Europa wordt almaar Amerikaanser

Veel Europese landen hervormen hun welvaartsstaat. Vaak zijn het sociaal-democraten die maatregelen nemen. Ze doen dat om ons ‘te behoeden voor het Amerikaanse model. ‘ Volgens de Amerikaanse professor Neil Gilbert groeien beide systemen naar elkaar toe. Linkse partijen proberen hun ruk naar rechts alleen maar te camoufleren.

Berkeley (Californië, VS).

Neil Gilbert, Transformation of the Welfare State – The Silent Surrender of Public Responsibility. Oxford University Press, 2004, 208 blz.

De Californische zon weerkaatst op de keurig witte, statige gebouwen van de University of California, beter gekend als Berkeley. Wat een contrast met de wat armetierige binnenkant. Neil Gilbert, professor Social Welfare, zit in een klein kantoor, met één wand volledig gevuld met duffe boeken. Hij praat enthousiast over de welvaartsstaat in de Verenigde Staten en Europa. Gilbert bezoekt het Oude Continent vaak en sprak onlangs nog in Parijs op een Oeso-top voor de ministers van Sociale Zaken. Als Neil Gilbert Europa vergelijkt met de VS, wéét hij waarover hij praat.

Gilbert noemt zichzelf een centrist, maar, geeft hij toe: “Ik word door velen beschouwd als een neoconservatief.” Hij staat dicht bij de communitarianists van Amitai Etzioni (die het voorwoord bij Gilberts boek Transformation of the Welfare State schreef). Etzioni verdedigt een betere balans tussen rechten en verantwoordelijkheden in de welvaartsstaat.

Het cliché waarin velen blijven geloven, luidt: Europa heeft een ontwikkelde welvaartsstaat die voor iedereen zorgt, terwijl de VS een maatschappij is waar nauwelijks sociale zekerheid bestaat en iedereen zichzelf maar moet redden. Gilbert ontkent dat niet, maar relativeert. De VS kent veel indirecte sociale uitgaven. Als die worden meegerekend, is de kloof met Europa veel kleiner (zie grafiek).

De sociale zekerheid verdubbelde in omvang tussen 1960 en 1980, maar daarna kwam ze onder vuur te liggen. “In plaats van een oplossing, werd ze meer en meer als een deel van het probleem beschouwd,” meent Gilbert. “De sociale zekerheid ondermijnde ondernemerschap, stokte de competitiviteit en verhoogde de nationale schuld.”

Sociale zekerheid onder druk: vier oorzaken

De sociale zekerheid kwam onder een stijgende druk om te hervormen naar Angelsaksisch voorbeeld. Tot afgrijzen van de linkerzijde. “Geen Amerikaanse toestanden,” luidde het daar. Volgens Neil Gilbert is dat antagonistisch denken achterhaald: “Op de tien hervormingen in de sociale zekerheid zijn er negen die het Amerikaanse en Europese model dichter bij elkaar brengen. En veel van die maatregelen worden genomen door sociaal-democraten. Onmiskenbaar bewegen de linkse partijen in Europa naar rechts.”

Gilbert ziet voor deze evolutie vier oorzaken. De eerste twee zijn structurele en daar hebben we geen vat op, in tegenstelling tot de andere twee, die sociale ontwikkelingen zijn:

1. Vergrijzing. Minder jongeren en meer ouderen betekent stijgende pensioen- en gezondheidskosten. Het wordt daardoor onmogelijk om de sociale uitgaven verder uit te breiden. Integendeel.

2. Globalisering. Bedrijven gaan op zoek naar lagere loonkosten en delokaliseren steeds meer. De gevolgen zijn een stijgende werkloosheid en daardoor een toenemende druk op de welvaartsuitkeringen. De genereuze welvaartsstaat wordt als een van de hoofdoorzaken aangewezen voor de hoge loonkosten en dus voor het wegtrekken van de bedrijven.

3. Ouderwetse staat. Met de val van het Oostblok heeft de overheidsgeleide economie alle geloofwaardigheid verloren. Rechts, maar ook links, heeft vandaag een groot vertrouwen in de markt.

4. Sociale zekerheid als kaskoe. Burgers leerden de achterdeurtjes en de binnenweggetjes van de sociale zekerheid kennen. “Neem het voorbeeld van Nederland,” zegt Neil Gilbert. “Als je de rest van je leven 80 % van je hoogste salaris kan krijgen als uitkering voor arbeidsongeschiktheid en je hebt een vervelende baan, dan zou je wel eens plots een heel erge nekpijn kunnen ontwikkelen. Op een bepaald moment zat 20 % van de arbeidskrachten in arbeidsongeschiktheid of ziekte. En dat was zo omdat het uitkeringsstelsel genereus en permissief was.”

Hervormingen: drie ontwikkelingen

De moderne welvaartsstaat wordt overal in dezelfde richting gestuurd, aldus Neil Gilbert. Hij ziet drie grote ontwikkelingen: privatisering, nadruk op werk en selectiviteit in de uitkeringen (zie ook tabel: welke welvaartsstaat):

1. Privatisering. “De VS staat het verst in deze ontwikkeling, maar hetzelfde gebeurt in Europa,” vindt Gilbert. “Zweden was de goudstandaard voor de welvaartsstaat. De overheid en niet de markt zorgde voor de mensen. Sterker nog, de overheid beschermde de mensen tegen de markt. Vandaag sluit de Zweedse overheid partnerships met de privé-sector en heeft ze een gedeelte van het pensioensysteem geprivatiseerd ( nvdr – zie Trends, 10 maart 2005).”

2. Nadruk op werk. De meest opvallende beweging is die van de activering: de klemtoon op werk. Ook in België, waar prominent socialist Frank Vandenbroucke het concept van de actieve welvaartsstaat introduceerde. “De oude idee was dat de welvaartsstaat moest zorgen voor sociale bescherming,” verklaart Neil Gilbert. “Vandaag, vooral in Europa, is sociale insluiting het kernbegrip. En dat wordt steeds vertaald als: vind een job. Als je vroeger arbeidsongeschikt was, kreeg je een cheque en daarmee was alles gezegd. Vandaag zal nagegaan worden of je misschien niet een andere job kan doen, al was het maar voor enkele uren per dag. Werklozen moeten activeringsplannen ondertekenen en in de pensioensector doet men er alles aan om de pensioenleeftijd te verhogen.”

3. Selectiviteit. Een basisprincipe van de klassieke welvaartsstaat zijn de universele rechten: iedereen heeft recht op een uitkering. De tendens nu is meer selectiviteit: uitkeringen worden beperkt tot bepaalde doelgroepen. Universaliteit is het kenmerk van het Scandinavische welvaartsmodel en selectiviteit het kenmerk van het Angelsaksische model. Op het eerste gezicht lijkt de evolutie van universaliteit naar selectiviteit eerder beperkt, maar volgens Gilbert is dat fout: “Veel selectiviteit wordt binnengebracht via de achterdeur. De fiscalisering van sociale uitkeringen zorgt er bijvoorbeeld voor dat armen hun uitkering behouden en rijkeren er een flink stuk van verliezen. De distributie blijft universeel, maar de consumptie is selectief.”

Beleidshervorming: twee markante voorstellen

Neil Gilbert stelt twee opmerkelijke beleidsveranderingen voor:

1. Geen pensioen voor iedereen. “We moeten voor de pensioenen een hoog niveau van het testen van beschikbare middelen invoeren,” verrast Gilbert. “Vandaag is het pensioen een uitkering waarop iedereen recht heeft. Maar de huidige generatie ouderen laat voor het eerst in de geschiedenis een kolossaal bedrag aan rijkdom aan zijn kinderen. In de VS hebben mensen tussen 65 en 75 jaar een gemiddelde rijkdom van 170.000 dollar. Wanneer ze sterven en die rijkdom overlaten aan hun kinderen, zullen die kinderen op dat moment zo’n 60 jaar zijn. Toen de sociale zekerheid werd ontworpen, waren bijna alle ouderen arm.”

De inkomenstoets is nu al door de achterdeur binnengedrongen. In de VS worden pensioenuitkeringen boven een bepaald niveau belast. De overheid neemt dus via de fiscale omweg geld terug. “Je zou dat ook meteen aan de bron kunnen doen door pensioenuitkeringen te verminderen of te schrappen naargelang van het inkomen,” zegt Gilbert. “Universele uitkeringen zijn niet langer houdbaar. Het is de enige mogelijkheid om arme ouderen te kunnen blijven onderhouden. De overheid moet zorgen voor mensen die het moeilijk hebben, niet voor de mensen die voor zichzelf kunnen zorgen.”

2. Meer vrouwen aan de haard. De tweede beleidsverandering die Gilbert voorstelt, is niet minder omstreden. De Berkeley-prof is voorstander van een andere familiepolitiek: “Men probeert arbeid en gezin te harmoniseren. Dat betekent vooral het verschaffen van kinderdagverblijven, zodat vrouwen kunnen gaan werken. Maar wie bepaalt die politiek? Dat gebeurt door mensen als ik of jij, die schrijven of spreken als job hebben. Dat is geen echte job. We gebruiken hier vaak de uitdrukking let’s go to lunch, waarmee we bedoelen dat we gaan eten en tegelijkertijd praten met elkaar – en dat zou dan werken zijn. De mensen die de lunch opdienen, díe werken. Ze beginnen om acht uur en stoppen om vijf of zes uur. De arbeidsintensiteit van kinderen opvoeden is zo groot, dat het moeilijk te combineren is met zo’n job. Maar de welvaarts- politiek wordt wel ontworpen door en voor mensen die geen echte baan hebben.”

Gilbert haalt er een anekdote bij. “In Zweden vertel ik altijd dit grapje: 75 % van de Zweedse vrouwen werkt in de overheidssector, voor een groot gedeelte in kinderopvangcentra. Een Zweedse vrouw staat op om 6.30 uur, haast zich om zichzelf en haar twee kinderen te wassen en te kleden. Na een snel ontbijt rept ze zich naar een kinderdagverblijf, waar ze haar kinderen afgeeft. Vervolgens rijdt ze naar een ander kinderdagverblijf, waar ze werkt en zorgt voor kinderen van vrouwen die in het eerste kinderdagverblijf zorgen voor haar kinderen.”

Gilbert is blij met de trendbreuk in Finland en Noorwegen. Wie zijn kind thuishoudt, krijgt er een thuiszorguitkering. Logisch, vindt Gilbert, want je verzaakt op die manier aan een publieke subsidie (die een kinderdagverblijf krijgt). “Waarom zou je niet thuisblijven en voor je kinderen zorgen?” zegt Gilbert. “Als je pas op je 32ste op de arbeidsmarkt komt, heb je nog ruim 30 jaar om te werken. Misschien 5 % van de jobs vergt dat je onmiddellijk begint te werken na je studies, maar met de bus rijden, kan je ook zes jaar later. Nochtans is de welvaartspolitiek zo ontworpen, dat hij de belangen van die 5 % dient.”

Waarden onder de mat geveegd

Volgens Gilbert moeten we ons afvragen welke maatschappij we willen. Eén waarin alles vermarkt wordt? Of één die ook ruimte laat voor andere waarden zoals liefdadigheid, maatschappelijke inzet of toewijding? Gilbert vindt de vrije markt een fantastisch mechanisme voor productie en distributie, maar er zijn grenzen. Gilbert: “Als we iedereen aan het werk zetten, dan doet niemand nog iets vrijwillig voor iemand anders. De markt voldoet immers alle noden. Het is veel efficiënter om in een restaurant te eten dan te koken voor twee of drie personen. Maar als ik kook, heb ik wel mijn zorg en selectie in die maaltijd geïnvesteerd. Dat zijn waarden die je niet kan vermarkten, maar die ik wel belangrijk vind. En die nu door de markt onder de mat geveegd worden.”

De markt is zo allesoverheersend geworden, vindt Gilbert, dat de mensen hun vertrouwen in de overheid hebben verloren: “De pendel is te ver in de marktrichting gegaan, zeker in de VS. Het uitbesteden van de huisvuilophaling, bijvoorbeeld, is geen probleem. Je kunt dat perfect meten en controleren. Maar hoe besteed je ouderenzorg uit? Het is veel moeilijker daarvoor criteria te hanteren. Uit onderzoek in de VS blijkt dat private ouderentehuizen veel efficiënter werken: ze kosten minder per hoofd. Maar het blijkt ook dat het niveau van geneesmiddelen – vooral kalmeer- en slaapmiddelen – er veel hoger ligt. Natuurlijk dalen de kosten dan, want je hebt geen personeel nodig om slapende bejaarden te verzorgen.”

Volgens Gilbert zullen landen de principes van privatisering, activering en selectiviteit op een verschillende manier en in een verschillende graad toepassen. Hij haalt daarbij een axioma van Freud aan dat zegt dat hoe meer landen op elkaar lijken, hoe meer ze kleine verschillen zullen uitvergroten om zo de sociale cohesie te versterken. “Zo zal men zich in Europa blijven afzetten tegen het Angelsaksische model,” verwacht Gilbert. “De Scandinavische landen zullen hun eigen model hebben, net als Frankrijk en Duitsland en misschien wel de Oost-Europese landen. Maar als je de buitenste lagen van retoriek er afschilt, bereik je een gemeenschappelijke kern van marktgeoriënteerde sociale beleidsmaatregelen die in essentie de triomf van het kapitalisme inhouden.”

Guido Muelenaer

“We moeten pensioenuitkeringen verminderen of schrappen naargelang van het inkomen.” (Neil Gilbert)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content