Grijpen de senioren de macht?
De organisaties van gepensioneerden willen meer op het beleid wegen. Ze vertegenwoordigen een kwart van het electoraat. Welk soort pensioen willen ze? En hoe denken ze een generatieconflict te vermijden?
Gaston Onkelinx is 75 jaar en PS-kandidaat voor de Senaat. Zijn motivatie: “Er zijn 1,7 miljoen gepensioneerden in dit land. Dat is 17 % van de bevolking en meer dan 25 % van het electoraat.” Gaston Onkelinx, de vader van vicepremier Laurette, is de voorzitter van de socialistische gepensioneerden van Brussel en Wallonië. De Vlaamse tegenhanger, S-Plus, heeft ook een bekende voorzitter: Leona Detiège (64), ex-burgemeester van Antwerpen. En ook bij de christelijke zuil vinden we een lobbyprofessional terug: Willy Peirens (71), tot 1999 voorzitter van de christelijke vakbond ACV. Hij is medevoorzitter van de organisatie Okra.
Okra, S-Plus en een kleinere apolitieke collega, de Federatie van Bruggepensioneerden en Gepensioneerden (FBG), zijn vertegenwoordigd in het Raadgevend Comité van de Pensioenen (binnenkort omgedoopt tot de Federale Ouderenraad). De twee zuilorganisaties zitten ook in het Ouderen Overlegcomité Vlaanderen (wordt de Vlaamse Ouderenraad) en het Europese Ageplatform. In Age zit Willy Peirens in de raad van bestuur.
Via die overleg- en adviesorganen proberen ze invloed uit te oefenen op het beleid. Daar is een koerswijziging aan de gang. Tot nu toe probeerden Okra en S-Plus in de eerste plaats hun gelijkgezinde organisaties en partijen te beïnvloeden. SP.A-voorzitter Johan Vande Lanotte schoof eerder dit jaar een pensioen van 70 % van het inkomen naar voren als belangrijk programmapunt van zijn partij. Ook S-Plus heeft dat in zijn pensioenprogramma staan. “Ik denk dat beide stellingen parallel zijn ontstaan,” ontwijkt Leona Detiège de vraag naar wie eerst was. “Er zitten nogal wat mensen zowel in de partij als bij ons.” Ook Okra probeert vooral binnen het ACW – de christelijke koepelorganisatie van alle sociale bewegingen uit de zuil – zijn stem te laten horen.
Maar meer en meer proberen de organisaties van de gepensioneerden zich op het publieke forum te positioneren. Afgelopen maandag, 2 april, voerde Okra regionale acties voor welvaartsvaste pensioenen. Eind december 2006 hield de organisatie haar eerste politieke congres, dat als onderwerp ‘een betere belangenbehartiging’ had. En begin maart hield S-Plus samen met de Waalse en Brusselse collega’s een drukbezochte trefdag op de Heizel.
De machtsbasis van Okra en S-Plus ligt vooral in het ledenaantal. Okra heeft er 225.000, S-Plus 260.000. Dat aantal daalt, bij Okra iets meer dan bij S-Plus. Het lidgeld is alleszins geen reden: jaarlijks 12 euro voor S-Plus en 15 euro voor Okra. De tanende aantrekkingskracht van verenigingen op zich en hun oubollige sfeer – vandaar ook de recente naamswijzigingen en flashy websites – zijn betere verklaringen.
Maar minder leden betekent niet noodzakelijk tanende macht. Het is duidelijk dat met het stijgende aantal gepensioneerde kiezers de politieke macht van de gepensioneerdenorganisaties alleen kan groeien. Toch klaagt vooral Okra over de te kleine invloed die ze heeft op het beleid. Misschien komt dit omdat de band met de christendemocratische partij niet zo nauw is als bij de socialistische collega’s (S-Plus heeft een vertegenwoordiger in het partijbestuur). “Waar hebben ouderen iets te zeggen?”, vraagt Willy Peirens zich af. “In de politiek niet, daar zijn te weinig ouderen actief. Mathematisch klopt het dat de macht van de gepensioneerden toeneemt. Maar de aandacht neemt af. Alles is gericht op jongeren. Wat leeft onder ouderen, staat niet hoog op de politieke agenda.”
Bij S-Plus klinkt het positiever. “Wij zien onze invloed groeien. We hebben een heel actieve beleidsgroep,” zegt Leona Detiège, die twee dagen per week aan S-Plus wijdt. “We hebben een aantal zaken in de beginselverklaring van de SP.A gekregen. We proberen op de congressen de trucs te gebruiken die de Jongeren vroeger toepasten.”
De grote impact van de organisaties ligt ook in hun grote ledenaantal en de vele activiteiten die georganiseerd worden voor die leden. Okra en S-Plus samen hebben bijna 500.000 leden en 1600 lokale afdelingen. De (vrijwillige) wijkverantwoordelijken van Okra dragen het ledenmagazine rond en hebben een erg persoonlijke band met de leden.
En dan zijn er de talloze activiteiten. Zowel Okra als S-Plus heeft een Seniorenacademie die gericht is op vorming. Verder zijn er aparte afdelingen voor sport, reizen, cultuur en gezondheid die wekelijks ergens in het Vlaamse land iets organiseren. Bij S-Plus zijn er ruim 150.000 leden die in de loop van het jaar meedoen aan een activiteit. Zo’n 33.000 leden zijn actief in de afdelingen. Het dienstenaanbod is erg divers. De sportactiviteiten trekken vooral de jonggepensioneerden aan, terwijl er voor de rusthuisbewoners een heel ander pakket is, zoals het voorlezen van kranten of lessen in tai chi.
Hoewel de lokale vrijwilligers wel basisinformatie over pensioenen, gezondheid, mobiliteit en dergelijke geven, is individueel dienstbetoon te hoog gegrepen. De leden worden wat pensioenen betreft wel doorverwezen naar de pensioendienst van het ziekenfonds, die individuele dossiers onderzoekt. Op nationaal niveau hebben S-Plus en Okra wel een goede studiedienst en verschillende beleidswerkgroepen. Het centrale thema zijn de pensioenuitkeringen. Want hoewel gezondheid voor de gepensioneerden een belangrijk thema is, zijn het toch vooral de uitkeringen waar ze wakker van liggen.
Zijn de pensioenen betaalbaar?
Alle rapporten (Vergrijzingscommissie, Hoge Raad van Financiën, Oeso, IMF …) stellen dezelfde vraag: zijn de pensioenen betaalbaar? De drie gepensioneerdenorganisaties antwoorden volmondig ja. Maar voegen er meteen aan toe dat er dan wel maatregelen genomen moeten worden. “Er wordt veel onrust gestookt over de betaalbaarheid,” zegt Jul Geeroms, algemeen secretaris van Okra. “Daar hebben vooral de verzekeringsmaatschappijen veel bij te winnen.” Het heeft succes blijkbaar, want uit de pensioenbarometer van Axa blijkt dat de Belg de meest negatieve visie op het pensioen heeft van de zestien onderzochte landen. Nog maar de helft verwacht met zijn wettelijk pensioen rond te kunnen komen. In 2004 was dat nog 65 %. Bijna driekwart van de ondervraagden bereidt zijn pensioen zelf voor. Meer en meer mensen doen aan pensioensparen, beginnen er vroeger mee en besteden er meer geld aan.
Het aantal gepensioneerden neemt toe en het aantal actieven daalt. De druk op de actieven om de rekeningen te betalen zal steeds groter worden. Hoe lang willen de jongeren nog betalen voor de ouderen? Dreigt er een generatieconflict? “Er is steeds minder solidariteit,” zegt Theo Baeke, verantwoordelijke Vlaanderen van de Federatie van Bruggepensioneerden en Gepensioneerden (FBG). “Mensen worden steeds individualistischer. Daardoor komt een aantal verworvenheden op losse schroeven te staan. Als je de bijdrage in de sociale zekerheid zelf belegt, is er voor veel mensen een hemelsgroot verschil in de opbrengst. Ik pleit daar niet voor, maar stel het vast. De vraag is hoe we dat kunnen ontmijnen.”
Leona Detiège is ervan overtuigd dat als de juiste maatregelen genomen worden, er geen generatieconflict zal ontstaan. “Er zijn toch ook veel nieuwe voordelen gekomen voor jongeren. Ouderschapsverlof bijvoorbeeld,” voegt ze eraan toe.
Over de maatregelen die genomen moeten worden, zijn S-Plus, FBG en Okra unaniem: mensen moeten langer werken en er moeten meer en stabiele inkomsten gevonden worden. “Meer mensen laten werken is het belangrijkste,” zegt Leona Detiège. Dat betekent dat werknemers minder snel op pensioen mogen gaan. De verhoging van de pensioenleeftijd, zoals die al in Duitsland en Groot-Brittannië is aangekondigd, wordt afgewezen.
Aan de inkomstenkant pleiten zowel Okra als S-Plus voor andere inkomstenbronnen voor de sociale zekerheid. In het Generatiepact is daar met onder meer accijnsopbrengsten op tabak een aanzet toe gegeven. Maar de beide gepensioneerdenorganisaties denken ook aan een vermogensbelasting.
“Er zit voldoende geld in de kas, maar men moet keuzes maken,” zegt Theo Baeke. “We betalen voor zoveel systemen zoals tijdskrediet.” Okra zit op hetzelfde spoor. “De overheid zegt dat er geen middelen zijn,” verklaart Willy Peirens. “Maar er is wel geld voor lastenverlagingen en het verhogen van bepaalde voordelen. Ze moeten de juiste prioriteiten stellen. Er worden bijvoorbeeld geen vragen gesteld bij de belastingvermindering voor de tweede en derde pijler. Dat is een politieke keuze.”
Het Zilverfonds figureert niet onder de oplossingen. Zelfs Detiège heeft geen goede woorden over voor het geesteskind van partijgenoot Johan Vande Lanotte: “Het Zilverfonds is op dit ogenblik een lege doos en is pure boekhouding.”
Bestaande pensioenen omhoog
Terwijl de meeste analyses de nadruk leggen op de vergrijzing en de betaalbaarheid van de toekomstige pensioenen, vragen de organisaties van gepensioneerden vooral aandacht voor hun leden: de mensen die nu al gepensioneerd zijn. En daar schuilt een groot probleem. Onder meer de studies van het Centrum voor Sociaal Beleid van Bea Cantillon hebben onlangs aangetoond dat onze pensioenen laag scoren in Europese vergelijkingen en ze de laatste twintig jaar sterk achteruitgingen tegenover de welvaartsgroei bij de loontrekkenden.
Theo Baeke haalt er de statistieken van de Rijksdienst voor Pensioenen van januari 2006 bij om dit te staven. Het gemiddelde pensioen van de gehuwde mannen die in 1985 op pensioen gingen, bedraagt 750 euro, van diegenen die in 2005 op pensioen gingen is dat 940 euro. Een verschil van 25 %. Bij de gehuwde vrouwen is dat 360 euro tegenover 500 euro, of een verschil van 38 %.
Het probleem is mede ontstaan omdat de pensioenen jarenlang niet aangepast zijn aan de toegenomen welvaart van de werknemers. Vorig jaar kwam daar verandering in en werd onder de sociale partners een akkoord bereikt over de welvaartsaanpassing van de pensioenen. In 2007 en 2008 worden vooral de minimumpensioenen en de oudere pensioenen aangepast. Om electorale redenen gooide minister van Pensioenen Bruno Tobback (SP.A) er nog een bonus bovenop: een forfaitaire verhoging die op 1 april voor de eerste keer is toegekend.
De gepensioneerdenorganisaties zijn niet tevreden met deze electorale stunt. Volgens Okra is het systeem veel te ingewikkeld. Er werd bij de Rijksdienst voor Pensioenen al een ‘cel anomalieën’ opgericht, meldt Jul Geeroms. De welvaartvastheid zoals ze door de sociale partners is vastgelegd, wordt gunstig onthaald, maar te licht bevonden. Okra pleit voor een welvaartsaanpassing van 3 % voor de oudste pensioenen en voor de andere een aanpassing met 2 of 1 %.
Er is niet alleen een probleem bij de oudste pensioenen, maar ook bij de vrouwen. “Toen voor de vrouwen het aantal jaren om een volledig pensioen te genieten, werd opgetrokken van 40 naar 45, heeft dat geleid tot verarming,” zegt Corry Maes, nationaal secretaris S-Plus. Veel vrouwen onderbreken immers hun carrière, bijvoorbeeld om voor de kinderen te zorgen. Bovendien zijn er meer scheidingen, waardoor meer vrouwen alleenstaand zijn.
De sociale partners hebben afgesproken elke twee jaar te onderhandelen over het aanpassen van de sociale uitkeringen aan de welvaart. Voor S-Plus is dat niet voldoende. “Het budget dat hiervoor wordt vrijgemaakt, moet bij wet vastgelegd worden,” zegt Leona Detiège. “De welvaartvastheid moet met een vast percentage in de wet worden ingeschreven.” Volgens Okra is een welvaartsaanpassing van 0,5 % voldoende als de actieven 1 % krijgen. De gunstiger fiscale behandeling van de pensioenen maakt dat die 0,5 % netto evenveel opbrengt als de 1 % bij de actieven.
Pensioenen minder belast
Sociale uitkeringen genieten inderdaad een gunstige fiscale behandeling. Tot 1982 werden ze helemaal niet belast. Daarna wel, maar met een hogere fiscale vrijstelling dan bij andere inkomens. Op de meeste pensioenen moet weinig of geen belasting worden betaald. Volgens Okra heeft een gepensioneerde die minder dan 25.000 euro ontvangt, voordeel op een loontrekkende die hetzelfde bedrag verdient. Boven 25.000 euro vlakt het belastingvoordeel af.
Toch mag de vraag gesteld worden of die aparte belastingvrijstelling nog houdbaar is. In Nederland zijn sinds kort de gepensioneerde 65-plussers rijker dan de rest van de bevolking. “In België zijn we nog niet zo ver,” zegt Theo Baeke. “Slechts 4 % van de gepensioneerden geeft meer dan 40.000 euro aan, tegenover 14 % van de actieven tussen 20 en 59 jaar. Slechts 15 % van de gepensioneerden geeft meer dan 22.000 euro aan, het bedrag dat volgens huishoudonderzoek uitgegeven wordt door een gepensioneerdengezin.” En Baeke heeft nog meer cijfers: 1,32 miljoen van de 1,74 miljoen gepensioneerden krijgt een pensioen lager dan 1250 euro per maand. Overigens is er voor de hogere pensioenen sinds 1995 de solidariteitsbijdrage ( zie kader: 34.000 handtekeningen voor Herman De Croo (Open Vld).
Voor Okra is een verhoging van de fiscaliteit op het pensioen onaanvaardbaar. Net als S-Plus pleiten de christelijke gepensioneerden voor een vermogensbelasting. Die geldt dan voor iedereen, jong en oud, en dan kan de solidariteitsbijdrage afgeschaft worden.
Tweede en derde pijler te selectief
Steeds belangrijker worden de tweede pijler (collectieve pensioenverzekeringen op sector- of bedrijfsniveau) en de derde pijler (individuele verzekeringen zoals pensioensparen). De gepensioneerdenorganisaties zijn er niet tegen gekant, maar vrezen vooral dat het toenemende belang van de private systemen de eerste pijler kan laten verworden tot een schamel basispensioen. Voor hen blijft de uitbouw van de eerste pijler de prioriteit.
De hoofdreden hiervoor is het feit dat verre van iedereen aanspraak kan maken op dit soort aanvullende pensioenen. Volgens Okra heeft slechts 28 % van de huidige gepensioneerden een pensioen uit de tweede pijler. En onder de actieven heeft momenteel waarschijnlijk 40 % een pensioen uit de tweede pijler. Theo Baeke haalt een studie boven met cijfers uit 2001: 31 % van de mannen en 12 % van de vrouwen had toen een tweedepijlerpensioen. “Er is dus ook daar een groot verschil tussen mannen en vrouwen. Een reden temeer om niet alles te verwachten van de tweede pijler.”
Net als minister Tobback vinden Okra, S-Plus en FBG dat de derde pijler geen pensioen is, maar een spaarformule. Er zit trouwens meer geld in de derde dan in de tweede pijler. “Het is goed dat er gespaard wordt,” zegt Jul Geeroms. “Zoals het goed is dat ouderen over een eigen huis beschikken. Maar als we dat gaan betrekken in de discussie over de pensioenuitkering, zitten we fout.”
De tweede en derde pijler worden aangemoedigd via een belastingvermindering. Vooral Okra heeft het daar moeilijk mee. En die belastingvermindering is niet gering. Uit een antwoord van minister Tobback op een parlementaire vraag blijkt dat de fiscale uitgaven voor de tweede pijler in 2004 95 miljoen euro bedragen (11 % meer dan in 2003) en voor de derde pijler 272 miljoen euro voor pensioensparen (+10 %) en 254 miljoen euro voor levensverzekeringen (+3 %).
Guido Muelenaer
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier