Europees nationalisme
De Europese Unie was ooithet embleem van de postcommunistische globalisering. We deelden met de rest van de wereld een gemeenschappelijke aspiratie voor vrede, een vrijere handel, symbolische staatsgrenzen en eerlijke concurrentie zonder nationalisme. We stonden verder dan de rest van de wereld op de weg naar dat ideaal. De Europese Unie was een politiek en economisch model dat andere landen tot imitatie of tot aansluiting deed verlangen. Europa had ‘zachte macht’: de aantrekkelijkheid van zijn grote interne markt, de aanstekelijkheid van zijn vrijheidsmodel.
De Europese Unie organiseert haar versie van het wassende nationalisme binnen Europa.
Anno 2022 telt vooral de harde macht. Rusland heeft nooit iets anders gedaan. China deed alleen alsof het iets anders wilde. De Verenigde Staten willen hun suprematie handhaven. De Europese Unie is niet langer een model in het eb van de oude natiestrijd, maar een eiland bedreigd door de vloed van het nieuwe nationalisme. De Unie moet zich intern mobiliseren om zich extern te kunnen handhaven. En het probeert dat te doen.
Internationale handel, het DNA van de Europese Unie, wordt meer voorwaardelijk. Meer aandacht voor nationale veiligheid, voor milieu, klimaat en sociale grondrechten. Anders doneren we onze koopkracht voor de financiering van regimes die ons niet volgen maar beconcurreren. De samenwerking die handel realiseert, wordt kwetsbaarheid wanneer die niet stoelt op politieke eensgezindheid en solidariteit. Dus willen we meer Europese autonomie en soevereiniteit, minder afhankelijkheid.
Die kentering zet het Europese integratierecept op zijn kop. De Europese Unie stond voor het wegwerken van barrières en het beperken van staatsinterventie. Ze staat nu voor het optrekken van barrières en het organiseren van staatsinterventie. Beperken was gemakkelijk en betekende hetzelfde speelveld voor klein en groot. De staat optrekken en organiseren vanuit Brussel is moeilijk. We bekronen dat met een heuse industriële planeconomie over meerdere decennia, voor het klimaat. In dat spel van plannen, reguleren en subsidiëren hebben de grootste lidstaten steevast het grootste soortelijk gewicht. De Europese Unie organiseert zo haar versie van het wassende nationalisme binnen Europa.
Versterkte buitengrenzen symboliseren dan weer Europees nationalisme. Elke rechtsstaat moet zijn staatsgrenzen kunnen afdwingen, dat spreekt voor zich. De transnationale Europese Unie had lekkende grenzen en idealistische mensenrechten. Die twee zijn onverenigbaar wanneer de buitenwereld in een permanente migratie- en vluchtelingencrisis verkeert. Ofwel wordt de grens een fort, ofwel moeten ook die vrijheidsrechten meer voorwaardelijk worden. Het wordt een combinatie.
Straks volgt een zoveelste poging voor meer Europese autonomie in defensie. Die is hard nodig, beseft ondertussen iedereen. Maar er komt geen betekenisvol militair Europa zonder gemeenschappelijke militaire technologie en buitenlandpolitiek. De noodzaak van harde Europese macht betekent een noodzaak van meer Europese staat. We zullen echter nooit de Verenigde Staten worden. Europese defensie geeft daarom alweer meer speelveld voor de grote landen en hun militaire industrie, Frankrijk op kop.
En waar is de zachte macht van Europa gebleven? De verdere uitbreiding van de Unie met nieuwe lidstaten ligt al lang in de vrieskast. Maar ook hier is een dosis realpolitik wenselijk. Het gaat om landen als Turkije, Albanië, Montenegro, Noord-Macedonië, Servië, Bosnië en Herzegovina. Als wij die niet dichter tegen Europa kunnen aantrekken, zullen andere landen aan hen trekken. Dat gebeurt al volop. Een Europa dat meer ruimte laat voor nationaal beleid, moet creatief kunnen zijn in het verbinden van derde landen. Zo kunnen we onze zachte macht gebruiken voor meer harde macht. Anders maken we onze achtertuin tot speeltuin van anti-Europese geopolitiek.
Marc De Vos is visiting fellow bij het Itinera Institute in Brussel
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier