Energiek regeren
We worden tegenwoordig om de oren geslagen met begrippen als groene stroom, hernieuwbare energie, windmolens, zonnepanelen, stijgende olieprijzen, energiefacturen, stroomcertifictaten, CO2-uitstoot, Bali en andere Kyoto’s. Het klimaat- en energiedebat in Europa is de jongste tijd pas echt hot geworden. Een mens zou er bijna het politieke geklungel in eigen land bij vergeten.
De doelstelling van de Europese Unie om tegen 2020 20 % minder energie te verbruiken, 20 % minder CO2 uit te stoten en 20 % van alle energie uit hernieuwbare energiebronnen te halen, is bijzonder ambitieus, maar ook noodzakelijk. Mijn allereerste les economie indachtig bouwt een land (of groep landen) altijd een voorsprong op door als eerste te investeren. Vandaag ingrijpen, kan een nog sterkere afhankelijkheid van fossiele brandstoffen (die nog schaarser en nog duurder zullen worden) afremmen. De invloed van de stijgende olieprijzen op de daling van de koopkracht toont dat die afhankelijkheid het best beperkt wordt.
Dure energie en de daling van de koopkracht zouden voor ons – politici – onze voornaamste zorgen moeten zijn. Want dat de koopkracht taant, is een niet te negeren feit. De stakingsgolf die door verschillende bedrijven waart, is er niet toevallig gekomen. Veel mensen hebben aan het einde van de maand echt problemen om hun rekeningen te betalen. En dan komt de Europese Centrale Bank net nu pleiten voor de afschaffing van de loon- indexering. Als slecht gevoel voor timing kan dat wel tellen. De ECB roept de overheden ook op om geen ‘populistische’ maatregelen te nemen in hun energiepolitiek. Ziet de ECB dan niet dat het energievraagstuk enkel aangepakt kan worden vanuit een sterke overheid, Europees, nationaal of regionaal?
Als de economie volop groeit, heeft iedereen de mond vol van het afslanken van de overheid, van liberaliseringen en meer concurrentie voor (nog) lagere prijzen. Maar als het slecht gaat, wenden zelfs ‘echte liberalen’ zich tot een sterke overheid. Dat zijn niet mijn woorden, maar de conclusie van een opinie van de Franse krant Libération twee weken terug toen het ging over de paniekreactie van president Sarkozy op het bankschandaal bij Société Générale. Als het slecht gaat, ziet zelfs de ‘liberale’ Sarkozy een interventionistische politiek en een sterke overheid plots wél zitten.
Voorstanders van ongebreidelde liberaliseringen botsen vroeg of laat met hun hoofd tegen de muur. Wat stellen we bijvoorbeeld in ons land vast? De Belgische energiemarkt is dan wel geliberaliseerd, maar in de praktijk mag die ‘vrije markt’ best tussen aanhalingstekens geplaatst worden. We kunnen dan wel kiezen uit verschillende aanbieders, maar in feite behoudt Electrabel nagenoeg het monopolie op de productie en de levering. Bedrijven mogen winst maken, maar ze moeten redelijk zijn. Ik stel me echt wel vragen als ik hoor dat de gasprijzen in België in 2007 met 34 % verhogen, terwijl op grond van verschillende internationale studies slechts 25 % objectief te verantwoorden valt. Waar gaat die andere 9 % dan naartoe?
Opnieuw: enkel een overheid die in een vrije markt spelregels oplegt en afdwingt, kan vermijden dat een liberalisering hapert of ontspoort. De liberalisering van de energiemarkt werkt niet zonder een sterke nationale regulator die dwingend kan optreden. Is dat populistisch? Toch niet, kijk maar naar de situatie in ons land. Los van de versnippering van bevoegdheden van de regulatoren (Creg, Vreg en andere) moeten we vaststellen dat die regulatoren in de praktijk in feite tandeloze tijgers zijn.
Normaal kan de Creg de prijzen voor transport en distributie (de gereguleerde delen van het circuit) vastleggen en drukken. Sinds twee jaar hebben de operatoren echter meer dan 550 rechtszaken geopend tegen de regulatoren. Terwijl de Creg tot voor enkele jaren de meeste zaken won, verliest ze systematisch sinds het hof van beroep de beoordelingsmarge van de regulator heeft ingeperkt. Resultaat: de Creg slaagt er de facto niet meer in tussenbeide te komen voor de tarieven van transport en distributie. Terwijl net die tarieven 35 % van de elektriciteitsfactuur uitmaken. Het resultaat spreekt voor zich: de gepeperde rekening valt elke maand bij iedereen in de bus.
Enkel een sterke overheidsregulator, met tanden om te monitoren, in te grijpen en te bestraffen waar mogelijk, kan monopolisten die willekeurig hun tarieven verhogen, enigszins temperen. Tot slot nog wat voer voor discussie. Waarom is er voor de telecomsector wel een ombudsdienst en voor de energiesector nog altijd niet? Toch geen overbodige luxe? En waarom staat ons land met een btw-heffing van 21 % voor gas en elektriciteit aan de top in het Europese klassement? Gas en elektriciteit lijken me toch geen luxeproducten.
De federale regering maakt er zich ogenschijnlijk bitter weinig zorgen over. De enige overheid die vandaag nog enigszins energiek regeert, lijkt Europa te zijn: daar is de discussie over een nieuwe staatshervorming net achter de rug. (T)
Mia De Vits – De auteur is Europees Parlementslid voor de sp. a.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier