jaren ondernemers achter de tralies gezet voor nalatigheid. In Limburg zijn er rechters, die een nultolerantiebeleid voeren voor arbeidsongevallen. CEO’s zijn bijna objectief aansprakelijk als een van hun arbeiders door een stommiteit zichzelf verwondt. Je zal er als ondernemer maar botsen op zo’n magistraat.”

Verbist kadert het ontwerp in een resem maatregelen die de regering neemt ter bestrijding van de criminaliteit. Een en ander is extra negatief in België, omdat het ondernemingsrecht meer en meer strafrechtelijke sancties kent en ondernemers daardoor bij de minste inbreuk op het vlak van milieu-, arbeids- en fiscaal recht (zie kaders: Omgekeerde bewijslast en Crimineel strafrecht) voor de strafrechter dreigen te komen. Verbist: “De overheid wil terecht de zware criminaliteit aanpakken. Ook bonafide ondernemers worden steeds zwaarder aangepakt. Zij reageren door zich nog meer te verschuilen achter de vennootschapsstructuur. Zo heeft de onderneming steeds meer een tweede doel, naast de kapitaalverschaffing: de bescherming van de ondernemer tegen aansprakelijkheden. Op zijn beurt tracht de overheid dan weer de vennootschapsstructuur te doorbreken.”

Een voorbeeld. Met het oog op de bestrijding van kasgeldfraude voerde de programmawet de aansprakelijkheid van de aandeelhouders voor de fiscale schulden van hun vennootschap in. Advocaat Véronique De Brabanter (Lawfort): “Deze objectieve hoofdelijke aansprakelijkheid ontstaat zodra een aandeelhouder met een aandelenpakket van ten minste 33 % dat pakket voor ten minste 75 % verkoopt in een tijdspanne van één jaar. In dat geval kan deze aandeelhouder aansprakelijk worden gesteld voor de vennootschapsbelasting.” Het regende de voorbije maanden dergelijke voorstellen (zie kader: Zeven recente maatregelen).

“De aansprakelijkheid van de bedrijfsleider is de laatste maanden op fiscaal en sociaal vlak enorm verzwaard,” getuigt Didier Van Laere, advocaat-vennoot van De Broeck, Van Laere, Van Camp, Coopman. “Ons land telt veel familiale kmo’s, waarvan de meerderheidsaandeelhouder ook dikwijls in de raad van bestuur zit. Als gevolg van de jongste regeringsmaatregelen kun je gerust stellen dat het gebruik van een vennootschap om de eigen aansprakelijkheid te beperken stilaan een illusie is geworden. Door de complexiteit van onze wetgeving begaan bedrijfsleiders overtredingen, zonder dat ze dat beseffen en waarvoor ze toch gestraft kunnen worden. Dit gebrek aan kennis geldt echter nooit als een valabel excuus, aangezien de Belg verondersteld wordt elke strafwet te kennen.”

Advocaat Jan Van Dyck (Dauginet & Co), hoofdredacteur van Fiscoloog, verwondert er zich over dat nu zoveel kabaal wordt gemaakt rond het wetsontwerp van Onkelinx, terwijl het parlement geen twee maanden geleden aan de gewestelijke directeur de bevoegdheid gaf bedrijven te sluiten als zij binnen het jaar drie keer de btw of de bedrijfsvoorheffing niet betalen. Van Dyck: “Dat vind ik veel straffer. Het bewijst eens te meer dat het geheugen van parlementsleden onwaarschijnlijk kort is en dat ze amper weten wat ze goedkeuren.”

EXTRA INFORMATIE OP WWW.TRENDS.BE

De wet van 22 juni 1999 en het wetsontwerp-Onkelinx.

Hans Brockmans – Eric Pompen – Alain Mouton

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content