Groei en goede wetten

Waarom hameren economisten stelselmatig op het belang van economische groei? Hoe ontstaat economische groei? Waarom groeien sommige economieën sneller dan andere? Het antwoord vinden we in Solomon’s knot, een interessant boek dat niet door een econoom geschreven is, maar door twee juristen, Robert Cooter van de University of California/ Berkeley en Hans-Bernd Schäfer van de Universiteit van Hamburg.
De auteurs maken in hun boek een historische vergelijking. In 1820 bedroeg het bbp per capita van het armste land omgerekend zowat 400 dollar. Het rijkste land had een bbp per hoofd van 1800 dollar. De spanning tussen beide landen bedroeg nauwelijks 1 op 4,5. In 2003 was het bbp per hoofd van het armste land met 500 dollar per hoofd nauwelijks hoger dan in 1820. Het rijkste land was met 25.000 dollar per hoofd heel veel rijker geworden. De spanning tussen beide landen was opgelopen tot 1 op 50.
“Dat is het verschil tussen een jaarlijkse gemiddelde groei van 2 procent in het geval van het rijkste land en een groei van slechts 0,1 procent in het geval van het armste land”, verklaren de auteurs het verschil. Een jaarlijkse groei van 2 procent over een eeuw betekent dat de welvaart van dat land verzevenvoudigd wordt. Maar dat is peanuts in vergelijking met de welvaartstoename die een land als China meemaakt.
Hoe kan een land een hoog groeiritme krijgen? Volgens de auteurs ligt de kern in het ontwarren van wat ze het double trust dilemma of development noemen. Een financier moet vertrouwen hebben in een uitvinder. Maar de uitvinder moet evengoed de financier vertrouwen. Dat dilemma, of beter deze verstrengeling, wordt voorgesteld door de Salomonsknoop die bestaat uit twee lussen die met elkaar verweven zijn.
De auteurs beweren dat die verstrengeling van alle tijden is. Het boek bulkt van de voorbeelden. In de zeventiende eeuw gold het bij het zoeken van financiering om een schip op te tuigen en in 1985 gold het nog steeds als een uitvinder in Silicon Valley op zoek ging naar venture capital. Om de financiers te overtuigen, moest de kapitein van een schip de geldschieters een aantal geheimen vertellen over het project. En in Silicon Valley kon de uitvinder, in afwachting van het patent, niet anders dan zijn financiers iets te vertellen over de mogelijke doorbraak. In beide gevallen bestond het risico dat de financiers gingen lopen met die informatie.
“Hoe landen dit probleem benaderen, bepaalt of ze groeien of stagneren”, benadrukken de auteurs. “Landen blijven relatief arm omdat ze met dit double trust dilemma niet kunnen omgaan.” Er is geen vertrouwen tussen de financier en de uitvinder of ondernemer. En dat gebrek aan vertrouwen is niet alleen een psychologisch probleem.
Cooter en Schäfer wijten dat aan een gebrek aan duidelijke en betrouwbare wetgeving over de bescherming van het privé-eigendom, het intellectueel eigendomsrecht en het patentrecht. Het verschil in rijkdom tussen landen wijten de auteurs aan het gebrek aan zo’n effectieve wetgeving. Die wetgeving is een noodzakelijke voorwaarde voor landen om uit de armoede op te klimmen.
Robert Cooter en Hans-Bernd Schäfer, Solomon’s knot. How law can end the poverty of nations, Princeton University Press, 2012, 344 blz., 35 euro
WOLFGANG RIEPL
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier