Geen klein bier

Met de Belgische pils gaat het niet zo goed, maar de speciaalbieren floreren. Om de paar maand wordt wel ergens een microbrouwerij opgericht.

Geen verjaardagsfeestje zonder biermand. In het pakket zitten vaak flesjes die je nog nooit zag, Oerbier, Stouterik of La Rulles bijvoorbeeld. Speciaalbieren zijn populair. Twintig jaar geleden waren zulke bieren goed voor een marktaandeel van een kleine 10 procent van de Belgische markt, vandaag voor 30 procent.

Het aantal Belgische bieren blijft stijgen, van 750 een paar jaar geleden tot 1200. Die stijging is vooral te danken aan de microbrouwerijen. In België was er heel lang sprake van een stabiele markt met ongeveer 130 brouwerijen. Ondertussen zijn het er al meer dan 150. De Belgische biermarkt krimpt sinds 1980 en toch bleef de productie stabiel, vooral door de uitvoer. Hoe klein de microbrouwerijen ook zijn, ze exporteren vaak meteen.

Microbreweries‘ zijn geen typisch Belgisch fenomeen. Van Italië tot India, van de Verenigde Staten tot het Verenigd Koninkrijk, de jongste jaren schieten microbrouwerijen als paddenstoelen uit de grond. Maar wat is een microbrouwerij? Heeft het te maken met het aantal hectoliters dat geproduceerd wordt, met het ambachtelijke karakter of met lokale inbedding? “Er bestaat geen definitie”, zegt Sven Gatz, directeur van de Unie van de Belgische Brouwers. “Je moet het per land bekijken.”

Hobby of bedrijf?

Een Amerikaanse craft brewery (ambachtelijke brouwerij) kan tot 6 miljoen hectoliter brouwen. Daarmee ben je in België al een stevig uit de kluiten gewassen brouwbedrijf. Gatz legt voor België de grens op 3000 tot 4000 hectoliter per jaar. “Vanaf zo’n 4000 hectoliter ben je levensvatbaar genoeg om jezelf een loon uit te betalen en iemand in dienst te nemen. De inkomsten volstaan ook om te investeren en te groeien. Blijf je onder die grens, dan blijf je een hobbybrouwer.” Dat betekent niet dat het bier van zulke kleine brouwers alleen in de eigen regio wordt verkocht. “De paradox is dat sommige microbrouwerijen meer exporteren dan bepaalde grote brouwers.”

Ook in België is brouwen weer een activiteit die ondernemers aantrekt. Terwijl het ooit anderhalf decennium duurde voor er in ons land een nieuwe brouwerij werd opgericht, komt er nu om de drie tot zes maanden eentje bij. Het Franstalige tv-programma Starter werd vorig jaar gewonnen door twee Luikse brouwers.

Sommige van die nieuwe microbrouwers zijn tevreden met 1000 of 2000 hectoliter, maar anderen hopen door te groeien tot een ferme kmo en het succesverhaal van Brouwerij D’Achouffe over te doen. De Brusselse Brasserie de la Senne (Zinne Bir, Stouterik, Taras Boulba, Zwarte Piet) is goed op weg om zich bij die laatste categorie te scharen. Het bier brouwen is één zaak, maar jaar na jaar voldoende afzet vinden vraagt ondernemerstalent. De eerste 3000 liter zijn de moeilijkste, is de vuistregel. Met 3500 hectoliter in 2012 heeft Brasserie de la Senne die kaap gerond. Gezien de stijgende vraag is uitbreiding een kwestie van tijd.

Export is noodzakelijk

Een brouwerij starten is een hele uitdaging. “Je moet zelfs een beetje gek zijn”, zegt Benoît Humblet, die een paar jaar geleden de brouwerij Val-Dieu opstartte en nu zijn nieuwe brouwinstallatie in Bertinchamps bij Gembloers inricht. De Belgische markt is een moeilijke markt. Zij is verzadigd en het toneel van een harde interne concurrentiestrijd. Door het enorme aanbod en de gewoonten van de Belgen zit niemand te wachten op een nieuw bier.

Je moet de Belgen overtuigen van je bier. Dat is niet zo gemakkelijk met al die cafés en tapinstallaties die gesloten blijven voor nieuwkomers op de markt. “De grote groepen leggen hun wetten op”, zegt Renaud Pirotte. Hij baat sinds midden vorig jaar de brouwerij uit die het bier Curtius op de markt brengt. “Cafés waarvan die grote groepen eigenaar zijn, mogen vaak alleen maar hun eigen producten serveren. Dat betekent dat wij genoodzaakt zijn ons te richten op zaken die niet gebonden zijn aan een of andere brouwerij en dat zijn er niet erg veel.”

Het is dus bijna onmogelijk om alleen van de Belgische markt te leven. “De Belgische markt is verzadigd en te klein”, zegt Humblet. Voor Bernard Leboucq, die in 2003 de Brusselse brouwerij Brasserie de la Senne oprichtte, is het een paradox: exporteren gaat vlot, maar dan moet je wel eerst een plaatsje veroveren in je thuismarkt. “Het is mogelijk om rendabel te zijn als je voor je export over goede contacten in het buitenland beschikt. Dat houdt wel in dat je op de binnenlandse markt aanwezig moet zijn. Je moet toch in enkele etablissementen beschikbaar zijn, anders loop je het risico dat de importeur zich op andere regionale producten richt. Het moeilijkste is binnendringen op de eigen markt.”

Toch is het geen onoverkomelijke opgave. Je moet je eigenheid, je niche vinden en geen producten op de markt brengen die andere brouwerijen al produceren. “Je moet juist het verschil kunnen maken”, benadrukt Humblet. De grote en middelgrote brouwerijen volgen bijna allemaal de commerciële tendensen en mikken op zoetere bieren die een minder uitgesproken smaak hebben. Dat creëert ruimte voor originele en kwaliteitsvolle biersoorten.

Voorts kan je proberen een nieuw doelpubliek te bereiken door er wat extra’s aan toe te voegen. Speciaalbieren staan hoger op de sociale ladder en profileren zich als volwaardige vervangers van wijn. Microbrouwerijen bieden meer gesofistikeerde producten. In België is er een hele generatie die de bierproductie in de diepte wil verbeteren door onder meer een koppeling met de gastronomie te maken. Zo is de organisatie De Meesterkoks van België op zoek naar ‘De Ster van de Belgische Keuken’ en heeft ze daarvoor een culinaire wedstrijd bedacht die in september 2013 van start gaat. Centraal staan Belgische ingrediënten. Elk ingezonden gerecht moet verbonden zijn aan een Belgisch bier.

Bierfirma’s

Met speciaalbieren is geld te verdienen, maar het is een kapitaalintensieve bezigheid wat de opstart niet gemakkelijk maakt. Het is geen toeval dat het aantal bierfirma’s de jongste tien jaar sterk steeg, tot ongeveer zestig. Zulke bierfirma’s commercialiseren wel merken, maar brouwen het bier niet zelf, bijvoorbeeld Corsendonck. “Ze ontkomen daardoor aan de kapitaalintensieve kant van de sector omdat ze niet hoeven te investeren in nieuwe technologie of capaciteits- uitbreiding”, zegt Gatz. “Daardoor hebben ze meer middelen om aan marketing te doen.”

De Unie van de Belgische Brouwers is een koele minnaar van zulke firma’s. De bierfirma’s geven natuurlijk ook werk aan de brouwers, maar dat weegt onvoldoende op tegen de nadelen. “Op het etiket zou duidelijk vermeld moeten worden door welke brouwer het bier wordt gebrouwen”, zegt Gatz. Belgisch speciaalbier moet volgens hem de status krijgen die Schotse single malt whisky heeft onder whiskydrinkers. “België brouwt tien keer zijn demografische gewicht. Dat is nog altijd maar goed voor 1 procent van de wereldproductie. Dat hoeft geen probleem te zijn als we met die 1 procent in de top van de piramide zitten waar de meeste toegevoegde waarde wordt gecreëerd.”

BENOÎT MATHIEU EN BENNY DEBRUYNE

“Vanaf 4000 hectoliter ben je levensvatbaar om jezelf een loon uit te betalen en iemand in dienst te nemen” Sven Gatz, Unie van de Belgische Brouwers

Door het enorme aanbod en de gewoonten van de Belgen zit niemand te wachten op een nieuw bier.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content