FISCALE VOORDELEN
NOG ONBEKEND.
De fiscus heeft een mooie kluif aan de inkomsten die de sportsterren verdienen. De vraag is evenwel welk land als fiscus mag optreden, want de sterren zijn een zéér mobiel volkje. Normaal gezien is een individu belastbaar op zijn wereldwijd geglobaliseerd inkomen in het land waar hij zijn hoofdverblijfplaats heeft en in het land waar de inkomsten behaald werden. Belastingverdragen vermijden dan dat een inkomen tweemaal belast wordt.
Voor beroepssporters en artiesten geldt er echter een specifiek principe, bepaald in artikel 17 in de dubbelbelastingovereenkomsten die tussen bijna alle ontwikkelde landen van toepassing zijn : hun inkomsten worden belast in de landen waar de prestatie geleverd is, meestal aan forfaitaire aanslagvoeten. Een tennisser die in België woont en in het buitenland prijzengeld wint, wordt in dat land belast op dat prijzengeld en in België erop vrijgesteld. Achterliggende filosofie is dat topsporters hun inkomen in een vrij korte tijdsspanne moeten verwerven en ook dat ze te snel in de hoge belastingschalen terechtkomen bij een cumulatie van hun inkomsten.
Op het eerste gezicht is het dus voor de topverdieners niet nuttig zich te vestigen in belastingvriendelijke staten als Monaco. De sterren halen evenwel een groot deel van hun inkomen uit sponsorcontracten of vermogensopbrengsten die wel in het thuisland belast worden. Het proces tegen Peter Graf, vader van tennisspeelster Steffi Graf, die beschuldigd wordt van belastingontduiking ter waarde van 400 miljoen, heeft betrekking op die inkomsten.
LACUNES.
De opbouw van sluitende Europese fiscale rechtsregels rond de mobiele supersterren staat nog in de kinderschoenen en vormt een complexe materie. De pas ontluikende professionalisering van de sportsector loopt voor op de wetgever. Wanneer bijvoorbeeld de belangen van de topsporter behartigd worden door een managementvennootschap ontstaat er een kluwen van inkomensstromen waarin geval per geval moet onderzocht worden welk land wat kan belasten.
Bernard Peeters en Jan Speck van KPMG Tiberghien & co, gespecialiseerd in deze problematiek, beamen dat er nog veel lacunes en discriminaties bestaan. Zo bezitten talrijke voetballers van Köln FC of Borussia Mönchengladbach een verblijfadres in Eupen. Volgens de Duitse wetgeving worden zij dan forfaitair en aan een lager tarief belast op hun inkomen verworven in Duitsland. Dankzij het belastingverdrag met België mogen ze in België geen tweede maal belast worden.
Buitenlandse topsporters die hun boterham in België verdienen, worden overeenkomstig artikel 17 hier belast aan een forfaitair tarief van 18 % zonder mogelijkheid van een kostenaftrek. Dit is discriminerend tegenover bijvoorbeeld atleten die hier belast worden op een vergoeding voor gemaakte kosten, zelfs als ze op hun optreden in België netto niets verdienen. De Belgische beroepssporter wordt ook benadeeld omdat hij geconfronteerd wordt met de hogere progressieve belastingtarieven hier te lande.
De hele materie is ook voor de beroepssporters nog relatief onbekend. Waar de grenzen van artikel 17 liggen, is nog onduidelijk. Vallen inkomsten die een voetbalclub behaalt in het buitenland daar ook onder ? Of de inkomsten die een Belgische wielrenner behaalt in de Ronde van Frankrijk ? Werk aan de winkel voor de wetgever.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier