EEN NIEUW TAIWAN ?
De Vietnamese omwenteling
Vandaag de dag blijft het debat levendig over het beleid dat de Oostaziatische ekonomische opbloei mogelijk heeft gemaakt. Het is in elk geval duidelijk dat alle “super-groeiers” in die regio minstens drie kenmerken gemeen hadden. Eén, makro-ekonomische stabiliteit. Twee, een relatief groot aantal privé-spaarders en investeerders. Drie, vrije toegang voor exportgerichte bedrijven tot geïmporteerde goederen.
Een land als Vietnam vertoont een duidelijke maar onvolledige groei in elk van deze domeinen, misschien nog wel het meest inzake makro-ekonomische stabiliteit. Het aantal privé-spaarders en investeerders is laag, maar het groeit gestadig en dat blijft allicht zo doorgaan. De handel is niet echt vrij : exporteurs hebben nog geen onbelemmerde toegang tot de geïmporteerde goederen die ze nodig hebben om volop te kunnen produceren. Men blijft echter druk uitoefenen op de regering om het handelsregime te liberalizeren.
VOORBEELD.
In de luttele jaren dat Vietnam nu bezig is aan een hervorming, heeft de ekonomie van dat land één van de meest ingrijpende omwentelingen in de geschiedenis gekend. Vietnam moet evenwel nog een lange weg afleggen voor het zijn buurlanden inhaalt ; daarvoor heeft het land een gezonde strategie nodig die gericht is op een duurzame groei.
Gelukkig hoeven de Vietnamezen niet ver te zoeken naar een voorbeeld : de strategie van exportgerichte industrializering, die in Taiwan gevolgd werd, is op maat gemaakt voor Vietnam. De Vietnamese groei in de jaren negentig vertoont overduidelijke gelijkenissen met de ekonomie van Taiwan in de jaren zestig. Beide landen hebben vooral een landelijk karakter, zonder veel natuurlijke rijkdommen, maar ze zijn dichtbevolkt en hebben oog voor het ontwikkelen van hun human resources.
Dat in Vietnam niet dezelfde industriële basis bestaat als in Taiwan toen daar de hervorming begon, mag nu geen probleem zijn. De exportgerichte industrieën die in Taiwan de groei aanzwengelden, kenden weinig struktuur. De eigen landelijke bevolking leverde werkkracht tegen lage lonen ; kapitaal en know-how werden op grote schaal geïmporteerd uit het buitenland. Taiwan slaagde erin zijn bestaande industriële basis (volledig gedomineerd door kapitaalintensieve bedrijven in staatseigendom) te omzeilen ; dat was de sleutel tot het sukses van de nieuwe industrializering.
VRAAG.
Als we stabiliteit en openheid identificeren als de belangrijkste ingrediënten voor een suksesvolle industrializering, dan veronderstellen we ook impliciet dat er in de ekonomie aktoren aanwezig zijn die daarop kunnen en willen inspelen als de omstandigheden gunstig zijn voor een vruchtbare groei. In Taiwan werd de produktie aanvankelijk gedomineerd door de staatsbedrijven, maar de privé-ondernemers zorgden uiteindelijk voor de groei van de exportgerichte industrie.
Wat Vietnam betreft, moet op dit ogenblik een dubbele vraag gesteld worden : beschikt dit land over een vergelijkbaar aantal ekonomische aktoren (ondernemers), en verkeren die in een situatie dat ze voordeel kunnen halen uit de ekonomische hervormingen ?
Alle tekenen wijzen op een bevestigend antwoord. Zelfs de meest achteloze waarnemer raakt onder de indruk van de ondernemersgeest die in Vietnam aan de oppervlakte komt. Deze indruk wordt bevestigd door de statistieken, die aangeven dat het aantal bedrijven in staatseigendom daalt terwijl het aantal privé-ondernemingen en gezinsbedrijven een voortdurende groei vertoont.
RENDEMENT.
Er hangt slechts één wolk boven de horizon : de privé-ondernemingen hebben een zeer klein aandeel in de totale produktie en tewerkstelling. Met het voorbeeld van Taiwan voor ogen, zal het gebrek aan privé-ondernemingen in Vietnam een zware belemmering zijn om het suksesverhaal van andere exportgerichte industrieën in Oost-Azië te herhalen.
In Taiwan bijvoorbeeld zorgen de privé-ondernemingen, die gemiddeld 40 mensen tewerkstellen, voor 85 % van de industriële toegevoegde waarde. De gezinsbedrijven, die groter zijn in aantal, nemen daarvan slechts 5 % voor hun rekening en de staatsbedrijven 10 %. Met andere woorden, de belangrijkste spelers in deze ekonomie zijn de kleine en middelgrote ondernemingen die uitgroeiden tot de meest dominante bedrijfsvorm in Taiwan omdat hun rendement op eigen vermogen ongeveer driemaal zo groot was als dat van de grote staatsbedrijven, en tweemaal zo groot als dat van de kleine gezinsbedrijven.
Wil Vietnam het ekonomisch sukses van Taiwan evenaren, dan zal het eveneens een dynamische KMO-sektor in de produktie moeten ontwikkelen. Van de overheid wordt hoofdzakelijk verwacht dat ze niet in de weg loopt en de dingen laat gebeuren. Tot dusver had de regering daar echter geen oren naar : haar regels en voorschriften inzake handel, investeringen en financiën vormen huizenhoge hindernissen voor de ontwikkeling van privé-ondernemingen.
KONTROLE.
Het grote struikelblok is de ideologie, die lijnrecht tegengesteld is aan de onbelemmerde ontwikkeling van een industriële privé-sektor. Hanoi heeft wel de noodzaak ingezien van een marktekonomie, maar schijnt deze toch nog altijd te willen beheersen en kontroleren. En een dergelijke kontrole is nu eenmaal veel gemakkelijker in een ekonomie die bestaat uit een klein aantal grote staatsbedrijven en multinationale joint ventures, dan wel in een ekonomie die samengesteld is uit een groot aantal kleine en middelgrote ondernemingen.
De marktekonomie in Vietnam zal zeker niet meer verdwijnen. Alleen is het nog niet duidelijk hoe die marktekonomie eruit zal zien : middelmatig en mank lopend zoals in veel landen van de Derde Wereld, of dynamisch en welvarend zoals in Taiwan. Het resultaat is in grote mate afhankelijk van de bereidheid om de ontwikkeling van een gezonde privé-sektor mogelijk te maken.
JAMES RIEDEL
James Riedel is professor ekonomie en lid van The Hong Kong Centre for Economic Research.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier