Europa: nu het kneusje, straks de sterkste
Je hoort niets dan goeds over Alan Greenspan en de Amerikaanse centrale bank. Wim Duisenberg en zijn Europese Centrale Bank krijgen dan weer bakken kritiek over zich heen. Terecht? “Met enkele correcties biedt het ECB-model meer toekomst dan het Fed-model,” vindt professor Paul De Grauwe.
Het lijkt erop alsof de Amerikaanse economie sneller en krachtiger opveert dan de euro-economie na de scherpe terugval in de economische activiteit in 2001. Er bestaan grote twijfels over de duurzaamheid van die herstelbeweging, maar toch. Velen zien hierin eens te meer de magische hand van Alan Greenspan, de voorzitter van de Federal Reserve Board(Fed), de Amerikaanse centrale bank.
Het charisma van Greenspan en het succes van de Fed worden vaak in scherp contrast gezet met de saaiheid van Wim Duisenberg, de president van de Europese Centrale Bank(ECB), en met het klaarblijkelijke onvermogen van de ECB om het ritme van de euro-economie structureel op te drijven.
Vooral in Franse en Duitse regeringskringen weerklinkt met de regelmaat van de klok kritiek aan het adres van de ECB. Is die kritiek terecht? En vooral: waar liggen precies de verschillen tussen Fed en ECB? In zijn nieuwe nota Central Banking as Art or Science: Lessons from the Fed and the ECB gaat professor Paul De Grauwe op zoek naar antwoorden op die vragen. De Grauwe, hoogleraar aan de KU Leuven en senator voor de VLD, greep enkele weken geleden nipt naast de functie van vice-president van de ECB. Hij blijft kandidaat voor de directeurszetel, die in de lente van volgend jaar in Frankfurt vrijkomt (zie blz. 18). Hij ziet in zijn vergelijkende analyse vier grote verschillen tussen de Fed en de ECB.
1. Het basismodel
De tendens zat er ook al in onder zijn voorganger Paul Volcker, maar vooral onder Alan Greenspan evolueerde de Fed naar een soort keizerlijkmodel, waarin de stem van één man, de voorzitter, erg dominant werd. “In de media neemt het beeld van Greenspan als de grote magiër bijna groteske vormen aan. Maar we moeten toch vaststellen dat hij het debat en zeker de besluitvorming binnen de Fed sterk domineert,” zegt Paul De Grauwe. “Binnen de ECB heeft Wim Duisenberg één stem, zoals alle andere leden van de raad van bestuur. De ECB functioneert op basis van het comitémodel. Om te beoordelen welk model het best kan functioneren, moet er eerst een antwoord komen op een andere vraag: is centraal bankieren een kunst of een wetenschap? Gaat het veeleer om kunst en feeling, dan biedt het keizerlijk model meer perspectief – op voorwaarde dat we de juiste leider kunnen kiezen. Overheerst het wetenschappelijke, dan zal een comitéaanpak betere resultaten opleveren. Ik geloof dat centraal bankieren steeds steviger op wetenschap kan steunen. Op termijn oogt de ECB-aanpak dus veelbelovend.”
2. De doelstellingen
Hier beginnen de problemen voor de ECB. Vooral onder impuls van de Duitse Bundesbank hanteert de ECB één doelstelling: prijsstabiliteit gedefinieerd als een inflatie beneden de 2% op jaarbasis. Paul De Grauwe: “Over de jaren heen groeide daarover een merkwaardige herinterpretatie van het Verdrag van Maastricht, de grondwet van de Economische en Monetaire Unie(EMU). Dat verdrag zegt inderdaad dat prijsstabiliteit het eerste objectief is. Maar ook dat, als die prijsstabiliteit niet in het gedrang komt, andere objectieven zoals werkgelegenheid een plaats in het beleid moeten krijgen.”
In tegenstelling tot de ECB streeft de Fed zowel prijsstabiliteit na als een optimale bijdrage aan economische groei en welvaart in het algemeen. De Grauwe: “Problematisch voor de ECB is dat ze naar buiten uit voortdurend argumenteert dat ze alleen prijsstabiliteit nastreeft, terwijl uit de concrete beleidsacties blijkt dat ze ook met andere factoren rekening houdt. Zo verlaagde de ECB in april 1999 de rentevoeten op een moment dat de inflatie al tegen de bovengrens van 2% aan zat.”
Dat de ECB verder kijkt dan die prijsstabiliteit, is tegelijk goed en slecht nieuws. De Grauwe: “Goed nieuws, omdat het aangeeft dat ze minder dogmatisch werkt dan ze vaak klinkt. Slecht nieuws, omdat die tegenstelling tussen woorden en daden negatief inwerkt op haar geloofwaardigheid.”
3. De transparantie
Zowel de markten als onderzoekers zijn het er meestal over eens: transparantie over de doelstellingen en over de beslissingsprocedures zijn primordiaal voor een centrale bank die geloofwaardigheid wil opbouwen. “Voor de buitenwereld komt de ECB veel doorzichtiger over dan de Fed. De ECB is heel expliciet over haar doelstelling qua prijsstabiliteit; de Fed is over geen énkele doelstelling duidelijk. Wie Greenspan hoort praten, krijgt vaak de indruk een orakel van Delphi te aanhoren vol ambivalentie en vaagheden. Toch genieten de Fed en Greenspan een enorme geloofwaardigheid, die hun de mogelijkheid biedt om flexibel in te spelen op de omstandigheden. De ECB heeft die flexibiliteit niet, en moet dus veel meer op haar tellen passen.”
Voor De Grauwe staat het buiten kijf dat de ECB haar geloofwaardigheid zou dienen door haar doelstelling over prijsstabiliteit minder rigide te maken – hoe contradictoir dat ook mag klinken. “Ruim de helft van de periode waarin de ECB de monetaire touwtjes in handen had, steeg de inflatie in de eurozone op jaarbasis met meer dan 2%. Het lijkt me aangewezen om die norm te versoepelen, en misschien zelfs minder expliciet te maken.”
4. Beleidsinstrumentarium
Om de geloofwaardigheid en de mogelijkheden tot flexibele beleidsvoering te verhogen, dringt zich echter minstens nog één verandering op. De ECB laat er in haar publicaties geen twijfel over bestaan: de belangrijkste pijler van haar beleidsinstrumentarium is de opvolging van de evolutie van de geldhoeveelheid. Het belang dat de ECB hecht aan de hoeveelheid geld die in de economie circuleert, vloeit rechtstreeks voort uit het principe van de geldneutraliteit. Dat principe houdt ten eerste in dat geldhoeveelheid en inflatie op langere termijn altijd en overal samen evolueren. En ten tweede, dat wat er met die geldhoeveelheid gebeurt geen invloed heeft op de reële economie van productie en werkgelegenheid.
Paul De Grauwe zet een groot vraagteken bij het geloof van de ECB in de geldneutraliteit. “Als je de relatie tussen de evolutie van de geldhoeveelheid en die van de inflatie onderzoekt, voor een grote groep landen over een periode van bijvoorbeeld dertig jaar, dan is die band erg intiem. Maar de relatie vertroebelt wanneer je een analyse maakt van landen met lage inflatie.” Volgens De Grauwe zou de ECB er dan ook goed aan doen komaf te maken met haar belangrijkste beleidsinstrument. “Nu moet ze zich voortdurend in bochten wringen om uit te leggen waarom je op de jongste gegevens over geldhoeveelheid niet echt kunt voortgaan. De Fed begon vanaf het midden van de jaren tachtig al het belang van de geldhoeveelheidscijfers af te zwakken. Vandaag spelen die gegevens geen rol van betekenis meer voor het Fed-beleid.”
Beter af met de ECB
De Leuvense hoogleraar besluit uit dit alles dat – als er enkele bijsturingen komen – het beleidsmodel van de ECB voor de toekomst meer garanties op een doelmatig beleid biedt dan het Fed-model. “Misschien moeten we het succes van centrale bankiers afmeten aan de verveling die ze bij de bevolking opwekken. Hoed u voor centrale bankiers die voor opwinding en passie zorgen. Trouwens, het zal de eerstkomende maanden nog moeten blijken of Greenspan echt de visionaire magiër is waar velen hem voor houden. Als het herstel in de VS stokt omdat de Amerikaanse gezinnen en bedrijven in de problemen komen als gevolg van de schuldoploop gedurende de tweede helft van de jaren negentig, dan zal Greenspan veel van zijn aureool verliezen. ‘ Watergate-journalist’ Bob Woodward kan dan beginnen schrijven aan zijn bestseller Maestro, over de Fed-voorzitter.”
Johan Van Overtveldt [{ssquf}]
jvanovertveldt@trends.be
Het verschil tussen Greenspan en Duisenberg is het verschil tussen gevoel en wetenschap.
Greenspan praat als een Grieks orakel, vol vaagheden. Dat geeft hem de flexibiliteit die de ECB mist.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier